#ArabischeVeroveringen

2021-08-24

Factcheck: Het Afghanistan van Louise Fresco

Bodhisattva uit Gandara (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Het is ogenschijnlijk triviaal, maar toch: de column van Louise Fresco in het Handelsblad van gisteren, daarover heb ik wat te zeggen. Voor het goede begrip, ze heeft vermoedelijk groot gelijk als ze zegt dat de westerse mogendheden Afghanistan met rust moeten laten en dat ze, als ze steun willen geven, samenwerking moeten aanbieden op het gebied van medische zorg, landbouw en voedsel, en mogelijk onderwijs. Daarover blog ik dus niet.

Wat me stoorde was een voor haar betoog welbeschouwd irrelevant terzijde.

In de loop van de geschiedenis hebben buurrijken zoals van de Assyriërs, Grieken, Scythen, Perzen en Mongolen delen van Afghanistan ingelijfd. Het resultaat is een mozaïek van culturen.

Au.

Assyriërs in Afghanistan?!

De Assyriërs zijn nooit zelfs maar in de buurt van het huidige Afghanistan geweest. Dat ze ooit heel Azië hebben beheerst, is een verzinsel van de Griekse auteur Ktesias van Knidos, die we kennen uit citaten en parafrases van vooral Diodoros van Sicilië. Het is allemaal legendevorming, samenhangend met het verhaal van koningin Semiramis. Meer over die materie vindt u in het boek van de Nederlandse oudheidkundige Jan Stronk, Semiramis’ Legacy (2017), waarover ik al eens blogde.

Maar u hoeft er de vakliteratuur niet voor in te duiken. De tienduizenden bezoekers van de recente Nineveh-expositie in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden hebben Fresco’s vergissing al herkend.

Grieken Macedoniërs

Dan de Grieken. Fresco zal hebben gedacht aan Alexander de Grote, wiens veldtocht ruimte bood aan de verspreiding van de Griekse cultuur. Probleem: hij was geen Griek maar Macedoniër, en dat onderscheid is niet irrelevant. In zijn leger waren voortdurend spanningen tussen de twee etnische groepen. Nog in de tweede eeuw ná Christus was een Appianus er trots op Macedoniër te zijn en geen Griek.

Ondertussen was van een Macedonische inlijving van delen van Afghanistan geen sprake. Het staat zo wel op historische landkaarten, die in feite staan in een traditie uit de negentiende eeuw. Dat wil zeggen dat men aanneemt dat één volk één land heeft met afgebakende grenzen, zodat op een landkaart elk land dezelfde gelijkmatige kleur heeft. Maar dat is een veel te moderne visie op de uitoefening van heerschappij. Zoals Rachel Mairs documenteert in The Hellenistic Far East (filmpje; bespreking) waren zowel de Achaimenidisch-Perzische overheersing als de Macedonische heerschappij indirect.

“Griekse” nederzettingen als Ai Khanum, Kandahar en Bagram worden inmiddels ook heel anders geïnterpreteerd dan vroeger. Het waren geïsoleerde stadstaten in Baktrië, Arachosië en Gandara, waar de bestuurstaal en de bestuurscultuur op het westen waren geënt, maar waar alles verder gewoon zijn Afghaanse gang ging.

Skythen Saken

En dan de Skythen. Op de Centraal-Euraziatische steppe was het een voortdurend clusteren en ontclusteren van tijdelijke etnische groepen en federaties. Eén van die groepen noemen we, met een Griekse naam, de Skythen. Die plaatsen we in de Oekraïne, recht ten noorden van de Krim. Dat gebied is overigens vernoemd naar een eerdere federatie, de Kimmeriërs.

De steppenomaden van Turkmenistan en Oezbekistan worden in onze bronnen de Saken genoemd. We kennen de Sakâ haumavargâ (haoma-drinkende Saken), de Sakâ tigrakhaudâ (puntmuts-Saken), de Mâh-Sakâ of Massageten (maan-Saken), de Apâ Sakâ of Pausiken (water-Saken) en nog zo wat Indo-Iraans-sprekende groepen. Die zijn inderdaad Afghanistan weleens binnengevallen en daarna Pakistan, waar ze werden geassimileerd door de bevolking van de Indusvallei. (Het is dezelfde migratie als die van de Parthen en de Yuezhi-nomaden.) Eén Afghaanse herinnering aan de Sakische doortocht is dat het zuidwesten Sakastane heeft geheten en nu Sistan.

Het mozaïek Afghanistan

Afghanistan, schrijft Fresco, “is een mozaïek van culturen”. Maar dat komt niet doordat Assyriërs, Perzen, Macedoniërs en Saken gebieden inlijfden. De eersten zijn er niet geweest, de laatsten zijn er doorheen getrokken, terwijl de tweede en derde de betreffende satrapieën indirect bestuurden. Over de verwoestingen die de Mongolen aanrichtten, wil ik alleen zeggen dat het geen toeval is dat de Indo-Iraanse bevolking van Centraal-Eurazië alleen in Tajikistan heeft overleefd en in delen van Afghanistan. Literatuur: Het onbeloofde land van Bruno De Cordier.

Het is opvallend dat Fresco het volk niet noemt dat het meest in staat is geweest zijn stempel te drukken op de Afghaanse geschiedenis. Ik bedoel de Arabieren. Net als de Achaimenidische Perzen en de Macedoniërs oefenden zij hun invloed indirect uit. Het resultaat was de volkomen islamisering van een gebied dat tot dan toe zoroastrisch, boeddhistisch, joods en oostelijk-christelijk was geweest. Men leze The Great Arab Conquests van Hugh Kennedy.

Mijn punt is niet dat de strekking van Fresco’s column onjuist zou zijn. Maar een columnist wil overtuigen en dan helpt het niet als iedere bezoeker van de Nineveh-expositie, elke lezer van een boek over Alexander de Grote en iedereen met belangstelling voor de opkomst van de islam meteen herkent dat de argumentatie onvoldoende op orde is. En vooral (en dit is niet triviaal): geschiedenis is een wetenschap. Van de voorzitter van de Raad van Bestuur van een universiteit verwacht je dat die zich daarover niet lichtzinnig uitlaat.

#Afghanistan #ArabischeVeroveringen #Arachosië #Baktrië #BrunoDeCordier #Gandara #HughKennedy #LouiseFresco #RachelMairs #Saken #Sistan #Yuezhi

2025-09-15

De grenzen van de Oudheid

Jan Collaert, “Nieuwe ontdekkingen” (1600)

Ik blogde onlangs over de ruimtelijke grenzen van de Oudheid. Volgens mij is de traditionele verdeling naar op taal gebaseerde culturen – dus Griekenland, Egypte, Perzië enz. – inmiddels achterhaald en is het nu zinvoller het verleden te bestuderen aan de hand van maatschappijtypen. Immers, het maatschappijtype stelt grenzen aan wat een gegeven cultuur vermag en het eigene blijkt uit de binnen die grenzen gemaakte keuzes. Er is echter nog een tweede afbakening van de Oudheid: de begrenzing in de tijd. Ook die is historisch gegroeid.

Drie tijdperken, twee transities

Ik heb ooit geweten wie de verdeling Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijdnoot Die laatste wordt weer verdeeld in Nieuwe Tijd en Nieuwste Tijd, maar dat laat ik even buiten beschouwing. heeft bedacht; het was een geestelijke die werkzaam was op Corsica, als ik me goed herinner. Feit is in elk geval dat men ten tijde van de Italiaanse Renaissance het idee had dat er een nieuwe tijd was begonnen en dat er twee verledens waren om uit te kiezen: de Romeinse tijd (goed) en de Middeleeuwen (slecht). In allerlei opzichten zocht men aansluiting bij de Oudheid. Men zocht antieke teksten, men probeerde de oude filosofie te doen herleven, men zette gebouwen neer met quasi-antieke façades, en men streefde naar herstel van het vroegste christendom.

Inderdaad vond in de vijftiende en zestiende eeuw een enorme transitie plaats, maar het was een transitie naar een nieuwe tijd, en geen terugkeer naar een (sowieso geïdealiseerd) verleden. De gravure van Jan Collaert hierboven vat het mooi samen: de Amerika’s, het scheepskompas, geschut, het uurwerk, guiacum, distillatie-instrumenten, zijde, verbeterde stijgbeugels en vooral: de drukpers. Wij zouden vermoedelijk boekhoudtechnieken, de aardappel, de filologie en de prijsrevolutie toevoegen, maar het beeld is duidelijk.

En het zal u ook duidelijk zijn dat het een overgangsperiode is geweest, waarbij men niet op 31 december 1500 besloot dat de Middeleeuwen voorbij waren. De meeste mensen wisten sowieso niet wat de datum was. Ik denk wel dat je kunt zeggen dat de jaren 1485-1520 even ingrijpend waren als 1785-1820, maar scherper valt de transitie niet te dateren.

De eerste transitie

Van de weeromstuit is gedacht dat de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen dan ook wel een ingrijpende transitie zou zijn geweest. Daarover discussieert men al sinds Montesquieu.  Daar komt ons idee vandaan dat er een door “barbaren” veroorzaakte “val” van het Romeinse Rijk zou zijn geweest – waarmee men eigenlijk bedoelt dat het keizerlijk hof in West-Europa niet meer de plek was om politiek te bedrijven en dat het keizerlijk bestuursapparaat plaats maakte voor kleinere bestuurlijke eenheden. Dit zou tussen pakweg 450 en 480 zijn beslag hebben gehad, met het jaar 476 als jaartal voor in de geschiedenisboekjes.

Dat het Romeinse Rijk zou zijn “gevallen” door toedoen van “barbaren” is echter al zeker een eeuw geleden gecorrigeerd. Wat we wel zien, is een stroomlijning van het christendom, aanpassingen in de militaire structuur, sterke bevolkingsafname, grotere sociale mobiliteit, veranderingen in het staatsapparaat en nog zo het een en ander. Deze processen zijn al in de derde eeuw ingezet en gingen door tot de Arabische veroveringen in de zevende eeuw. Wie de feitelijke transitie zou willen dateren kan het niet scherper doen dan tussen 540 en 645.

Vier tijdperken

Maar het is complexer dan dat. In die Arabische veroveringen culmineren eerdere processen: het ontstaan van een Arabisch monotheïsme, de integratie van de Arabische wereld en de professionalisering van de Arabische krijgskunst. Terwijl die de Arabische wereld sterker maakten, verzwakten de in de vorige alinea genoemde, gelijktijdige processen de Romeinse wereld. In combinatie vormen zij het grandioze slotakkoord van de antieke cultuur. Daarom is de oude driedeling Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijd inmiddels vervangen door een vierdeling: Oudheid – Late Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

Kortom: de eindgrens van de Oudheid is verschoven, in onze richting, naar boven. En dit gebeurde in de negentiende eeuw nog een keer, alleen toen de andere kant op, naar onderen: namelijk toen de hiërogliefen en het spijkerschrift werden ontcijferd. Rond 1800 duurde Oudheid van koning David tot koning Clovis, dus zeg maar van 1000 v.Chr. tot 500 na Chr. Inmiddels is het van 3000 v.Chr. tot 650 na Chr.

Je kunt het ook anders zien. De Oudheid is de periode waarover we naast de archeologie wél geschreven teksten hebben, maar eigenlijk te weinig voor normale geschiedschrijving – dat wil zeggen het zoeken naar de oorzaken van gebeurtenissen. Het is juist deze onmogelijkheid die het vak zo uitdagend maakt, of maken kan.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect, vindt u daar.]

#ArabischeVeroveringen #CharlesDeMontesquieu #grenzenVanDeOudheid #JanCollaertII #RomeinsKeizerschap

2025-08-23

De snelle arabisering van de Maghreb

Maghrebijnse munt, vroege achtste eeuw (Raqqada, Kairouan)

[Laatste van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Er is een wonderlijk verschil tussen landen als Syrië en Egypte enerzijds en de Maghreb anderzijds: in de oostelijke landen bleef, toen de Arabieren kwamen, de laat-Romeinse bevolking nog lange tijd herkenbaar, terwijl ze in de Maghreb snel verdween. Anders geformuleerd: in de Levant (en ook op het Iberische Schiereiland, trouwens) waren nog eeuwenlang niet-Arabisch sprekende, joodse of christelijke groepen aanwezig, maar in de Maghreb was dat fors minder. Waarom?

Steden en nomaden

Het kan samenhangen met de inbedding van de steden in het grotere economische systeem. In het oosten waren de steden oeroud en was de hele sociaal-economische wereld gebaseerd op steden. In Tunesië, Algerije en Marokko waren de Fenicische en Numidische steden weliswaar ontstaan vóór de Romeinen, maar pas groot gemaakt toen de Romeinen begonnen met de systematische kolonisatie van de Hautes Plaines. Ze waren veel minder dominant en met de demografische neergang van de Late Oudheid verschoof het economisch zwaartepunt naar de nomadische Berbers.

Maar nomaden waren er overal. In beide regio’s, oost en west, trokken nomaden met kuddes tussen zomer- en winterweiden heen en weer. Ik heb me afgevraagd of er een verschil in nomadisme was dat de laatantieke de-romanisering in de Maghreb kon verklaren, maar kon niets vinden. Een factor als taal is zelfs contra-intuïtief. De Syrische nomaden spraken Aramees en Arabisch, de Egyptische spraken Egyptische of een Nubische taal, en die in de Maghreb spraken Berbertalen. Als je van één groep snelle arabisering zou verwachten, was het Syrië, maar juist daar verliep het proces het langzaamst.

De Vandalen

Een verschil was de Vandaalse aanwezigheid. In 429 staken de Vandalen over van Andalusië naar de Maghreb, waar ze in 439 Karthago veroverden en een eigen koninkrijk begonnen. Een eeuw later heroverden de Byzantijnen dat weer. Als we zouden beschikken over aanwijzingen dat de Vandalen de Maghrebijnse samenleving grondig hadden veranderd, zouden we kunnen zeggen dat dat de laatantieke traditie had verzwakt en de mensen ontvankelijk hadden gemaakt voor de arabisering. Maar zulke aanwijzingen zijn er niet.

Niet dat alles in de Vandaalse tijd peis en vree was. Er waren kerkelijke conflicten: de officiële, door de keizer gesteunde kerk verloor haar privileges ten gunste van de ariaanse geestelijkheid, die de steun had van de Vandaalse koningen. Maar bij nader inzien blijkt dit conflict niet zó heel ingrijpend, ja zelfs minder ingrijpend dan de discussies over het monofysitisme in Syrië en Egypte. Stedelijke en politieke conflicten zijn ook overal gedocumenteerd, dus ook die maken geen verschil.

Kloosterleven

Er is wel een ander verschil, en eigenlijk is dat wat paradoxaal. Een van de allerberoemdste christelijke auteurs – en ik heb het nu natuurlijk weer over Augustinus van Hippo – leefde in een klooster in Hippo Regius (het huidige Annaba). Hij stichtte niet alleen een eigen kloostergemeenschap, maar schreef ook een kloosterregel die nog altijd wordt gebruikt.noot De huidige paus is augustijn. Maar het gekke is: het kloosterleven sloeg in de Maghreb niet aan. We kennen er nauwelijks kloosters.

Hippo Regius, de basiliek van Augustinus

Vergeleken met Egypte en Syrië (en opnieuw het Iberische Schiereiland) is dat wezenlijk anders. Daar waren juist heel veel kloosters. Daar werden teksten gekopieerd en geschreven. En daar kwamen mensen naartoe met hun levensbeschouwelijke vragen. Een voorbeeld dat ik al eens noemde, is dat het klooster van Sint-Maron bij de bronnen van de Orontes het spiritueel gezag in Syrië overnam toen de Arabieren de macht overnamen en de patriarch van Antiochië vluchtte naar Constantinopel.

Zoiets ontbrak in de Maghreb. Je zou, met een man als Augustinus, al snel anders hebben verwacht, maar dat hij opvallend is, wil niet zeggen dat hij ook representatief is. (Dit is de Everest Fallacy.) Ik ben dus geneigd de afwezigheid van monniken te beschouwen als de sleutelvariabele die het verschil verklaart tussen de langzame arabisering/islamisering in de Levant en Egypte en de snelle veranderingen in de Maghreb. En dat roept natuurlijk de vraag op waarom het kloosterleven in het diocees Africa niet aansloeg. Ik heb geen idee.

#Algerije #ArabischeTalen #ArabischeVeroveringen #arabisering #arianisme #Augustinus #Berbertalen #EverestFallacy #HippoRegius #Marokko #monofysieten #nomadisme #Tunesië #Vandalen #verstedelijking

2025-08-23

Koningin Kahina

Moskee in Annaba

[Zesde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Met de val en verwoesting van Karthago, waarover ik schreef in het vorige blogje, kwam een einde aan de Byzantijnse aanwezigheid in Ifriqiya. Als er al verder naar het westen al vlootsteunpunten zijn geweest, zijn die snel daarna opgegeven. Alleen rond de Straat van Gibraltar heerste nog de al genoemde exarch Julianus, die feitelijk een post-Romeins staatje voor zichzelf was begonnen tussen het Rijk van Toledo en de Berbers van het huidige Marokko. De Byzantijnen waren dus feitelijk verdwenen, maar hun Berber-bondgenoten waren er nog, en zij zetten de strijd tegen de Arabische veroveraars voort.

Kahina

Hun leider was koningin Kahina. Rond haar bestaat een hoop legendevorming: ze was een tovenares, een profetes wier voorspellingen opvallend vaak uitkwamen, een feministe, voorbeeld voor het verzet tegen koloniale mogendheden (lees: Frankrijk), heldin in het Berber-verzet tegen de Arabieren, Afrikaanse heerseres, joodse verzetsstrijder. Dat laatste gaat terug op een opmerking van de veertiende-eeuwse geleerde Ibn Khaldun, maar de meeste hedendaagse geleerden vermoeden dat ze een christelijke Berber-prinses was die haar positie tevens te danken had aan het feit dat ze getrouwd was geweest met een van de laatste Byzantijnse bestuurders.

Wat we zeker weten is dat ze zich baseerde op de Berbers van de Aurès, de bergachtige regio waar anderhalve eeuw eerder Masties dux en imperator van de Romeinen en Mauri was geweest. De regio was cruciaal: wie van Kairouan naar de vruchtbare Hautes Plaines reisde, zou er altijd doorheen komen. Het lukte de Arabische generaal Hassan ibn al-Nu‘man, de leider van de vijfde Arabische aanval op de gebieden in het westen, niet om haar daar te verdrijven – sterker nog, hij zou volgens Arabische auteurs zijn teruggedreven naar de Cyrenaica. Dit klinkt als een overdrijving, die geen ander doel dient dan te verklaren waarom daar een paar forten waren die “de kastelen van Hassan” werden genoemd. Vermoedelijk ging Hassan niet verder terug dan de Tripolitana, het noordwesten van Libië.

De zesde Arabische aanval

Hoe dit ook zij en waar waarheen hij zich ook had teruggetrokken: kalief Abd al-Malik stuurde hem versterkingen voor een hernieuwde opmars naar het westen. Een eerste veldslag vond plaats bij Gabès, waarna Hassans troepen konden terugkeren naar Kairouan en de rest van Ifriqiya. Vervolgens trok hij opnieuw de Aurès-bergen in. De beslissende veldslag zou bij Tabuda hebben plaatsgevonden, de plek waar Uqba ibn Nafi al-Fihri was gesneuveld. Dit keer overwonnen de Arabieren de Berbers; Kahina kwam om het leven.

In de komende jaren – we hebben het vermoedelijk over de jaren 701-703 – reorganiseerde Hassan Ifriqiya en nam hij Tunis in gebruik als vlootbasis voor aanvallen op Byzantijns Sicilië. Het was duidelijk dat de regio permanent zou behoren bij het Kalifaat van Damascus. En aangezien Hassan ibn al-Nu‘man succes had gehad, werd hij in 704 van zijn functie ontheven – zoals gezegd een standaardpraktijk in de Arabische wereld. Geen kalief kon een al te succesvolle generaal accepteren.

Het door de Romeinen gebouwde bronheiligdom in Zaghouan

Het slotoffensief

Hassans opvolger als gouverneur van Ifriqiya was Musa ibn Nusayr. Die naam bent u op deze blog eerder tegengekomen, want hij zou het Rijk van Toledo in 711 onderwerpen. In 705 beperkte hij zich tot maatregelen om het Arabische gezag te consolideren, met gevechten in de omgeving van Zaghouan, maar zijn ambitie was om verder naar het westen zoveel mogelijk Berber-slaven te bemachtigen en op transport te zetten naar Damascus.

En dus herhaalde hij de laatste operatie van Uqba ibn Nafi al-Fihri: hij marcheerde over de Hautes Plaines naar Tanger. Anders dan Uqba, die Tanger in handen van exarch Julianus had gelaten, nam Musa de stad in en legerde hij er een garnizoen. Ook elders was duidelijk dat hij er wilde blijven. Musa ontdeed het gebied eerst van een deel van de bewoners, exporteerde die als slaven, en behandelde de overblijvers als onderdanen. Berbers die zich hadden onderworpen, werden geacht zich te bekeren. Bij de bouw van moskeeën (overigens een aanwijzing voor een sedentaire bevolking) werden allerlei oude tempels en kerken gesloopt om het materiaal te recyclen.

Als er nog een Berber-koninkrijk rond Altava bestond, kwam dat nu voorgoed ten einde. Daarmee zou deze reeks blogjes kunnen eindigen: in 708 voltooide Musa de verovering van de Maghreb, en drie jaar later begon de oorlog in Andalusië. Maar er ligt nog een slotvraag. Daarover gaat het laatste blogje.

#Algerije #Altava #ArabischeVeroveringen #Berbers #exarch #Gabès #HassanIbnAlNuMan #IbnKhaldun #JulianusExarch_ #Kahina #Kairouan #KalifaatVanDamascus #Marokko #Masties #MusaIbnNusayr #RijkVanToledo #StraatVanGibraltar #Tabuda #Tanger #Tunesië #Tunis #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #Zaghouan

2025-08-23

Het einde van Karthago

De haven van Karthago

[Vijfde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Terwijl de Arabische legers oprukten naar Marokko, overleed kalief Yazid I, en gedurende anderhalf jaar was onduidelijk wie de macht zou overnemen. In 685 trad Abd al-Malik aan, die u kunt kennen als de bouwer van de Rotskoepel in Jeruzalem. Pas in 688 kon een nieuw Arabisch leger naar Ifriqiya komen, gecommandeerd door de stokoude Zuhayr ibn Qays, een van de metgezellen van de profeet Mohammed. Kusayla realiseerde zich dat het nog niet ommuurde Kairouan niet te verdedigen was en trok zich terug naar de westelijke bergen, maar werd verslagen en gedood.

Zuhayr kreeg de kans niet om zijn gezag in Ifriqiya afdoende te consolideren, want kort na de overwinning kreeg hij het bericht dat de Byzantijnen in de tegenaanval waren gegaan en de Cyrenaica hadden aangevallen. Zijn aanvoerlijnen waren afgesneden. Hij haastte zich terug en kwam om het leven in een gevecht met de Byzantijnse soldaten.

De vijfde Arabische aanval

Pas in 695 had Abd al-Malik zijn macht voldoende gevestigd om de situatie in het westen definitief te regelen. De generaal die hij aanwees, was Hassan ibn al-Nu‘man. Ik heb tot nu toe zelden de familierelaties van de diverse legeraanvoerders vermeld, omdat de stammen en clans de Nederlandstalige lezer weinig zeggen, maar in dit geval is misschien interessant dat hij behoorde tot de Ghassaniden, de groep die ooit de oostgrens van het Romeinse Rijk had bewaakt. Dit was oude Arabische adel.

Hassans eerste doelwit was Karthago. De stad was geen schim meer van wat ze geweest: de bevolking was door allerlei oorzaken sterk afgenomen, de handel was ingestort, de exarch regeerde over nauwelijks meer dan een paar dorpen in de omgeving, en de Byzantijnse vloten opereerden liever vanaf Sicilië. Daar waren ook de meeste Karthagers al heen gevlucht. Hassan kon de stad zonder problemen overmeesteren. Het even verderop gelegen Bizerte volgde. De Berbers die met de Byzantijnen verbonden waren, trokken zich terug naar de havenstad Annaba.

Maalga, de cisternen van Karthago

De Byzantijnen waren echter nog niet voorgoed uit Ifriqiya verdreven. Een vloot heroverde Karthago, waarop Hassan de stad voor de tweede keer innam. Ditmaal maakte hij de stad voorgoed onbewoonbaar: hij sloopte de muren, hij vernietigde de Maalga-cisterne en hij blokkeerde de twee havenbekkens. Deze tweede, grondige verovering van Karthago betekende dat de stad nog eeuwenlang militair geen betekenis meer zou hebben. De Byzantijnen keerden nooit meer terug.

[wordt vervolgd]

#AbdAlMalik #Algerije #Altava #ArabischeVeroveringen #Berbers #Cyrenaïca #Ghassaniden #HassanIbnAlNuMan #Ifriqiya #Kairouan #KalifaatVanDamascus #Karthago #Tunesië #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #YazidI #ZuhayrIbnQays

2025-08-22

Uqba ibn Nafi al-Fihri (2)

Byzantijnse versterkingen in Lambaesis

[Vierde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Het was in het nog jonge Kalifaat niet ongebruikelijk dat succesvolle generaals werden weggepromoveerd of gearresteerd vóór ze een eigen machtsbasis hadden die een bedreiging voor de kalief kon worden. Dat overkwam ook Uqba ibn Nafi al-Fihri, die door een nieuwe gouverneur werd gevangengenomen.

Kusayla

De nieuwkomer, Abu ’l-Muhajir, consolideerde het gezag in Ifriqiya door een verdrag te sluiten met een Berberleider die in de bronnen Kusayla wordt genoemd, mogelijk een weergave van het Latijnse Caecilius of het Berbers Kasil, “luipaard”. Volgens de veertiende-eeuwse geleerde Ibn Khaldun kwam Kusayla uit Tlemcen, in het uiterste westen van het huidige Algerije, terwijl moderne historici hebben geopperd dat het gaat om het niet ver daarvandaan gelegen Altava, dat we in de voorafgaande blogjes al tegenkwamen. De Byzantijnse generaal Gennadius had het daar bestaande koninkrijk weer in het keizerlijke bestel geïntegreerd, maar dat was nu voorbij: Kusayla verruilde zijn christelijke religie voor de islam en vestigde zich in Kairouan.

We zouden meer willen weten over de pacificatie van de steden in Tripolitanië en Ifriqiya, maar we lezen er weinig over. Misschien sloten Uqba ibn Nafi al-Fihri en Abu ’l-Muhajir verdragen zoals de Arabische veroveraars van Iberië een halve eeuw later zouden sluiten met Theodomir: in ruil voor een geringe belasting (jizya) en erkenning, lieten de Arabieren hun nieuwe onderdanen met rust. In elk geval vond Abu ’l-Muhajir in 678 dat hij sterk genoeg was voor de belegering van Karthago, dat overzee maar mondjesmaat bevoorraad kon worden en niet meer op Altava kon rekenen voor versterking.

De derde Arabische aanval

In april 680 overleed kalief Muawiya; hij werd opgevolgd door zijn zoon Yazid I. Hij herstelde Uqba in zijn oude positie, en terwijl de kalief zich stortte in het conflict rond Kerbala, reisde Uqba snel naar Kairouan, waar hij Abu ’l-Muhajir en Kusayla arresteerde en in één moeite door een bliksemcampagne naar het westen ontketende. Hij wilde de eerste Berbers hebben onderworpen vóór ze wisten van de arrestatie van Kusayla. In enkele weken tijd donderde Uqba’s leger naar Bagai en Lambaesis, waar Uqba de Berbers en de laatste Byzantijnse troepen versloeg, en naar Tiaret in het westen van Algerije.

Eenmaal in het huidige Marokko bereikte Uqba Tanger, waar een geïsoleerde Byzantijnse buitenpost was. De garnizoenscommandant, de exarch Julianus, hielp Uqba graag bij zijn snelle vertrek, en wees hem naar het zuiden. Daar lag Volubilis: een oude Romeinse stad, inmiddels bebouwd met huizen in Berber-traditie, en met grafstenen vol Latijnse namen en titels. Een mooie illustratie van de laatantieke kruisbestuiving. De campagne ging verder in het Atlasgebergte en uiteindelijk stond Uqba ergens bij Agadir weer aan de Atlantische Oceaan. Alles bij elkaar had het leger in anderhalf jaar tijd 2700 kilometer afgelegd.

Volubilis

Net als bij de eerste aanval op Ifriqiya was het doel niet annexatie geweest, maar het bemachtigen van slaven en andere buit. Niemand verwachtte dat de tekens van onderwerping die Uqba ontving, duidden op eeuwige trouw. De terugkeer naar Ifriqiya verliep dan ook minder gemakkelijk, want zo snel duidelijk was dat het leger weg aan het gaan was, nam het Berberverzet in kracht toe.

Bij Tabuda, in de Aurès-bergen in Oost-Algerije, werd Uqba’s leger in 683 opgewacht door Kusayla, die had weten te ontsnappen en leiding was gaan geven aan het verzet tegen de Arabieren. Uqba’s leger had geen schijn van kans tegen de Berbers en Byzantijnen; hij ligt begraven in een stadje dat nog steeds Sidi Uqba heet.

Onmiddellijk na zijn overwinning bezette Kusayla Kairouan. De Arabische onderwerping van de Maghreb was al zeer voorbijgaand geweest, nu stond ook de heerschappij over Ifriqiya op het punt ongedaan gemaakt te worden.

[wordt vervolgd]

#AbuLMuhajir #Agadir #Algerije #Altava #ArabischeVeroveringen #Berbers #Gennadius #IbnKhaldun #Ifriqiya #jizya #JulianusExarch_ #Kairouan #KalifaatVanDamascus #Kusayla #Lambaesis #Marokko #Tabuda #Tanger #Tiaret #Tlemcen #Tunesië #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #Volubilis #YazidI

2025-08-22

Uqba ibn Nafi al-Fihri (1)

Moskee van Kairouan

[Derde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Ik heb Uqba ibn Nafi al-Fihri (622-683) al eens eerder genoemd: hij is de stichter van de Tunesische stad Kairouan en een voorouder van enkele leiders die een belangrijke rol speelden in de jaren na de Arabische verovering van het Iberische Schiereiland. Uqba is in Nederland niet zo bekend, en een mens hoeft ook niet alles te weten, maar hij is een van de grote namen uit de geschiedenis van de Maghreb.

Eerst even zijn afkomst. Hij was een neef van Amr ibn al-As, een van de gezellen van de profeet Mohammed en de man die in 639-642 leiding had gegeven aan de Arabische verovering van Egypte. Al in 642 was hij doorgestoten naar de Cyrenaica, het noordoosten van het huidige Libië. Amr nam Uqba, die als kind overigens de profeet nog had gekend, met zich mee en wees hem aan als gouverneur van de stad Barka, het huidige El Marj in Libië. Uqba was pas drieëntwintig jaar oud.

De eerste Arabische aanval

Doordat de Arabieren vanuit Egypte westwaarts kwamen, dreigde het Exarchaat van Karthago, zoals de Byzantijnse Maghreb heette, afgesneden te raken van de rest van het imperium. Bovendien was het Exarchaat onvoldoende verdedigd. In 610 was de latere keizer Herakleios met het Afrikaanse leger naar Constantinopel gevaren en we hebben geen informatie dat nadien troepen waren teruggestuurd. Ze waren nodig geweest voor zijn langdurige oorlogen tegen de Perzen en tegen de Arabieren.

De exarch in Karthago, een zekere Gregorios, voorzag moeilijkheden en wist dat hij moest samenwerken met de Berbers. Hij verplaatste zijn residentie naar Sufetula, het huidige Sbeitla in het binnenland. Door op zoek te gaan naar eigen troepen, was hij feitelijk in opstand, en we lezen dat hij als motief opgaf dat keizer Konstans II, als aanhanger van het zogeheten monotheletisme, niet voldoende zuiver was in de christelijke leer. Dat riekt naar een voorwendsel.

Byzantijnse versterkingen in Sbeitla

De aanval kwam in 647, toen kalief Othman (r.644-656) een leger van Arabieren en Laguatan-Berbers naar het westen stuurde. Uqba stond aan het hoofd van een van de regimenten. Het kwam bij Sbeitla tot een gevecht, waarbij Gregorios sneuvelde en zijn dochter, die mee vocht, krijgsgevangen werd genomen. De Arabieren zetten haar op transport naar het oosten, maar onderweg pleegde ze zelfmoord door zich van haar dromedaris af te werpen. De resten van het Byzantijnse leger trokken zich terug naar Karthago en feitelijk mochten de Byzantijnen van geluk spreken dat de Arabieren zich ook terugtrokken. Ze waren gekomen om te plunderen en dat was goed gelukt.

De tweede Arabische aanval

In 670 promoveerde Muawiya, de eerste Umayyadische kalief, Uqba tot gouverneur van alle gebieden ten westen van Egypte. Hij had goede relaties met de Laguatan-Berbers, hij had in de tussentijd de oase van Germa geannexeerd, hij had op een of andere manier vriendelijke contacten met de steden Lepcis, Oea (Tripoli) en Sabratha in westelijk Libië, en hij kende de regio als geen ander. Zo moet hij hebben geweten dat de Byzantijnen de exarch in Karthago niet te hulp konden komen, omdat ze hun legers nodig hadden in Anatolië. Ook kon keizer Konstantinos IV niet aan anderen vragen namens hem te vechten, want de bevolking van Italië herinnerde zich enkele recente plunderingen en de bevolking van Sicilië steunde een opstandige generaal. De bronnen over die laatste opstand zijn onduidelijk, maar een daarvan, het Liber Pontificalis, vermeldt dat troepen uit Karthago de Byzantijnen op Sicilië te hulp schoten. Als dit waar is, was het huidige Tunesië onverdedigd toen Uqba naar het westen kwam.

Culturele pluriformiteit: joodse synagoge-inscriptie uit Djerba (Bardomuseum, Tunis)

Zonder problemen trok hij langs Lepcis, Oea en Sabratha in het noordwesten van Libië, zonder problemen passeerde hij Djerba en Gabès, en zonder problemen trok hij het huidige Tunesië binnen. Gevechten worden niet vermeld; het lijkt alsof iedereen zich zonder meer onderwierp, tribuut betaalde en afwachtte tot Uqba’s leger weer was vertrokken. Die verwachting was niet onredelijk, want Uqba bevond zich 1700 kilometer ten westen van zijn thuisbasis Barka.

Kairouan

Desondanks stichtte hij, zoals gezegd, de stad Kairouan. Zijn beslissing is overgeleverd door de dertiende-eeuwse geograaf Yaqut al-Hamawi:

Zo gauw je ze een zwaard voorhoudt, bekeren de bewoners van dit land zich tot de islam, zo gauw je vertrekt, wenden ze zich af van Gods religie en keren ze terug naar het ongeloof. Het verdient geen aanbeveling moslims te midden van hen te vestigen. Het lijkt me beter een stad te stichten die tot het einde der tijden een steun zal zijn voor de islam.

Verder zou Uqba erop hebben gewezen dat deze plek, ruim vijftig kilometer landinwaarts, ver genoeg van de zee lag om onbedreigd te zijn door de Byzantijnse vloot. We kunnen toevoegen dat Kairouan, net als Sbeitla, in het binnenland lag, zodat contact met de Berbers eenvoudig was. Het vanuit Kairouan bestuurde gebied staat bekend als Ifriqiya, wat natuurlijk de verbastering is van Africa.

De grote moskee van Kairouan

Een charmant detail is dat Uqba niet precies wist hoe hij de moskee moest oriënteren en dus maar besloot de gebedsnis te richten op de plek waar hij in de ochtend voor het eerst “Allah is groot” zou horen roepen. Dat heeft niet echt geholpen want de moskee staat zeker 45° uit de richting. Het blijft overigens een van de mooiste moskeeën die ik heb bezocht, samen met die van Damghan, Córdoba en Edirne.

[Wordt vervolgd]

#Algerije #Altava #AmrIbnAlAs #ArabischeVeroveringen #Barka #Berbers #Cyrenaïca #Djerba #Gabès #Germa #GregoriosExarch_ #Herakleios #Ifriqiya #Kairouan #KalifaatVanDamascus #KonstansII #KonstantijnIV #Laguatan #LepcisMagna #LiberPontificalis #monotheletisme #MuawiyaI #Oea #Othman #Sabratha #TripoliLibië_ #Tunesië #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #YaqutAlHamawi

2012-11-21

De grote Arabische veroveringen

De Jarmuk, waar de Arabieren de Byzantijnen beslissend versloegen

De vestiging van het Arabische wereldrijk verliep extreem snel: tussen 632, het overlijdensjaar van de profeet Mohammed, en 750, toen een einde kwam aan de Umayyadische dynastie, verschoof de grens elk jaar met zo’n vijfenzestig kilometer. Dat is ruim zeven meter per uur, dertien centimeter per minuut, twee millimeter per seconde: je zou, als de grens herkenbaar zou zijn als een lijn op de grond, de expansie kunnen hebben zien plaatsvinden. Het eindresultaat was een imperium, groter dan het Romeinse ooit was geweest, zich uitstrekkend van de Atlantische tot de Indische Oceaan en van de Pyreneeën tot de Pamir.

Arabisering en islamisering

De Arabische legers trokken door allerlei gebieden, verwierven de loyaliteit van de heersende klassen en gingen verder naar het aangrenzende gebied. Hun enorme snelheid betekende dat de veroveraars meer nieuwe volken onderwierpen dan ze tot de islam konden bekeren. Anders gezegd: de vestiging van het Arabische wereldrijk was niet hetzelfde als de islamisering van de onderdanen, die eeuwen kon duren. De eigenlijke leer ontstond pas in de achtste eeuw en de bekering van het gros der onderdanen liet nog langer op zich wachten. Landen als Turkije, Syrië en Egypte hebben nog altijd niet-islamitische minderheden; in Libanon is de christelijke minderheid zelfs de grootste van alle bevolkingsgroepen.

In zijn boek De grote Arabische veroveringen (The Great Arab Conquests) vertelt de Britse historicus Hugh Kennedy hoe de Arabieren erin slaagden het Midden-Oosten politiek aan zich onderdanig te maken. Het is zeker een goed boek, en als u meer over krijgsgeschiedenis wil weten, moet u het zeker lezen. Desondanks heb ik wat kanttekeningen.

Wat in elk geval gewoon goed is, is dat Kennedy een gedegen overzicht biedt van wat er nu ruwweg is gebeurd. Campagne voor campagne, landstreek voor landstreek, en met een bonte troupe van personages. Hij is zeker niet de eerste die erover schrijft, maar nog elk jaar verschijnen nieuwe artikelen en boeken en nog regelmatig worden nieuwe bronnen ontsloten. De grote Arabische veroveringen plaatst alles net even wat preciezer bij elkaar dan eerdere boeken. Soms is er een nieuwe interpretatie van de gebeurtenissen, dan weer biedt hij de “tegenstemmen” van de verslagenen, en een enkele keer dateert hij deze of gene gebeurtenis wat accurater: het oogt misschien weinig spectaculair, maar soms is de voortgang van de geschiedschrijving ook niet meer dan slechts een synthese die excess empirical content heeft ten opzichte van eerdere syntheses. Daar is niets mis mee.

En toch. Een land veroveren is één ding, een land blijvend bezetten een ander. Er moet iets zijn dat de overwonnenen doet besluiten te berusten in hun nederlaag of zelfs met de overwinnaars mee te werken. Voor deze kant van de veroveringen heeft Kennedy, die vooral campagnes beschrijft, weinig oog, al noemt hij de tegenstemmen van de verslagenen wel degelijk. Maar het boek is nogal “top down” geschreven, terwijl een “bottom up”-verhaal niet alleen mogelijk is, maar zelfs wenselijk.

Egaliteit

Aan de Arabische veroveringen ging iets vooraf: de enorme oorlog tussen de Byzantijnen en de Sassanidische Perzen. Archeologen hebben aangetoond dat het Midden-Oosten van de Taurus tot de Sinaï nogal een puinhoop was. Het stedelijk leven kwam ten einde. Zowel joden en christenen als zoroastrianen meenden dat het einde der tijden nabij was, en in Mekka kreeg Mohammed soortgelijke visioenen. De overlevenden van deze strijd waren sterk verarmd en walgden van de Byzantijnse en Sassanidische overheden: sterk hiërarchische belastingverteerders, die niets beters met het kapitaal wisten te doen dan oorlog voeren.

De boodschap van de vroegste islam, die niet precies meer valt te reconstrueren maar waarin in elk geval egalitarisme een rol speelde, moet voor menigeen aantrekkelijk zijn geweest. De Arabische veroveraars waren wellicht minder veroveraars dan soldaten die een gebied werden binnengezogen waar men verlangde naar een ander soort heerschappij dan de Byzantijnse of de Sassanidische. Het ontstaan van het Arabische wereldrijk kan, zoals Fred Donner oppert, wel eens een grassroots-beweging zijn geweest, waarvan de campagnes die Kennedy zo grondig beschrijft, niet meer waren dan het opvallendste aspect.

Kennedy noemt de frictie tussen de (monofysitische) Egyptische bevolking en de (Grieks-orthodoxe) Byzantijnse overheid, maar er moet meer hebben gespeeld, veel meer, en daarom had ik uiteindelijk gehoopt op iets meer van de theologische achtergrond. Kennedy mag dan krijgshistoricus zijn, als theologische geschillen en verlangens een factor zijn die het verloop van campagnes kunnen beïnvloeden, zouden die toch ook moeten zijn behandeld. Dat gezegd hebbende: wie de campagnes, de veldslagen en de belegering eens allemaal in een boek bij elkaar wil hebben, heeft met De grote Arabische veroveringen precies wat hij zoekt.

#ArabischeVeroveringen #excessEmpiricalContent #FredDonner #HughKennedy #Mohammed #Umayyaden

2025-06-11

Islamitisch recht (1) ontstaan

Negende-eeuwse Koran (Museum van islamitische kunst, Teheran)

Een tijdje geleden – een jaar, zo ontdek ik nu – vertelde ik hoe het Kalifaat was ontstaan: de laatste grote gebeurtenis uit de Oudheid. Ik onderscheidde de groei van die politieke structuur van die van de dominante religie, de islam. Misschien is het zinvol ook daar eens op in te gaan, want het is een interessant onderwerp.

Bekering, maar waartoe?

Religieuze veranderingsprocessen verlopen niet heel anders dan de introductie van nieuwe commerciële producten of diensten. Op de early adopters volgt een early majority, er is een late majority en tot slot zijn er laggards. Dat was bij de islamisering niet anders en dat proces voltrok zich langzaam, want de Koran stelt dat in geloofszaken geen dwang bestaan.noot Koran 2.256 en 10.99. Toen het Umayyadische kalifaat van Damascus in 750 ten einde kwam, was in de gebieden buiten het Arabische schiereiland hooguit een tiende van de bevolking overgegaan tot de religie van de overheersers. Vier eeuwen later, ten tijde van de Kruistochten, was het Midden-Oosten nog voor de helft christelijk.

Zelfs als in een bepaald gebied een meerderheid zich tot de islam had bekeerd, wilde dat niet zeggen dat iedereen dezelfde opvattingen had. Daarvoor waren de Grote Arabische Veroveringen te snel verlopen. Zo’n twintig jaar na de dood van Mohammed strekte het Kalifaat zich al uit van Tripoli in Libië tot Herat in Afghanistan: hemelsbreed 5000 kilometer. Dat wil zeggen dat de buitengrens van het gebied dat het politieke gezag van de kalief erkende, zich elk jaar 125 kilometer in westelijke en 125 kilometer in oostelijke richting had uitgebreid. Zo’n groot gebied kon zich niet op een betekenisvolle manier islamiseren.

Bovendien: waaruit bestond de islam zo rond 650? Men deelde enkele geloofswaarheden: er was één god, een gelovige moest aalmoezen geven en een paar keer per dag bidden. De bijzondere status van Mohammed werd eerst later een thema, regels voor de ramadan en de pelgrimage naar Mekka waren nog in de maak, net zoals de regels van de sharia. Anders geformuleerd: er waren wel mensen die zich bekeerden tot de islam, maar de islam was nog in wording, en het gebied was al te groot om één enkel religieus stelsel te laten groeien.

Islamitisch recht

Waarop zou dat immers kunnen worden gebaseerd? De Koran, zou het antwoord hebben kunnen luiden, maar nog afgezien van het feit dat er aanvankelijk geen standaardtekst was – die werd pas door kalief Othman vastgesteld – was het heilige boek weinig geschikt als rechtsbron. Anders dan bijvoorbeeld de Wet van Mozes, die bestaat uit 365 verboden en 248 geboden, bevat de Koran weinig richtlijnen. Van de ruim 6000 versregels gaan er zo’n vijfhonderd over religieuze verplichtingen, terwijl slechts tachtig verzen kunnen worden beschouwd als seculiere regelgeving.

In hun algemeenheid zijn die te typeren als pogingen het gewoonterecht bij te stellen in meer humane zin. Mohammed leefde in een stamsamenleving waarin degenen die de bloedwraak moesten voltrekken zich vaak verplicht voelden de dood van de dierbare overledene te wreken met het vermoorden van meer dan één lid van de clan van de veronderstelde moordenaar. Mohammeds gebod “één leven voor één leven” diende om zulke escalatie te beletten.noot Koran 5.45. De Profeet probeerde ook de positie van de vrouw te verbeteren door bijvoorbeeld tachtig zweepslagen in het vooruitzicht te stellen aan degene die een onware beschuldiging van overspel uitte.noot Koran 24.4. Beide voorbeelden zijn reacties op specifieke gebeurtenissen en de Koran biedt geen systematische behandeling van algemene problemen.

Gewoonterecht

Dit maakt de Koran voor de jurist lastig bruikbaar, al valt er één principe uit af te leiden: tenzij Mohammed iets had gewijzigd, bleef het gewoonterecht gehandhaafd. De Umayyadische kaliefen zagen kans noch aanleiding dit te veranderen. Zoals in zoveel voorindustriële samenlevingen kende het Kalifaat van Damascus dus verschillende rechtsstelsels naast elkaar. De rechter ter plaatse had aanzienlijke vrijheid.

Neem het huwelijksrecht. Het was in Mesopotamië, waar Syriërs, Arabieren en Perzen woonden bij de aloude Mesopotamiërs, noodzakelijk dat er bepalingen kwamen over wie mocht trouwen met wie, terwijl dit geen kwestie was in Medina, waar alleen Arabieren leefden. De situatie werd verder gecompliceerd door de aanwezigheid van dhimmi’s: joden en christenen die golden als beschermde minderheid met eigen rechten én een extra belastingplicht (jizya). De kaliefen lieten de provinciegouverneurs wel rechters aanwijzen, de qadi’s, maar er waren daarnaast allerlei andere functionarissen tot wie men zich eveneens kon wenden voor advies of een vonnis, zoals de stamoudste of de marktmeester.

Men kan de Umayyaden er dus bezwaarlijk van beschuldigen dat ze het leven van hun onderdanen overmatig reguleerden, terwijl toch menigeen verwachtte dat de heersers der gelovigen een actiever beleid voerden om de moslims te leiden op het pad der deugd. In de vroege achtste eeuw groeide onder de orthodoxe gelovigen de frustratie.

[wordt morgen vervolgd]

#ArabischeVeroveringen #dhimmi #islamisering #islamitischRecht #jizya #Kalifaat #KalifaatVanDamascus #Koran #Mohammed #sharia #Umayyaden

2024-12-30

Faits divers (32): wetenschapsnieuws, slecht en goed

Het slagveld bij Qadisiyya (©Antiquity Publications)

Een nieuwe aflevering van de onregelmatig verschijnende reeks faits divers, met deze keer twee stukjes waarmee je de Oudheid wel in het nieuws wil hebben en twee stukjes hoe het niet moet. Eerst het slechte en dan het goede nieuws.

***

Nikolaas van Myra

Op 6 december was het een kleine 1700 jaar geleden dat Nikolaas, bisschop van Myra ontsliep. En omdat over de hele wereld mensen de heilige vereren, is dat voor archeologen in Demre, zoals Myra nu heet, een buitenkans om naar publiciteit en fondsen te hengelen. Zo komt het dat er elk jaar wel een vondst wordt gemeld die zou bewijzen dat Nikolaas’ gebeente nog in Myra rust (en niet in 1087 is overgebracht naar Bari). Zo toont het museum in Antalya botfragmenten, hadden we een paar jaar geleden deze holle claim, die daarna werd herhaald, en was er nu deze flauwekul.

Eh, soldaat?

Een wonderlijk bericht uit Heerlen ofwel Coriovallum: in een graf is wat Italiaans aardewerk gevonden, waaronder een kom met de graffito FLAC. Dat kan slaan op een Romeinse eigennaam als Flaccus of Flachilla. Alternatieven zijn flaccidus (“week”, “misbaksel”) of een Germaans of Gallisch woord. De betrokken archeologen kiezen voor Flaccus en denken dat hij de eigenaar was. Tot zover snap ik het, maar dan:

Het aardewerk, dat uit Italië afkomstig is, bevestigt dat Flaccus een Romeinse soldaat was.

Dit is een non sequitur. Er ontbreekt een stukje in de redenering. Het kan waar zijn, maar niet op grond van alleen het aardewerk. Waarom geen koopman, bouwkundige of slaaf? Elders lezen we dat de man – was het een man? – mogelijk heeft meegewerkt aan de aanleg van de heerbaan van Keulen naar de Noordzee. Die weg is een puik thema, waar Robert Nouwen recentelijk een goed boek over schreef, maar deze speculatie kun je loslaten op n’importe welk vroeg graf. Ik lees ook

Volgend jaar presenteren archeologen en andere experts de eerste resultaten van het onderzoek aan het publiek.

Ik wou dat archeologen stopten met het zoeken van publiciteit vóór er een rapport is. En ik wou dat journalisten geen aandacht besteedden aan wetenschappers die hun verhaal niet af hebben. Van de limes zijn we het junk nieuws inmiddels gewend, maar van Heerlen, als hoofdstad van Romeins Nederland, verwacht je professionaliteit.

Genoeg gemopperd

Er is ook leuk nieuws. Zoals dit.

Thule

Olivier van Renswoude is al jaren bezig met het voornaamste en meest vanzelfsprekende antieke erfgoed, onze taal. Zijn website Taaldacht is een schatkamer tjokvol informatie over Germaanse woorden, en vaak zijn er koppelingen met de archeologie mogelijk: denk aan oeroude plaatsnamen, maar denk ook aan de Bataaf Imerix, de door Ptolemaios vermelde waterlopen aan de Waddenzee, de godinnen Ahuardua en Tanfana en de god Halamardus, de namen van de pre-Romeinse stammen, een geloofwaardige etymologie van Metuonis en een beschouwing over het Kolenwoud.

En nu is er een wel heel leuke toevoeging aan al dit moois, namelijk een heel plausibele verklaring voor de plaatsnaam Thule. Deze plek is vooral bekend van Pytheas van Marseille, waarover ik al vaker schreef (hier en liever niet hier maar wel daar); Thule was het verste punt van zijn reis over de Atlantische Oceaan. We weten er weinig meer van dan dat het bij het ijs lag. Van Renswoude legt nu, na wat taalkundige plaatsbepalingen, een verband met het Oud-Germaanse woord *Tūlō, “ver weg”.

Nog beter dan dat is dat de door Pytheas gegeven beschrijving van Thule als “het oord waar de zon te ruste gaat”. Omdat u en ik denken in een West-Germaanse taal – zoals gezegd ons voornaamste en meest vanzelfsprekende erfgoed – lezen we daar overheen. De uitdrukking is echter zó ingeburgerd in alle West-Germaanse talen, dat ze oeroud moet zijn. En Pytheas, voor wie dit geen vanzelfsprekende uitdrukking was, heeft die als opmerkelijk genoteerd, samen met het Germaanse woord *Tūlō.

Je kunt Thule humoristisch vertalen als Verwegistan of Afgelegië. Maar het voornaamste is dat Pytheas zijn informatie dus heeft opgedaan in een gebied waar men Germaans sprak of een daar sterk op lijkende taal.

Veldslag

Van tijd tot tijd worden oude luchtfoto’s openbaar gemaakt, waarop archeologen dan allerlei dingen ontdekken. De middeleeuwse versterkte boerderijen van West-Vlaanderen kennen we bijvoorbeeld van verkenningsfoto’s uit de Eerste Wereldoorlog. In de tussenliggende eeuw zijn allerlei akkers en velden overbouwd of door diepploegen of ruilverkaveling veranderd, en dan zijn foto’s uit 1914-1918 ineens heel nuttig. Hetzelfde geldt voor de foto’s die spionagesatellieten maakten tijdens de Koude Oorlog. Vroeg of laat worden die gedeclassificeerd, en ook dat is goud voor archeologen.

Een recent voorbeeld is de identificatie van Qadisiyya, waar een van de belangrijkste veldslagen op de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen plaatsvond. Het Arabische leger, uitgezonden door kalief Omar, versloeg hier in 636 na Chr. het leger van de Sassanidische Perzen. De locatie, een Sassanidisch fort en een gracht zijn geïdentificeerd en later door ground truthing bevestigd. Zie de foto hierboven.

Dit lost verder geen belangrijke vragen op, maar het helpt wel om de operatie beter te begrijpen. Voer voor krijgshistorici dus.

Tot slot

Tot slot wens ik u een mooi 2025, met minder oudheidkundige aandachttrekkerij, en met meer écht nieuws. Dat kan best: kijk maar hoe Van Renswoude u stap voor stap meeneemt in zijn afwegingen, zonder dat het ergens jargon wordt, of kijk hoe het artikel over Qadisiyya de methode toelicht en uitlegt de conclusie pas klopte na ground truthing. De journalist heeft gewoon de publicatie afgewacht. Kortom: oudheidkundige voorlichting kan ook wel professioneel. En professioneler nieuws over de Oudheid, dat wens ik u van harte toe. Plus gezondheid en geluk en wereldvrede, maar dat vermoedde u al.

Morgen de oudejaarsvragen!

#ArabischeVeroveringen #Coriovallum #Demre #FaitsDivers #GermaanseTalen #groundTruthing #Heerlen #Myra #OlivierVanRenswoude #PtolemaiosVanAlexandrië #Pytheas #Sassaniden #satellietfotografie #slagBijQadisiyya #Thule

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst