#AfricaProconsularis

2025-10-18

III Augusta, het garnizoen van de Maghreb (2)

Lambaesis, basis van III Augusta

Ik noemde in het vorige stukje hoe III Augusta in Tunesië en Algerije was terechtgekomen en een basis had gebouwd in Lambaesis. Uit de tijd van keizer Hadrianus (r.117-138) komt een belangrijke inscriptie: een toespraak van de keizer tot de manschappen. Hij prijst ze, maar maakt ook duidelijk hoe scherp de hiërarchie is tussen soldaten en officieren.

Met een onderbreking die ik nog zal noemen, was en bleef Lambaesis de basis van III Augusta. Soms gingen onderafdelingen naar andere provincies.

  • In 115-117 deed een onderafdeling mee aan Trajanus’ oorlog tegen het Parthische Rijk. Er vielen veel slachtoffers III Augusta werd versterkt met Syrische rekruten. (Hun grafstenen zijn gevonden in Lambaesis.)
  • Tussen 132 en 136 diende een grote onderafdeling in de oorlog tegen de messiaanse pretendent Bar Kochba.
  • Weer dertig jaar later kwamen soldaten van III Augusta in actie in de Parthische oorlog van Lucius Verus.
  • In 175 namen legionairs van III Augusta deel aan de Marcomannencampagne van Marcus Aurelius, die de Afrikaanse soldaten naar Hongarije bracht. Velen van hen keerden nooit meer terug omdat ze werden toegevoegd aan II Adiutrix, dat tijdens deze oorlog zware verliezen had geleden.
  • Keizer Septimius Severus, afkomstig uit Africa Procularis, kende het legioen in 193 de titel Pia Vindex (“Trouwe wreker”) toe. Dit suggereert dat III Augusta een rol speelde in de burgeroorlog na de moord op keizer Publius Helvius Pertinax.
  • In 215-217 zette Caracalla tegen de Parthen een onderafdeling uit Lambaesis in.
Bu Njem

Forten

Septimius Severus gaf rond 200 opdracht tot de bouw van een reeks forten langs de woestijngrens, zoals Ghadames, Gheriat el-Garbia en Bu Njem. Dit is de Limes Tripolitanus. Net als Lambaesis zijn ze bewaard gebleven en hebben ze een architectonische eigenaardigheid: vijfhoekige torens bij de poorten. Ze zijn uniek voor gebouwen van III Augusta.

Opvallend is dat er langs de woestijn erg veel forten zijn en dat die werden bezet door legionairs. Het is denkbaar dat III Augusta meer mannen onder de wapens had dan de 5300 waarop onderzoekers de grootte van een legioen meestal schatten. Ik voor mij weet geen enkele reden te noemen waarom alle legioenen even groot zouden moeten zijn geweest.

Crisis

Het lijkt erop dat III Augusta tussen pakweg 215 en 220 grote verliezen leed tegen een van de proto-Berber-stammen in het binnenland. Het werd weer op sterkte gebracht met manschappen van III Gallica, dat was ontbonden door Heliogabalus. Opnieuw kwamen mensen uit Syrië richting Africa Proconsularis en Numidië.

Een soldaat van III Augusta in Keulen (Römisch-Germanisches Museum)

In 238 gebruikte de gouverneur van Africa Proconsularis III Augusta om de opstand van een zekere Gordianus I en Gordianus II te onderdrukken. Hij was succesvol, maar dat derde Gordianus won de burgeroorlog van dat jaar. Eenmaal alleenheerser ontbond hij het legioen dat verantwoordelijk was voor de dood van zijn vader en grootvader.

Vijftien jaar later herformeerde keizer Valerianus het legioen. Het kreeg de bijnaam Iterum Pia Iterum Vindex (“dubbel trouw, dubbel wreker”). Het voerde nu een lange en moeilijke oorlog tegen de “Vijf volkeren”: een federatie van Berberstammen. De strijd duurde tot ongeveer 260, toen commandant Gaius Macrinus Decianus een overwinningsmonument oprichtte bij Lambaesis.

Late Oudheid

Dat de situatie nog niet voldoende veilig was, kan echter worden afgeleid uit het feit dat de legioenbasis in de volgende jaren werd versterkt. In 289-297 werd de strijd hernieuwd en zag keizer Maximianus zich gedwongen persoonlijk het bevel over de Romeinse strijdkrachten in Africa Proconsularis en Numidië op zich te nemen.

Onmiddellijk na de overwinning verliet III Augusta Lambaesis, en hoewel het in de regio bleef, weten we niet waar. Misschien is het ook wel de verkeerde vraag. Het is heel goed mogelijk dat het legioen verspreid is geweest over diverse forten langs de lange zuidelijke grens van het Romeinse Rijk. Het legioen wordt in elk geval nog steeds genoemd in de late vierde of vroege vijfde eeuw en we weten van een christelijke soldaat die is begraven in Madauros.

Een christelijke legionair uit Madauros

We weten ook dat het platteland van Numidië rond 400 onveilig was door religieuze terroristen, de zogeheten Circumcelliones. Het suggereert dat het Derde Legioen Augusta bij de bewaking van de enorm lange zuidelijke grens van het Romeinse Rijk uiteindelijk heeft gefaald.

#AfricaProconsularis #Algerije #BarKochba #BuNjem #Caracalla #Circumcelliones #GaiusMacrinusDecianus #Ghadames #GheriatElGarbia #GordianusI #GordianusII #GordianusIII #Hadrianus #Heliogabalus #IIAdiutrix #IIIAugusta #IIIGallica #Lambaesis #legioen #LimesTripolitanus #LuciusVerus #Madauros #Marcomannen #MarcusAurelius #Numidië #PubliusHelviusPertinax #RomeinsLeger #SeptimiusSeverus #Trajanus #Tunesië #Valerianus

2025-10-18

III Augusta, het garnizoen van de Maghreb (1)

De veldtekens van III Augusta (Koninklijke musea voor kunst en geschiedenis, Brussel)

De legioenen uit de vroege Keizertijd gaan terug op eenheden uit de late Republiek. Ze zijn vrijwel allemaal geformeerd door Julius Caesar of Octavianus. Het Derde Legioen, dat later de bijnaam Augusta zou krijgen, is een uitzondering. Het is in 43 v.Chr. in het veld gestuurd door consul Gaius Vibius Pansa. De nummers één tot en met vier waren toen, in de laatste jaren van de Republiek, gereserveerd voor de legers van de consuls. Pansa nam dus een eerste en een derde legioen mee toen hij oprukte naar Modena op de Povlakte om te strijden tegen Marcus Antonius. Een tweede en een vierde legioenen gingen mee, gecommandeerd door consul Aulus  Hirtius. Ook in het gezelschap: Octavianus, met een privéleger.

Het drievoudige leger won. Beide consuls kwamen echter om het leven. Octavianus was nu ineens meester van een heel groot leger, marcheerde op Rome en eiste de macht. Zo simpel.

Naar Africa Proconsularis

Het Derde Legioen bleef blij hem. Mogelijk was het aanwezig tijdens de dubbele slag bij Filippi (42), waarin Octavianus, inmiddels samenwerkend met Marcus Antonius, de moordenaars van Caesar versloeg. Later nam het Derde Legioen deel aan de oorlog om Sicilië, waar Octavianus afrekende met de laatste zoon van Pompeius, Sextus. Octavianus’ bondgenoot was het leger van Marcus Aemilius Lepidus, dat uit Tunesië was gekomen en na de overwinning zijn generaal in de steek liet. Octavianus nam dat leger over en stuurde het Derde Legioen naar Tunesië. En daar is het gebleven.

Inscriptie voor Gavius Macer van III Augusta (Lepcis Magna)

Het is niet helemaal duidelijk waar het legioen zich aanvankelijk bevond. Het gebied, dat Africa Proconsularis heette, was vrij rustig en misschien zette Octavianus de soldaten in bij de herbouw van Karthago. Dan zal de eerste basis wel in de buurt van die stad zijn geweest, maar bewijs ontbreekt. In elk geval documenteert een inscriptie uit 14 na Chr. soldaten die een weg aanleggen van Tacape (Gabès in zuidelijk Tunesië) naar hun basis. Die bevond zich wellicht in Theveste, vanuit Tunesië bezien nét over de grens met Algerije.

Tacfarinas

III Augusta bewaakte de 3000 kilometer lange grens van de Atlantische Oceaan tot en met Tripolitana. Dus Marokko, Algerije, Tunesië en half Libië. Hoewel dit een doorgaans rustig deel was van het Romeinse Rijk, kreeg III Augusta het hard te verduren in de jaren 17-24, toen het de strijd moest aanbinden tegen Tacfarinas, die een anti-Romeinse coalitie had gevormd uit Numidische en Mauretaanse stammen. Misschien vormde deze oorlog de aanleiding tot de overplaatsing van het legioen naar Ammaedara, het huidige Haïdra.

III Augusta, gecommandeerd door de gouverneur van Afrika, Marcus Furius Camillus, wist Tacfarinas in 17 in een geregelde veldslag te verslaan, maar deze begon een guerrilla: het soort oorlog waar de Romeinen het minst van begrepen. In 18 versloeg hij zo een onderafdeling van III Augusta. De nieuwe commandant, Lucius Apronius, strafte de legioensoldaten met decimatie, d.w.z. het doden van elke tiende soldaat. In 21 kreeg het Derde versterking van VIIII Hispana, maar de oorlog duurde nog voort. In 24 wist gouverneur Junius Blaesus de rebel te verslaan en mocht het Negende weer vertrekken, maar Tacfarinas keerde onmiddellijk terug. III Augusta was nu echter in staat hem te isoleren en tot zelfmoord te drijven.

Stempel van III Augusta (Annaba)

Senatorieel legioen

In deze tijd was het Derde het enige legioen dat onder bevel stond van een senator, namelijk de proconsul (gouverneur) van Africa Proconsularis. Eén van hen zou Velleius Paterculus geweest kunnen zijn, de auteur van een korte Romeinse Geschiedenis. Dit feitje is gebaseerd op de interpretatie van een inscriptie die echter ook anders te lezen is. Onmogelijk is het echter niet.

Keizer Caligula (r.37-41) vond het riskant om een ​​legioen in handen te laten van een senator, die immers voldoende waardigheid bezat om een gooi naar het keizerschap te doe. Hij koos ervoor zelf de commandant van III Augusta aan te wijzen – het was niet langer een senatorieel ambt. Caligula’s opvolgers Claudius en Nero zetten dit beleid doorgaans voort.

Het Vierkeizerjaar

Tijdens de verwarde laatste jaren van Nero kwam Lucius Clodius Macer in opstand tegen de tirannieke despoot. Hij formeerde in 68 een ander legioen, I Macriana Liberatrix, en steunde Sulpicius Galba, die vanuit Spanje naar Italië kwam en het keizerschap bekleedde. De nieuwe heerser wantrouwde Macer echter en beval een officier genaamd Trebonius Garutianus om de commandant van de twee legioenen te doden.

In januari 69 verloor Galba de controle over de situatie. Hij werd gedood en er brak een burgeroorlog uit tussen Otho en Vitellius, een voormalige gouverneur van Africa die inmiddels aan het hoofd stond van het Rijnleger. III Augusta koos de zijde van Vitellius, maar mengde zich niet in de strijd. Uiteindelijk wist weer een andere pretendent, Vespasianus, de macht te grijpen en een dynastie te stichten. Deze keizer was ook verantwoordelijk voor de overplaatsing van het legioen van Ammaedara terug naar Theveste (75).

Zes jaar later volgde een nieuwe overplaatsing, nu naar Lambaesis in Numidië. Veteranen vestigden zich in de omgeving: in Djemila, Sétif en Timgad. De Romeinen ontgonnen en koloniseerden de Algerijnse Hautes Plaines werden in hoog tempo.

[Wordt vervolgd.]

#AfricaProconsularis #Algerije #Ammaedara #AulusHirtius #Caligula #Claudius #decimatie #Djemila #Gabès #GaiusVibiusPansa #Galba #Haïdra #IMacrianaLiberatrix #IIIAugusta #JuliusCaesar #JuniusBlaesus #Lambaesis #legioen #LuciusApronius #LuciusClodiusMacer #MarcusAemiliusLepidus #MarcusAntonius #MarcusFuriusCamillusAfricanus #MarcusVelleiusPaterculus #Mauretanië #Nero #Numidië #Otho #RomeinsLeger #Sétif #SextusPompeius #slagBijFilippoi #Tacape #Tacfarinas #Theveste #Timgad #TreboniusGarutianus #Tunesië #Vespasianus #Vierkeizerjaar #VIIIIHispana #Vitellius

2025-08-15

Provinciale herindelingen

Africa (Musée des beaux-arts, Lyon)

Dit wordt een saai blogje. Ik schrijf het vooral voor mezelf, omdat ik even wat dingen op een rijtje wil hebben. Dus u moet het maar niet lezen, tenzij provinciale herindelingen uw hobby zijn.

Maar het zit dus zo. Als u in de eerste helft van de tweede eeuw v.Chr. naar de Maghreb had gekeken, dan lag in het oosten, waar nu Tunesië ligt, het gebied waarover de stad Karthago de scepter zwaaide. Reisde u naar het westen, dan arriveerde u in Numidië, en dat bestond uit het gebied van twee groepen: in het oosten de Massyliërs en in het westen de Masaeisyliërs. De koning van de Numidische volken is op dat moment Massinissa; hij resideerde in Cirta, het huidige Constantine. Nog wat verder naar het westen, zeg maar in wat wij Marokko noemen, leefden de Mauri.

De Romeinse Republiek

Massinissa breidde zijn rijk gestaag uit naar het oosten, ten koste van Karthago. Rond 173 veroverde hij Dougga en kort voor 150 Bulla, dat sindsdien Bulla Regia heette, het “koninkijke Bulla”. Omdat de Romeinen voorzagen dat Massinissa’s volgende verovering Karthago zou zijn, wat betekende dat er opnieuw een supermacht was in de Maghreb, annexeerden ze het gebied in 146 zelf. Karthago werd verwoest en de hoofdstad van de provincie Africa was daarom het oeroude Utica.

Een eeuw later raakte Julius Caesar verwikkeld in een conflict met de Numidische koning Juba I, die aanvankelijk succes had, zich verbond met Caesars tegenstanders en in 46 v.Chr. met hen werd verslagen in de slag bij Thapsus. Van het westelijk deel van zijn koninkrijk, Masaesylië dus, maakte de Mauri-vorst Bochus II zich meester, de broer van Caesars bondgenoot Bogud, die zelf regeerde over de Mauri in het huidige Marokko.

Het oostelijk deel van het rijk van Juba, Massylië, werd nu Romeins. Een deel daarvan werd als Africa Nova toegevoegd aan Africa, terwijl het deel rond Cirta in handen viel van de Romeinse vrijbuiter Publius Sittius. Later werd ook dit geannexeerd, maar Cirta en drie andere steden behielden enige autonomie.

De Romeinse keizertijd

Na de burgeroorlogen die volgden op de moord op Caesar werden Africa en Africa Nova verenigd tot Africa Proconsularis, met als hoofdstad het inmiddels herbouwde Karthago. Binnen deze provincie behield Cirta dus enige autonomie, en verder was er een zone onder militair gezag die wordt aangeduid als Numidia. Hier had de commandant van het Derde Legioen Augusta het voor het zeggen.

Stand van zaken in de tijd van keizer Augustus en keizer Tiberius:

  • in het verre westen de Mauri in het huidige Marokko, geregeerd door Juba II;
  • middenin de Masaesyliërs, eveneens geregeerd door Juba II, met als voornaamste stad Iol Caesarea (Cherchell).
  • in het oosten de Romeinse provincie Africa Proconsularis, bestuurd vanuit Carthago,
    • met de semi-autonome steden rond Cirta;
    • met de militaire zone Numidia.

In het jaar 40 na Chr. annexeerde keizer Caligula Mauretanië, dat twee jaar later door zijn opvolger Claudius werd gesplitst in een westelijk Mauretania Tingitana en een oostelijk Mauretania Caesarea. Ondanks de naam Mauretania was dit gebied traditioneel dat van de Numidische Masaesyliërs.

Nog wat latere aanpassingen: keizer Septimius Severus maakte de militaire zone Numidië tot een zelfstandige provincie met als hoofdstad Lambaesis. Een eeuw later splitste Diocletianus Africa Proconsularis in drieën, die Africa Proconsularis, Byzacena en Tripolitana heetten, terwijl de vier autonome steden in het westen van Africa voortaan bekendstonden als Numidia Cirtensis. Deze vijf provincies en de twee Mauretanische provincies vormden samen het diocees Africa.

Ik zei toch dat dit een saai blogje zou zijn? En hoewel ik hier even op heb zitten puzzelen, ben ik nog steeds niet helemaal zeker van mijn zaak.

#AfricaProconsularis #Algerije #Augustus #BochusII #Bogud #BullaRegia #Caligula #Cherchell #Cirta #Claudius #Diocletianus #Dougga #IolCaesarea #JubaI #JubaII #JuliusCaesar #Karthago #Lambaesis #Marokko #Masaeisyliërs #Massinissa #Massyliërs #Mauri #Numidië #PubliusSittius #SeptimiusSeverus #Thapsus #Tiberius #Tunesië #Utica

2025-08-08

Saturnus Africanus (2)

Wijding aan Saturnus Africanus (Nationaal archeologisch museum, Algiers)

[Dit is het tweede van twee blogjes over Saturnus Africanus. Het eerste was hier.]

Het onderzoek naar de inscripties is al begonnen in de negentiende eeuw en de grote Algerije-kenner Stéphane Gsell vatte het allemaal samen. Daaraan voegde Marcel Le Glay in 1966 de resultaten van driekwart eeuw archeologisch onderzoek toe; u vindt de monografie hier. Daarna zijn er deelpublicaties geweest, maar ik ken geen andere synthese dan die van Le Glay. Die behandelt gelukkig wel een veelvoud aan aspecten, zoals de eigenlijke eredienst.

Verering

Er was, zo begrijp ik, onderscheid tussen de priesters (sacerdotes) en de ingewijde gelovigen (sacrati), die bij wijze van initiatie onder een juk moesten doorgaan. Een ander ritueel was het samen drinken van een honing-melk-drank. Ouders konden, zoals met de christelijke kinderdoop, baby’s al opdragen aan de bescherming van de god. De Saturnus-eredienst stond dus niet voor iedereen open; je moest een keuze maken voor toetreding, waarna er eisen aan je werden gesteld. Die doen zo oosters aan als je verwacht bij een godheid die minimaal ten dele uit Fenicië komt: je moest je schoenen uitdoen als je een heiligdom betrad en je mocht geen varkensvlees eten. En je moest je zoveel mogelijk onthouden van de verering van andere goden. Saturnus was niet zomaar een god, hij was simpelweg de heer, ba’al ofwel dominus.

Wijding aan Saturnus (Archeologisch museum, Guelma)

Gegeven het enorme aantal inscripties, was Saturnus meer dan zomaar een god. Hij was simpelweg dé god. Ter vergelijking: er zijn uit de genoemde regio 106 voor Hercules, 117 voor Minerva en 246 voor Mercurius. Dat Saturnus de Africaanse oppergod was, blijkt ook wel uit het feit dat de officiële oppergod, Jupiter dus, is vertegenwoordigd met slechts 46 inscripties. (Ik sluit niet uit dat ik verkeerd heb gezocht.)

De eretitels verraden een veelheid aan aspecten. Als Saturnus Balcaranensis is hij de god van de heilige berg Bou Karnine; hij heet Pater (vader), Genitor (schepper), Frugifer (vruchtvoortbrenger), Sanctus (heilig), Aeternus (eeuwig) en Deorum omnium princeps (eerste onder alle goden).

Het is interessant dat een godheid die weliswaar een Latijnse naam had maar toch vooral een NumidischFenicisch syncretisme belichaamt, zo belangrijk was. Le Glay oppert dat de populaire oosterse, door ingewijden als enige godheid te vereren oppergod in feite de wegbereider was voor de oosterse godheden die eveneens niet accepteerden dat hun ingewijden andere goden vereerden – Christus en Allah.

Saturnus Africanus in Tiddis

Intermezzo

Tot zo ver. Een actuele synthese heb ik niet kunnen vinden. Dat is wat verontrustend, en niet alleen omdat onderzoek begint te verouderen op het moment dat een manuscript wordt afgerond. Er is, als het gaat om antieke religie, een perspectiefwisseling geweest.

Kort door de bocht samengevat komt het erop neer dat antieke religie lang bekeken is geweest vanuit een christelijk perspectief. Zo interpreteerden oudhistorici het jodendom (althans tot het Nieuwe Perspectief op Paulus), grosso modo zoals christelijke theologen dat hadden gedaan. Ging het om het heidendom, dan namen oudheidkundigen laatantieke christelijke polemiek, zoals de bewering dat een taurobolium een doop in stierenbloed zou zijn, vrij kritiekloos over.

Uitgestorven zijn die vooroordelen bovendien niet. Op de expositie “Boven het maaiveld” wordt de christelijke laster dat heidenen religie slechts als transactie zagen (do ut des), zonder blikken of blozen herhaald. Het christendom behoudt zo zijn invloed, ook waar wetenschappers allang beter weten.

Wijding aan Saturnus Africanus (Archeologisch museum, Sétif)

Door een combinatie van factoren, zoals de ontkerkelijking en de ontsluiting van nieuwe (archeologische en tekstuele) data, kijken oudheidkundigen inmiddels anders naar antieke religie. Opnieuw kort door de bocht: we zien hoe onbruikbaar het concept is. De term is sowieso alleen in zéér algemene zin te definiëren en mede daardoor zijn vrijwel alle generalisaties zinledig. Zoals het christendom zich verhoudt tot de islam zoals rugby zich verhoudt tot tennis, zo moet de verering van Saturnus Africanus zich tot het christendom hebben verhouden zoals dammen tot schansspringen.

Nieuwe visies op religie, dezelfde Saturnus

En dan wordt de door Le Glay geboden reconstructie eigenlijk wat verdacht. Hij schetst een eredienst voor Saturnus die op nogal wat plekken gemodelleerd lijkt op het christendom, met inwijdingsrituelen en priesters en hiernamaalsgeloof en exclusivisme en eeuwigheid en schepping en voedselrituelen en baby-bescherming. Het enige dat ontbreekt is een heilig boek.

Ik trek Le Glays integriteit allerminst in twijfel, maar ik sluit niet uit dat hij in zijn betoog dingen heeft uitgelicht die aansloten bij zijn impliciete, op het christendom gebaseerde definitie van religie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij Tertullianus’ opmerking dat Tiberius mensenoffers verbood, niet heeft herkend als een verzonnen heidense erkenning dat Jezus’ kruisdood het ultieme offer was geweest dat andere offers overbodig maakte.

Eigenlijk zou ik over Saturnus Africanus iets moderners willen lezen (zoals er over het jodendom, het christendom en de verering van Mithras volop boeken zijn die niet zijn geschreven met in het achterhoofd een beeld van het christendom), maar ik heb het niet kunnen vinden. Voor suggesties staat de commentaarsectie open.

#AfricaProconsularis #Algerije #BaälHammon #inscriptie #Kronos #MarcelLeGay #Marokko #MauretaniaCaesariensis #MauretaniaTingitana #Mithras #NieuwePerspectiefOpPaulus #Numidië #RomeinseReligie #Saturnus #SaturnusAfricanus #StéphaneGsell #syncretisme #taurobolium #Tiberius #Tunesië

2025-08-08

Saturnus Africanus (1)

Saturnus Africanus (Musée du Bardo, Tunis)

Je hoeft geen Latijn te kennen om te begrijpen dat “Saturnus Africanus” de godheid Saturnus is zoals die werd vereerd met Afrikaanse rituelen. Wie Tunesië, Algerije of Marokko bezoekt, kan niet om deze Romeinse godheid heen, al was het maar omdat hij staat vermeld in bijna 2500 gepubliceerde Latijnse inscripties, gevonden van Karthago in het oosten tot Volubilis in het westen. Vaak staat hij op die inscripties ook afgebeeld; er zijn verder honderden afbeeldingen zonder tekst. Ook zijn 200 cultusplaatsen bekend. Het bovenstaande reliëf was tien jaar geleden een van de pronkstukken op de Karthago-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden; als u het daar niet zag, zult ervoor Tunis moeten, naar het Bardo-museum.

Van boven naar beneden herkent u de god, gezeten op een troon, met een scepter en een snoeimes in de hand, met vóór hem het hoofd van óf zijn echtgenote Venus Caelestis óf de zon. Onder hem ziet u degene die deze stèle heeft opgericht. Hij staat op het punt een lam te offeren. De vlammen laaien al op van het altaar. Er zijn honderden van dit soort afbeeldingen. De baardige godheid draagt vaak een kleed over het hoofd en gaat niet zelden vergezeld van de goddelijke Tweelingen of de Zon en Maan.

Hammon, Ba’al, Kronos, Saturnus

De Maghrebijnse Saturnus is een meervoudige godheid. Voor zover te reconstrueren was er eerst een Fenicische godheid, meegenomen door de Fenicische kolonisten aan de kust, en gecombineerd met een lokale godheid die we niet kennen. Deze Ba’al Hammon werd de stadsgod van Karthago, en had Tanit als echtgenote. Of zij een Fenicische of een plaatselijke godin is, is onbekend. De Grieken stelden de Karthaagse Ba’al Hammon gelijk aan hun Kronos, wat opmerkelijk is, aangezien ze in Fenicië de god El gelijkstelden aan hun Kronos. Toen de Romeinen de Maghreb overnamen, stelden ze de lokale Hammon ≡ de Fenicische Ba’al ≡ de hellenistische Kronos gelijk aan hun Saturnus, en omdat de inscripties zijn gesteld in het Latijn, is hij onder die naam het beste bekend.

Tanit werd voortaan aangeduid als Venus Caelestis, “hemelgodin”, wat ook al wonderlijk is, omdat de hemelgod meestal mannelijk is. Bovendien wordt Tanit ook gelijkgesteld aan Juno.

Saturnus Africanus met de goddelijke Tweelingen (Archeologisch museum, Sétif)

Wiens syncretisme?

Wat dit alles betekent? In elk geval dat de Grieken en Romeinen de lokale ideeën niet zomaar naar hun hand konden zetten. Ze konden zelf dan wel denken dat de hemel mannelijk was, maar konden er in de Maghreb niet omheen dat men het daar anders zag. En in de klassieke teksten mocht Kronos dan de Griekse naam zijn van de oosterse El, in Africa was Kronos/Saturnus gelijk aan Ba’al Hammon. De Romeinen hadden het maar te accepteren.

Dat de gelijkstelling niet plaatsvond op Romeinse maar inheemse voorwaarden, wordt bevestigd door het feit dat er geen Saturnus-inscripties bekend zijn uit Tripolitana, hoewel die regio in het noordoosten van het huidige Libië wél behoorde tot de provincie Africa Proconsularis. Als de Romeinen het syncretisme hadden verzonnen, zou de godheid overal Saturnus hebben geheten, maar de bewoners van Tripolitana bepaalden anders. Hier vinden we dus de verering van Jupiter Ammon.

Saturnus Africanus had ook geen Italisch takenpakket. Daar was Saturnus een vrij onbeduidende graangod. In de Maghreb was Saturnus een schepper, zorgde voor regen, beschermde behalve het graan ook andere gewassen, regelde de vruchtbaarheid van de dieren en mensen, liet de zon en maan opkomen, was aanwezig op grafvelden, garandeerde een eeuwig leven en beschermde de koning (bijvoorbeeld Juba II) en de keizer. Ook de verstedelijking ressorteerde onder Saturnus. Wat we dus zien is niet de romanisering van een Maghrebijnse godheid, maar de maghrebisering van een Italische god.

Evengoed waren er Romeinse invloeden, zoals de afbeeldingen met guirlandes en de geleidelijke vervanging van cultusplaatsen in het open veld of op heuveltoppen door meer klassieke tempels. Tertullianus, een christelijke auteur die uit Africa stamde en er dus met z’n neus bovenop zat, kent een andere Romeinse invloed: hij vertelt dat de kinderoffers die ooit aan de oude god werden gebracht, ten tijde van keizer Tiberius waren verboden. Op afbeeldingen zien we dat in plaats van een kind een schaap werd geofferd.

Een heuveltop met een tempel van Saturnus Africanus (Thuburbo Maius)

Uiteindelijk maakte de verering van de Maghrebijnse Saturnus plaats voor de overal in de Romeinse wereld steeds populairdere Christus. De inscripties en afbeeldingen worden zeldzamer naarmate het christendom populairder wordt. De laatste precies dateerbare Saturnus-inscriptie is uit 272, maar er zijn nog afbeeldingen uit de vierde eeuw en munten uit de tijd van de tijd van Theodosius I (r.378-395). De tempel van Venus Caelestis in Karthago functioneerde nog in het eerste kwart van de vijfde eeuw.

[wordt vervolgd]

#AfricaProconsularis #Algerije #BaälHammon #El #inscriptie #JubaII #Karthago #Kronos #Marokko #MauretaniaCaesariensis #MauretaniaTingitana #mensenoffer #Numidië #RomeinseReligie #Saturnus #SaturnusAfricanus #schaap #syncretisme #Tanit #Tertullianus #TheodosiusI #Tiberius #Tunesië #TweelingenHalfgoden_ #VenusPlaneet_ #VenusCaelestis #Volubilis

2025-08-05

De opstand van Tacfarinas (3)

Een ereteken voor de Romeinse commandant Scipio in Lepcis Magna

[Dit is het laatste van drie blogjes over de opstand van Tacfarinas. Het eerste was hier.]

De voor het jaar 21 na Chr. door keizer Tiberius aangewezen commandant, Quintus Junius Blaesus, had een nieuwe strategie. Hij begreep dat een regulier leger 100% van de bezittingen 100% van de tijd moet beschermen, terwijl een guerrilla-leider maar af en toe succes hoeft te hebben om door te kunnen gaan. Mits hij de steun heeft van de boeren, die het guerrilla-leger moeten voeden. Blaesus besloot de boerenbevolking beter te beschermen of – afhankelijk van je perspectief – meer onder druk te zetten en verspreidde daarom zijn troepen. Hij bezat immers twee legioenen met hulptroepen en kon zijn manschappen dus ook over een breed terrein inzetten.

Contraguerrilla

VIIII Hispana opereerde in het oosten, langs de weg naar Lepcis Magna, waar generaal Scipio belette dat de rebellen samenwerkten met de verderop wonende Garamanten. Blaesus’ zoon beschermde de boeren rond de Numidische hoofdstad Cirta (tegenwoordig Constantine). Zelf opereerde Blaesus, aan het hoofd van III Augusta, in het centrum, in de omgeving van het huidige Tébessa. Tacitus schrijft:

Door met de beste soldaten op strategische punten forten en versterkte plaatsen aan te leggen had Blaesus de manoeuvreerruimte voor de vijanden zeer beperkt, waardoor ze zich nergens meer veilig wisten: waarheen ze ook afbogen, altijd was er wel een Romeinse eenheid vóór hen, in hun flank en vaak ook in hun rug. Grote aantallen werden op die manier vernietigd of ingesloten.

Vervolgens splitste Blaesus zijn al in drieën verdeelde leger op in nog meer eenheden die hij onder bevel plaatste van beproefde centurio’s. Ook trok hij niet, zoals zijn voorgangers hadden gedaan, aan het eind van de zomer de troepen terug of legerde hij ze in de winterkwartieren [in Ammaedara], maar legde hij her en der forten aan en liet hij van daaruit Tacfarinas, die steeds van kamp wisselde, opjagen door middel van lichtgewapende soldaten die de weg kenden in de woestijn.noot Tacitus, Annalen 3.74.2-3; vert. Wes.

De laatste opmerking is interessant. Feitelijk zien we dat de Numidische bevolking verdeeld is: er waren mensen die met het Romeinse leger wilden samenwerken. Het idee dat ik aanstipte in het eerste blogje, dat we Tacfarinas’ opstand kunnen bezien als uiting van anti-Romeins verzet, is dus onjuist. Maar ook het andere idee, dat men juist sneller aansluiting wilde bij de Romeinse cultuur, is onjuist.

Uiteindelijk, nadat zijn broer gevangengenomen was, trok Tacfarinas zich helemaal terug, echter haastiger dan in het belang was van de provinciebewoners, want nog steeds waren er figuren over die de oorlog weer konden doen oplaaien.noot Tacitus, Annalen 3.74.3; vert. Wes.

Het is complexer dan “Rome versus Numidië”, waarbij we Numidië óf opvatten als gretige bondgenoot óf als anti-Romeinse tegenstander. We hebben feitelijk te maken met een lokale elite die wilde samenwerken met Rome, die zich gefrustreerd voelde, die een capabele commandant voor de eigen troepen vond, en die verdeeld reageerde toen Rome succes begon te krijgen. Anders gezegd: Rome bestuurde via lokale elites en er waren altijd pro-Romeinse mensen, zoals er in tijden van crisis anti-Romeinse mensen waren.

Juba II (Oude museum, Cherchell)

Het einde

De vlucht van Tacfarinas was echter niet het einde van de oorlog. In 23 overleed Juba II, de koning van de Mauri in Marokko en het westen van Algerije. Sommige van Juba’s onderdanen hadden onder leiding van Mazippa zij aan zij met Tacfarinas’ Musulamii gestreden; nu hun koning dood was, raakte het koninkrijk nog meer verdeeld. Mazippa kreeg steun van groepen Garamanten (een nomadisch volk dat leefde tussen Lepcis Magna en de oases van Libië) en de laatste troepen van Tacfarinas.

Samen sloegen ze het beleg op voor Thubursicum Numidarum, een heuvelfort in het noordoosten van Algerije. Gesteund door Mauri die wel loyaal waren aan Rome – Rome bestuurde via de lokale elite – wist III Augusta, inmiddels gecommandeerd door Publius Cornelius Dolabella, de blokkade echter op te heffen.

Thubursicum Numidarum

Tacfarinas vluchtte naar een verlaten Romeins fort dat hij ooit zelf in brand had laten steken, en meende daar veilig te zijn. Evengoed vertelden Numidische bondgenoten aan Dolabella waar ze Tacfarinas konden vinden. Toen de Romeinen in het voorjaar van 24 de aanval inzetten, wierp de Numidische leider zich in de vijandelijke speren en kwam zo om het leven.

In de komende decennia werd in het gebied van de Musulamii de ene Romeinse stad na de andere gebouwd: Mactaris, Theveste, Madauros, Timgad, Cuicul, Sitifis, Thamugadi en Lambaesis. En toch: er bleven altijd nomaden. Ze moesten andere routes zoeken, maar de symbiotische relatie met de steden bleef bestaan.

#AfricaProconsularis #Algerije #Ammaedara #Cirta #Garamanten #IIIAugusta #JubaII #LepcisMagna #Libië #Marokko #Mauri #Mazippa #Musulamii #nomadisme #Numidië #PubliusCorneliusDolabellaAfricanus #PubliusCorneliusTacitus #QuintusJuniusBlaesus #Tacfarinas #ThubursicumNumidarum #Tiberius #Tunesië

2025-08-05

De opstand van Tacfarinas (2)

Een Numidische ruiter (Musée du Bardo, Tunis)

[Dit is het tweede van drie blogjes over de opstand van Tacfarinas. Het eerste was hier.]

In hetzelfde jaar [17 na Chr.] brak er in Africa oorlog uit. De aanvoerder van de vijanden was Tacfarinas. Hij was een Numidiër van geboorte en had in het Romeinse leger gediend bij de hulptroepen. Later was hij gedeserteerd.noot Tacitus, Annalen 2.52.1; vert. Wes.

Een deserteur: de Romeinse geschiedschrijver Tacitus weet wel hoe hij een personage zó bij moet introduceren dat lezers meteen weerzin voelen. En nu was die nietswaardige dus vervallen tot banditisme.

Eerst had hij een aantal figuren die zonder middelen van bestaan rondzwierven en overvallen pleegden, om zich heen verzameld om links en rechts te roven en te plunderen…noot Tacitus, Annalen 2.52.1; vert. Wes.

Met andere woorden: nomaden die in hun bewegingsvrijheid waren beperkt en weinig alternatieven hadden. De ontevreden hulptroeper had de mannen gevonden die hem konden helpen. Hij organiseerde ze alsof ze een Romeins leger waren, met infanterie- en cavalerie-eenheden.

Uitbreiding van de opstand

Wat was begonnen als een reeks roofovervallen in het zuidoosten van Algerije en het zuiden van Tunesië, breidde zich uit naar het westen, waar de Mauri zich bij de opstand aansloten.

Hun aanvoerder was Mazippa. De twee commandanten hadden hun manschappen zó verdeeld dat Tacfarinas op Romeinse wijze uitgeruste soldaten kon concentreren in een kamp om ze een militaire training te geven, terwijl Mazippa met lichtgewapende bendes brandstichtend en moordend rondtrok en overal terreur uitoefende.noot Tacitus, Annalen 2.52.2; vert. Wes.

Dit schreeuwde om een Romeinse reactie. De gouverneur van Africa, Marcus Furius Camillus, rukte met III Augusta op tegen Tacfarinas. Omdat die inmiddels aan het hoofd stond van een getraind Numidisch leger, ontweek hij de slag niet – en hij werd door de legionairs verslagen. Dat leverde Furius Camillus een standbeeld in Rome en wat militaire onderscheidingen op, maar Tacfarinas was nog in leven en kon de oorlog voortzetten. Een oorlog die nu eens leek op een regulier conflict, en dan weer op een guerrilla.

Het volgende jaar zag een herhaling. Tacfarinas versloeg een onderafdeling van III Augusta, maar de nieuwe Romeinse gouverneur wist vervolgens het Numidische leger te verslaan. Maar ook hij kon de oorlog niet beëindigen en de rebellen kregen steeds meer ruimte om toe te slaan. Ze bedreigden de steden aan de kust. Dit bewijst dat ze konden rekenen op de steun van de bevolking, die inmiddels was verstoken van seizoenarbeiders.

Een Romeinse ruiter (Musée national des antiquités, Algiers)

Onderhandelingen

Er moest een compromis worden gevonden. De Musulamii vochten om de oude samenwerking te herstellen, waarbij ze vrijuit konden bewegen. Tacfarinas stuurde dus gezanten naar keizer Tiberius, die uitlegden dat ze gedwongen waren tot actie zolang de verhoudingen niet hersteld waren. Tiberius ervoer dit als belediging: Rome had het destijds Spartacus niet toegestaan om op basis van afspraken een einde aan een conflict te maken, dus het huidige, veel machtigere Rome moest het Tacfarinas ook niet toestaan.noot Tacitus, Annalen 3.73.2.

In het jaar 21 stuurde Tiberius daarom VIIII Hispana, dat tot dan toe was gestationeerd in Siscia (het huidige Sisak in Kroatië), om III Augusta te helpen. Eenmaal in Africa toonde de nieuwe commandant, Quintus Junius Blaesus, zich echter bereid tot concessies. En dat werkte. Door een amnestie af te kondigen, bracht hij diverse groepen ertoe Tacfarinas in de steek te laten.noot Tacitus, Annalen 3.73.3.

[wordt vervolgd]

#AfricaProconsularis #Algerije #IIIAugusta #MarcusFuriusCamillusAfricanus #Mauri #Mazippa #Musulamii #nomadisme #Numidië #PubliusCorneliusTacitus #QuintusJuniusBlaesus #Spartacus #Tacfarinas #Tiberius #Tunesië #VIIIIHispana

2025-08-05

De opstand van Tacfarinas (1)

Ruiter uit een nomadenvolk (Museum Bani Walid)

Het simpele verhaal eerst: Tacfarinas was een Numidische plattelandsrebel die het tijdens de regering van keizer Tiberius opnam tegen de Romeinse legers. Zulke opstanden zijn overal gedocumenteerd waar de Romeinen de macht overnamen. Dat was het simpele verhaal. Nu de iets complexere betekenis. Je kunt zulke gebeurtenissen op verschillende manieren interpreteren, bijvoorbeeld als een vorm van verzet tegen een vreemde overweldiger, of als protest tegen een te geringe mogelijkheid om te profiteren van de kansen die de Romeinse wereld bood, of een combinatie van deze twee motieven, of nog anders.

Perspectiefwisselingen

Het kan nog iets complexer. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog veranderde de westerse visie op Griekenland en Rome. Tot dan toe had men de verspreiding van de klassieke cultuur beschouwd als iets goeds. Een veroveraar als Alexander de Grote of een imperialistische mogendheid als Rome bracht de verslagen bevolking naar een hoger cultureel plan. Na de Dekolonisatie keerde het perspectief om: Alexander gold als een massamoordenaar en de Romeinen stonden vijandig tegenover de lokale culturen.

Het eerstgenoemde perspectief is niet automatisch onjuist. Wie welvaart brengt – en dat deed Rome meer dan Alexander – maakt ethische keuzes mogelijk die voordien niet bestonden. Dat noemen we vooruitgang. Ook het tegengestelde perspectief is niet automatisch onjuist: Alexanders oorlogen waren ronduit genocidaal. Wat in beide perspectieven wél automatisch onjuist is, is de aanname dat er twee groepen waren. Maar een antieke imperialistische mogendheid kon haar gezag niet zomaar opleggen. Daarvoor had ze domweg de middelen niet. Alexander moest samenwerken met Perzische bestuurders, Rome bestuurde via de plaatselijke elites. En daarmee wordt het beeld ineens een stuk complexer en interessanter.

We kunnen Tacfarinas’ opstand natuurlijk nog steeds typeren als reactie op te beperkte mogelijkheden om mee te doen aan wat Rome had te bieden: een protest tegen discriminatie. En we kunnen Tacfarinas’ opstand bezien als uiting van anti-Romeins verzet. In Algerije, dat pas na een buitengewoon bloedige oorlog onafhankelijk werd van Frankrijk, bestaan beide interpretaties. Maar ze schieten allebei te kort.

De dadeloogst was typische seizoensarbeid (Museum Bani Walid)

Romeins gezag

Het Romeinse gezag was uitgebouwd vanuit de provincie Africa (Tunesië), waaraan Julius Caesar na de slag bij Thapsus het noordoosten van Algerije aan had toegevoegd. Hier lagen allerlei steden, en meer naar het zuiden ging het landschap over in een steppe waar herders met kuddes heen en weer trokken. Deze groep staat bekend als de Musulamii; onze Latijnse bronnen typeren hen als een stam of een stamfederatie. In de oogsttijd waren ze vlakbij de steden, waar ze bijverdienden als seizoenarbeiders; daarna trokken ze weer naar de steppe, waar ze contact hadden met andere nomaden, met wie ze producten ruilden, die ze in de oogsttijd weer vervoerden naar de steden. Zo speelden de Musulamii een rol bij de handel door de Sahara.

Deze gang van zaken was voor alle betrokkenen profijtelijk en er moeten vriendelijke contacten hebben bestaan tussen de leiders van de Musulamii en de Romeinse bestuurders. Rome oefende zijn macht indirect uit, zoals zo vaak.

En zoals even vaak: als Rome te maken had met seizoensmigratie, ging het verkeerd. De soldaten van III Augusta, gestationeerd in Ammaedara (het huidige Haidra), legden een weg aan, bouwden nieuwe dorpen met vaste weilanden en akkers, en sneden zo een belangrijke route af waarlangs de nomaden hun kuddes verweidden. Dat kon alleen maar leiden tot protest.

[wordt vervolgd]

#AfricaProconsularis #Algerije #Ammaedara #Dekolonisatie #Haïdra #IIIAugusta #JuliusCaesar #Musulamii #nomadisme #Numidië #Tacfarinas #Tiberius #Tunesië

2025-02-24

Een curieus tongewelf

Aanzet van een tongewelf in Bulla Regia

Een paar jaar geleden kondigden archeologen in Zuid-Holland de ontdekking aan van een unieke inscriptie, waarop de naam stond vermeld van een Romeins legeronderdeel dat een deel van de limes-weg had aangelegd. Niks bijzonders: we wisten al een eeuw dat dit onderdeel was gestationeerd aan de Beneden-Rijn, en verder heeft nooit iemand ontkend dat de limes-weg is aangelegd voor en door het leger.

Alles is uniek, vroeg of laat

Omdat er netto nul nieuwe informatie was, legden de archeologen de nadruk dus maar op het verondersteld unieke karakter van de vondst. Een leugen was het niet. Als je je focus legt op Nederland, was het een unicum. Zou zo’n inscriptie echter bekend zijn geweest uit Vechten of Utrecht, dan was de inscriptie uniek voor de provincie Zuid-Holland. Kenden we zo’n inscriptie uit Bodegraven of Alphen, dan was de inscriptie uniek voor de gemeente Katwijk. Als je maar beperkt genoeg denkt, is alles uniek.

Het erge is: doordat archeologen alles maar uniek noemen, vallen echt unieke vondsten nauwelijks op. Want soms zijn die er.

Een tongewelf uit Carlisle

In Carlisle, aan het westelijke uiteinde van de Muur van Hadrianus, zijn in een Romeins badhuis uit de vroege derde eeuw na Chr. wonderlijke aardewerken buisjes gevonden. In Europa zijn die alleen aangetroffen op twee plaatsen op Sicilië. Verder is het verspreidingsgebied beperkt tot de Romeinse provincie Africa, dus zeg maar Tunesië en noordwestelijk Libië. Je moet je netten wel heel wijd werpen om de vondst uit Carlisle niet uniek te laten zijn.

Dit soort buisjes dienden om tongewelven te construeren. De simpele manier om zo’n plafond aan te brengen is door een halfronde, houten stellage neer te zetten (of in de muur te verankeren) en daar dan de stenen overheen te leggen. Met behulp van cement ontstaat dan een stevig gewelf. Soms lopen de stenen ook licht taps toe, zodat ze zichzelf vastzetten.

In Tunesië deden ze het anders. Daar gebruikten bouwkundigen sinds de derde eeuw v.Chr., dus de Karthaagse tijd, dit soort buisjes als basis voor het gewelf. De foto hierboven illustreert het hopelijk voldoende. Je maakt een boog van buisjes, en gebruikt die als basis. Daarna kun je met mortel en stenen een gewelf te bouwen. Op deze manier kun je werken zonder zo’n houten stellage, wat wel zo handig is in een land dat niet speciaal bekendstaat om zijn uitgestrekte wouden.

Septimius Severus

De opgravers in Carlisle hebben een geloofwaardige verklaring voor hun unieke vondst. In 208 na Chr. kwam keizer Septimius Severus, die afkomstig was uit Africa, naar Britannië. Het staat vast dat hij en zijn opvolger Caracalla reparaties hebben laten uitvoeren aan de Muur van Hadrianus en de achterliggende nederzettingen. De keizer heeft vermoedelijk zijn eigen architecten en bouwkundigen meegenomen. Die hebben, zo suggereren de opgravers, in Brittannië een nieuwe techniek geïntroduceerd om een tongewelf te maken.

Nodig was dat niet. Anders dan in Tunesië en Libië, groeiden op de Britse eilanden voldoende bomen, zodat houten stellages prima voldeden om een tongewelf te bouwen. De toepassing van dit soort buisjes bleef dus eenmalig, uniek.

PS

Zoals u weet, ligt de wetenschap onder vuur. Rancuneuze politici hebben liever dat hun ambtenaren niet werken op basis van feiten. Terwijl wetenschappelijke inzichten toch de basis vormen voor gedegen beleid en vooruitgang. En terwijl wetenschappelijke inzichten toch overal op aarde dezelfde zijn, en dus volken en generaties verbinden.

Ja, ik weet wat u denkt. De vorige alinea beschrijft het ideaal van de wetenschap, en niet de praktijk. Er valt het nodige te herstellen. Maar dan moet er wel iets resteren dat te herstellen valt. Als dat er niet is, is herstel niet mogelijk. Een blog maakt geen beleid, maar u kunt met deze petitie tonen dat u wanbeleid onacceptabel vindt.

#AfricaProconsularis #Britannia #Carlisle #GrootBrittannië #MuurVanHadrianus #SeptimiusSeverus #tongewelf

2022-12-09

Nein, das Bild zeigt keinen #Glühwein-Becher 😉, sondern ein Stück römisches Tafelgeschirr aus Nordafrika. Zu sehen ist die Kanne in der #AntikensammlungKiel in der Ausstellung »Zwischen Dionysos und Christus«. Sie geht der Frage nach Aufkommen, Wandel und dem Erlöschen von figürlichen Darstellungen am Beispiel von Geschirr der römischen Provinz #AfricaProconsularis nach. Mehr Infos: antikensammlung-kiel.de/ausste

#Kiel #Ausstellung #Antike #Geschirr #Bildlichkeit

Römische Kanne, die einen tanzenden Dionysos zeigt. © Staatliche Antikensammlungen und Glyptothek, fotografiert von Renate Kühling

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst