#CassiusDio

2022-08-19

De tranen van Caesar

De zogenaamde “Zuil van Pompeius” in het Serapeion van Alexandrië: anders dan Caesar is Pompeius nooit in die stad geweest.

Afgelopen dinsdag vertelde ik hoe Pompeius bij de Berg Kasios op het strand was vermoord en ik kondigde aan dat ik het nog zou hebben over de reactie van Julius Caesar. Hij was ooit Pompeius’ schoonvader geweest en had aan het begin van de Tweede Burgeroorlog geprobeerd olie op de golven te gooien. Maar het was anders gelopen en op 2 oktober van het jaar waarin Caesar en Servilius Isauricus consuls waren, ofwel onze 19 september 48 v.Chr., vernam hij dat zijn rivaal was vermoord.

Caesar was al een paar dagen onderweg. Hij moet een kleine week eerder van Rhodos zijn vertrokken, richting Alexandrië. Uit deze simpele mededeling volgt dat hij op dat moment niet wist dat Ptolemaios XIII daar niet was. Caesar zal wel hebben geweten van de burgeroorlog tussen de Egyptische koning en zijn zus Kleopatra VII, maar dat hun legers ten oosten van Pelousion tegenover elkaar lagen, was hem onbekend.

Caesar in Alexandrië

Cassius Dio geeft de meest uitvoerige beschrijving van Caesars aankomst in de haven van Alexandrië. U moet zich voorstellen dat hij aan boord is van het vlaggenschip, gevolgd door een kleine vloot met aan boord niet meer dan 3200 man uit de legioenen VI Ferrata en XXVII.

Toen Caesar ontdekte dat de stadsbevolking in rep en roer was over de dood van Pompeius, wilde hij niet meteen aan land gaan. Hij bleef op zee en wachtte tot hij het hoofd en de vingerring van de vermoorde man zag, die Ptolemaios hem had toegezonden. Pas toen ging hij vol vertrouwen aan land. De menigte toonde zich echter geïrriteerd bij het zien van zijn lijfwachten en hij was blij dat hij zich in veiligheid kon brengen in het paleis. Van sommige van zijn manschappen waren wapens afgenomen en anderen bleven op zee totdat alle schepen de haven hadden bereikt.

Caesar heeft gehuild en geklaagd bij het zien van Pompeius’ hoofd. Hij noemde hem zijn landgenoot en zijn schoonzoon en hij somde alle weldaden op die ze elkaar hadden bewezen. Wat de moordenaars betreft, hij erkende niet dat hij hun een beloning was verschuldigd en maakte ze vooral verwijten. (Romeinse Geschiedenis 42.7)

Hypocrisie?

Tranen om je verslagen tegenstander: dit klinkt heel nobel. Maar Cassius Dio geeft (in een andere passage) al aan dat het niet helemaal vrij was van hypocrisie. De dichter Lucanus, die in zijn Pharsalia dezelfde bron volgt als Cassius Dio, vrijwel zeker Titus Livius, biedt een eigen interpretatie.

Toen Caesar het geschenk voor het eerst zag, veroordeelde hij het niet en ook wendde hij zich niet af. Zijn ogen bleven gericht op het gezicht tot hij echt zeker was. Toen hij het bewijs van de misdaad zo had bezien, wist hij dat het eindelijk veilig was om de liefhebbende bloedverwant te gaan spelen. Hij plengde krokodillentranen en weende – terwijl zijn hart zich verheugde. Alleen door te huilen kon hij zijn verrukking verbergen. (Pharsalia 11.1010-1043)

Het is inderdaad wat wonderlijk dat Caesar, die met droge ogen het slagveld van Farsalos had bezien en had opgemerkt dat de gevallenen het hadden gekregen zoals ze het hebben wilden, nu ineens huilde. Het kan opluchting zijn geweest nu een serieus gevaar voorbij was. Maar er is nog een verklaring denkbaar.

Een man met een plan

Wie was Caesar? Een oorlogsmisdadiger, zeker, ook naar antieke maatstaven. Iemand die zijn eigen eer hoger stelde dan de vrede van de gemeenschap, dat ook. Een dictator, in meer dan één betekenis. Maar ook een despoot wil zijn regime stabiliseren en Caesar had een visie. De laatste jaren van zijn leven zagen de ene hervormingsmaatregel na de andere, waarvan sommige zelfs goed uitpakten. Tijdens zijn tumultueuze eerste consulaat, vlak voor de Gallische Oorlog, had hij ook vernieuwingen nagestreefd en in deze reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” kwam de Lex Roscia al aan bod.

De Duitse oudhistoricus Mommsen meende dat Caesar van begin af aan hervormingen nastreefde. De Gallische Oorlog en de oorlog tegen de Senaat waren alleen voorwaarden geweest om te bereiken wat tijdens het eerste consulaat niet was gelukt. Je moet als oudheidkundige verdraaid sterk staan wil je het met Mommsen oneens zijn, maar ik verbeeld me dat ik het beter weet. Caesar wilde die hervormingen niet vanuit oprechte hervormingsgezindheid, maar omdat hij zijn regime wilden stabiliseren.

Hoe dat ook zij: hij had een visie. Daarin was hij anders dan bijvoorbeeld Alexander, die plezier beleefde aan harde gevechten, maar nauwelijks een visie had op de toekomst van het rijksbestuur. Om te kunnen vechten had hij Perzische soldaten nodig en dus Perzische bestuurders, maar verder is hij nooit gekomen.

De verloren vrede

Om zijn regime te stabiliseren moest Caesar de Tweede Burgeroorlog beëindigen. Het eenvoudigste middel was de capitulatie van Pompeius. Caesar, die clementie als beleid had, zou zijn voormalige schoonzoon begenadigen en voorname posities geven. Wellicht een gedeeld consulaat, misschien de censuur. Het leger waarmee Cato de Jongere op weg was naar Africa, het leger van Metellus Scipio, koning Juba van Numidië, de senatoriële vloot, en de opstandige legioenen in Andalusië zouden daarna een reden minder hebben om de strijd voort te zetten. De burgeroorlog zou ten einde zijn en de Mediterrane wereld kon tot rust komen.

Maar nu was Pompeius dood. De burgeroorlog zou eindeloos voortduren. Ik denk dat Caesar daar in de haven van Alexandrië moet hebben geweten dat de rust die zijn regime nodig had, nog niet in zicht was. Nog lang niet. Dat hij zich in Egypte in wespennest had gestoken, zou hij trouwens ook snel genoeg ervaren.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Alexandrië #CassiusDio #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #LegioXXVII #MarcusAnnaeusLucanus #TweedeBurgeroorlog #VIFerrata

2022-09-28

Brand in Alexandrië

Reconstructie van een antieke bibliotheek zoals die in Alexandrië (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Als ik u zeg dat het 11 november was en daaraan toevoeg dat het was toen Julius Caesar en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dit omreken naar 28 september 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Vechten.

Scheepsbrand

Zoals we eergisteren zagen, had de Ptolemaïsche generaal Achillas de aanval gelast op het koninklijk paleis in Alexandrië, waar Caesar zich had verschanst, samen met de koninklijke familie. De bestorming had weinig opgeleverd maar in de haven, naast het paleis, lagen twee eskaders van samen tweeënzeventig schepen waarmee Caesar volledig viel af te sluiten van de buitenwereld. Een logisch gevechtsdoel.

Caesar zelf schrijft:

Er werd zo hevig gevochten als te verwachten was. De ene partij zag daarin de weg naar een snelle overwinning, de andere naar redding. Caesar kreeg de overhand. Hij stak al die schepen én de schepen op de werven in brand, omdat hij met zijn kleine troep niet zo’n uitgestrekt terrein kon beschermen. (Burgeroorlog 3.112; vert. Hetty van Rooijen)

Ook Ploutarchos beschrijft de gevechten:

In deze oorlog liep hij eerst gevaar van water te worden afgesloten, doordat zijn vijanden de waterkanalen afgedamd hadden. Vervolgens dreigde de vijand hem van zijn vloot af te snijden en werd hij gedwongen het gevaar af te wenden met vuur, dat vanuit de scheepswerven om zich heen greep en de grote bibliotheek verwoestte. (Caesar 49; vert. Hetty van Rooijen)

We zullen over drie weken zien dat de waterleidingen pas later werden afgesneden.

Bibliotheekbrand

De opmerking over de bibliotheek is aanleiding geweest voor een van de bekendste misverstanden over de oude wereld: dat de bibliotheek van Alexandrië tijdens deze oorlog zou zijn vernietigd. Cassius Dio vertelt het ook:

Veel plaatsen werden in brand gestoken, met als gevolg dat onder andere de dokken en de graanopslagplaatsen in vlammen opgingen, alsmede de bibliotheek, waarvan men zegt dat de boeken in aantal enorm en van de beste kwaliteit waren. (42.38.2)

Behalve dat het verhaal niet waar is. In Boek 112 van zijn grote geschiedwerk beschreef Titus Livius de gebeurtenissen in meer detail. Veertigduizend boekrollen brandden in dit verheven monument van goede koninklijke smaak en visie. We zouden meer willen weten, maar Boek 112 is verloren gegaan, op een uittreksel én dit door Seneca overgeleverde citaat na. Het genoemde aantal is voldoende om te weten dat dit een bijgebouw moet zijn geweest van de bibliotheek, die ergens anders in de stad stond. Over de feitelijke verdwijning schreef ik hier.

Stadsbrand

De dichter Lucanus weet meer: de Romeinse soldaten schoten ook fakkels af naar de huizen van de burgers. De noordenwind wakkerden de vlammen aan en het vuur verspreidde zich, schrijft Lucanus, over de daken zoals wanneer een meteoor langs de hemel scheert. De ramp die zich zo voltrok, dwong de menigte om de stad te redden vóór ze de aanval op het gebarricadeerde paleis voortzette. Zo was Caesar, althans volgens Lucanus, belegerde en belegeraar tegelijk.

In de daarop volgende dagen versterkten Caesars manschappen het paleis. Op nog wat slotopmerkingen na vormt dit het einde van Caesars Commentaar op de Burgeroorlog. Het vervolg staat bekend als De Alexandrijnse Oorlog. De auteur is onbekend. Men heeft wel gedacht aan Aulus Hirtius, die ook het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, maar dit recente artikel suggereert anders. In elk geval constateert de anonieme auteur dat er weinig hout zat in de huizen van Alexandrië, waardoor ze niet lekker branden wilden. De tegenspraak met de andere bronnen is evident.

Het laatste woord is vandaag aan onze anonymus, die vertelt dat Caesar, nu hij de toegang tot de zee had behouden,

alle vlooteskaders opriep uit Rhodos, Syrië en Cilicië. Hij liet boogschutters komen uit Kreta en ruiters van Malchus, de koning van de Nabateeërs. Hij gaf orders om van alle kanten geschut te verzamelen, graan te laten sturen en hulptroepen te laten komen.

De admiraal die van Rhodos kwam, heette Eufranor. We zullen hem in november nog tegenkomen bij een zeeslag in de Alexandrijnse haven en in december tijdens een gevecht bij Kanopos. De man die Caesars versterkingen uit Syrië en Cilicië haalde, heette Mithridates van Pergamon, en ook over hem zullen we in januari te spreken komen. Voor het moment constateren we dat Caesar zich voorbereidde op wat een lange belegering dreigde te gaan worden.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Achillas #Alexandrië #AlexandrijnseOorlog #AulusHirtius #bibliotheekVanAlexandrië #CassiusDio #Egypte #EufranorVanRhodos #JuliusCaesar #LuciusAnnaeusSeneca #MarcusAnnaeusLucanus #MithridatesVanPergamon #Ploutarchos #PtolemaïscheRijk #TitusLivius

2022-06-29

De slag bij Farsalos (2)

Re-enactors, gekleed als legionairs in de slag bij Farsalos

[Tweede deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

Ik eindigde het vorige stukje met beschrijvingen, zoals te vinden bij Appianus, van de aarzelingen waarmee de troepen van Pompeius en Caesar zich bij Farsalos tegenover elkaar opstelden. Alle aanwezigen – althans de uit Italië afkomstige legionairs – waren zich ervan bewust dat men stond tegenover andere burgers. Appianus lijkt hier een bron te delen met Cassius Dio; misschien is dat Titus Livius.

Telepathie

Ik noem hem, omdat hij in een verloren deel van zijn werk een persoonlijke anekdote opnam over de slag bij Farsalos, die is overgeleverd bij Ploutarchos.

In Patavium (Padua) zat op die dag Gaius Cornelius, een bekend waarzegger, medeburger en bekende van de schrijver Livius, de vogeltekens te raadplegen. Volgens Livius zag hij eerst het tijdstip van de slag, en hij zei tegen de aanwezigen dat de gebeurtenis aan de gang was en dat de mannen in actie kwamen. Daarna ging hij door met observeren en bij het zien van de tekens sprong hij enthousiast op en riep: “U overwint, Caesar!” De omstanders waren verbijsterd, maar Cornelius nam de krans van zijn hoofd en verklaarde onder ede dat hij hem niet meer op zou zetten totdat het feit voor zijn kunst getuigd had. Livius verzekert in elk geval dat het zo gebeurde. (Caesar 47; vert. Hetty van Rooijen)

Dit is een standaardanekdote, zoals we kennen bij wel meer historische gebeurtenissen. Hier is een antieke parallel, maar ook de slag bij Waterloo is nogal eens telepathisch waargenomen. Ik geloof niet in telepathie maar wel in bepaalde patronen waarmee verhalen mondeling worden doorgegeven. Farsalos is geen uitzondering.

Farsalos als broederkrijg

Cassius Dio heeft nog een schokkend voorbeeld. Als hij een beschrijving geeft van de naderende broederkrijg, vermeldt hij nog een detail: dat sommige Romeinse burgers die vielen bij Farsalos, probeerden hun familie nog een laatste groet te geven door hun moordenaar te verzoeken het door te geven. Het is te makkelijk dit af te doen als pure fictie; zeker, zulke dingen kunnen niet zijn gebeurd tijdens het heetst van de strijd, maar het is wel mogelijk in de latere gevechten, toen verspreid op het veld vluchtelingen werden ingehaald.

Broederstrijd dus. De soldaten aarzelden. Tijd verstreek. Men dacht na. Cassius Dio schrijft dat Caesar en Pompeius het signaal voor de aanval lieten blazen om te verhinderen dat de soldaten zouden weigeren te vechten.

[Wordt om half elf vervolgd. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #CassiusDio #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Padua #Patavium #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog

2025-06-03

Gaius Octavius in Spanje

Een heel jonge Octavianus (Museo Archeologico Nazionale, Florence)

Het was juni van het jaar waarin Julius Caesar zonder collega het consulaat bekleedde ofwel “ons” 45 v.Chr. Dus ja, u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij ontving zijn achterneef, Gaius Octavius, de latere keizer Augustus.

Gaius Octavius

Caesar had hem, toen nog een zestienjarige jongeman, al willen meenemen op zijn Afrikaanse campagne, maar Octavius’ moeder had dat verboden. Tijdens de viervoudige triomftocht had Octavius meegereden met de ruiters achter Caesars zegekar. Later was hij gastheer geweest bij een toneelvoorstelling. Hij was toen onwel geworden en had geen deel kunnen nemen aan de Spaanse Oorlog. Desondanks reisde hij, eenmaal genezen, zijn oudoom achterna. In de zomer van 45, kort voor zijn achttiende verjaardag, diende hij zich in de buurt van Gibraltar bij Caesar aan.

Caesar omhelsde hem als een zoon en verwelkomde hem, want degene die hij ziek thuis had gelaten zag hij nu veilig en wel. Hij liet hem ook niet meer gaan en onderhield hem in zijn eigen paviljoen. Caesar prees zijn ijver en intelligentie, maakte er een gewoonte van hem bij zijn gesprekken te betrekken om zo zijn verstand te beproeven. Toen Caesar merkte dat Octavius schrander en intelligent was, en dat zijn antwoorden scherp en altijd ter zake waren, nam zijn achting en genegenheid nog verder toe.noot Nikolaos van Damascus, Augustus fr.23.

De auteur van deze woorden, Nikolaos van Damascus, is altijd erg positief over keizer Augustus, en we mogen ons afvragen of het werkelijk zo is gegaan. Een andere achterneef, Quintus Pedius, was eveneens aanwezig, had al eerder gevochten in Gallië en zou later de allerhoogste militaire eerbewijzen krijgen. Hij blijft onvermeld. Het verhaal is minimaal te eenzijdig en kan zeker in Augustus’ propaganda zijn aangedikt. Als het niet ronduit verzonnen is.

Voortekens

Neem een anekdote die Cassius Dio lijkt te hebben ontleend aan Titus Livius: Caesar meende na de slag bij Munda dat hij nog nieuwe oorlogen zou winnen.

In die hoop werd hij vooral bevestigd door het feit dat uit een palm die op de plaats van de slag stond, onmiddellijk na de overwinning een scheut was gegroeid.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 43.41.

Suetonius kent dat voorteken ook, maar betrekt het niet op toekomstige prestaties van Caesar. Dit keer voorspelt de scheut dat Caesar een opvolger zal vinden.

Toen Caesar bij Munda een bos liet omhakken op de plaats die hij voor een kamp had bestemd, gaf hij bevel om een daar aangetroffen palmboom te laten staan als voorteken van de overwinning. Terstond schoot daaruit een nieuwe loot op, die in enkele dagen zover uitgroeide dat hij de stam waaruit hij voortgekomen was niet alleen in lengte evenaarde, maar die zelfs overschaduwde, terwijl een menigte duiven daarin ging nestelen, hoewel deze vogelsoort hard en stekelig gebladerte in de regel vermijdt. Men vertelt dat het dit wonderteken is geweest dat Caesar ertoe bewoog de kleinzoon van zijn zuster en geen ander tot zijn opvolger te bestemmen.noot Suetonius, Augustus 94; vert. Daan den Hengst.

Uiteraard is Suetonius’ verhaal onzin, want het was pas weken na de campagne bij Munda eer Octavius zich in Spanje aandiende. Dat Suetonius’ versie slechts een latere bewerking is, wil echter niet zeggen dat Dio’s versie betrouwbaar is. Die noemt Caesar en Octavius doodleuk “strijdgenoten”. Dat is evenmin waar.

Saguntum

We weten wel dat Caesar en zijn achterneef in de loop van de zomer hun reis vervolgden naar Cartagena en Saguntum.

De Saguntijnen kwamen Octavius om hulp vragen, want tegen hen liepen enkele aanklachten. Hij trad op als hun vertegenwoordier en wist bij Caesar het intrekken van de klachten te bewerkstelligen. Toen Caesar de verheugde Saguntijnen naar huis stuurde, prees hij Octavius en noemde hem hun redder. Daarna benaderden veel andere mensen Octavius met verzoeken om bijstand, en hij bleek voor hen van grote waarde te zijn.noot Nikolaos van Damascus, Augustus fr.26.

Met andere woorden: Octavius was begonnen een eigen patronage-netwerk op te bouwen. Het zou hem later van pas komen. Voor zover ik kan zien, zouden de Iberische gewesten tijdens de latere burgeroorlogen nooit een ander dan hem steunen.

Laster (of niet)

Ondertussen is er ook een andere traditie over de wijze waarop Octavius omhoog viel. Het is namelijk wel wonderlijk dat Caesar enkele maanden later Octavius zou aanwijzen als voornaamste erfgenaam. Natuurlijk, Sextus Julius Caesar was inmiddels dood en Caesar moest denken aan een opvolger als familiehoofd. Maar het is vreemd dat hij daarbij Quintus Pedius, die veel meer ervaring had, zo opvallend passeerde. Er circuleerden allerlei roddelpraatjes.

In zijn vroegste jeugd werden hem allerlei schanddaden aangewreven. Sextus Pompeius maakte hem uit voor verwijfd, Marcus Antonius beweerde dat hij zijn adoptie verdiend had door zich door zijn oudoom te laten misbruiken.noot Suetonius, Augustus 68; vert. Daan den Hengst.

Dit mag dan roddel zijn, het is niet per se onwaar, net zo min als de officiële versie vol palmscheuten, strijdgenoten en scherpzinnige tafelgesprekken per se waar is. Feit is dat we het eigenlijk niet goed weten. Zoals zo vaak. Het is immers oudheidkunde.

Agrippa

Tot slot een hypothese. Caesar had oog voor talent. Hij begreep wat zijn mensen konden en herkende wat ze niet konden. Het is opvallend dat Caesar aan Octavius iemand toevoegde, Marcus Vipsanius Agrippa. Ze zouden hun leven lang bevriend blijven. Ik heb me weleens afgevraagd of Caesar niet heeft herkend dat Octavius geen talent had voor het krijgsbedrijf en hem daarom voorstelde aan iemand met meer militair inzicht.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #Augustus #CassiusDio #GaiusOctavius #JuliusCaesar #MarcusAntonius #MarcusVipsaniusAgrippa #NikolaosVanDamascus #Octavianus #QuintusPedius #Saguntum #SextusJuliusCaesar #SextusPompeius #Spanje #Suetonius

2025-04-30

Caesar houdt een landdag in Sevilla

De Guadalquivir bij Sevilla

Het was eind april en het was in het jaar waarin Julius Caesar zonder collega het consulaat bekleedde (45 v.Chr.). En de voorgaande volzin wil zeggen, zoals u weet, dat dit een nieuwe aflevering zal zijn in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

De val van Munda

In het vorige stukje zagen we dat Caesar van Córdoba via Sevilla naar Cádiz was gegaan. In dezelfde tijd was zijn gevluchte tegenstander Gnaeus Pompeius om het leven gebracht. Al die tijd was er gevochten om Munda, waar Caesars verslagen tegenstanders hun toevlucht hadden genomen. Verschillende belegerden wisten dat ze hun kans op genade, de Clementia Caesaris, hadden verspeeld. Zij hadden geen andere mogelijkheid dan te vechten tot het bittere einde. Anderen konden echter nog wel rekenen op een lankmoedige behandeling en dat moest wel leiden tot spanningen. Uit De Spaanse Oorlog hebben we een verslag waarin een kleine lacune zit.

Caesar had Quintus Fabius Maximus achtergelaten om het garnizoen in Munda aan te vallen. Hij hield zich zonder ophouden, dag en nacht, bezig met de belegering van de stad. De ingesloten vijanden begonnen elkaar te bevechten en na een flinke slachtpartij deden ze …

Onze troepen lieten deze kans om de stad terug te krijgen niet voorbijgaan en namen de resterende vijanden levend gevangen, veertienduizend man.noot Ps.Caesar, Spaanse Oorlog 41; vert. Hetty van Rooijen.

Een week later, op 22 of 23 april, nam Fabius Maximus ook Urso in, het huidige Osuna. Daarmee waren op één na alle verzetshaarden opgeruimd. Alleen Sextus Pompeius zwierf nog ergens met zijn ruiterleger.

Caesar in Sevilla

Nog een week later, vandaag 2069 jaar geleden, keerde Caesar terug naar Sevilla, waar hij een provinciale landdag hield. De dictator-voor-tien-jaren was begonnen aan de reorganisatie van de provincie Andalusië en zou daar nog even mee bezig zijn. Sevilla wees hij aan als een van de steden waar zijn gedemobiliseerde soldaten land konden krijgen. Ook schreef hij vanuit Sevilla brieven naar bevriende senatoren.

Romulus en Remus door herders gevonden (Palazzo Massimo, Rome).

Feest in Rome

Op 20 april bereikte het nieuws van Caesars Spaanse zege de stad Rome. Het geval wilde dat de Romeinen de volgende dag de Parilia vierden, een feest dat ze associeerden met de stichting van hun stad. Het was namelijk het enig bekende herdersfeest, en Romulus en Remus zouden herders zijn geweest. Ergo, Rome was gesticht op 21 april. Logisch.

Om de overwinning te vieren, gelastte de Senaat een dankfeest van vijftig dagen. Ook werden de al geplande festiviteiten uitgebreid. Uit de woorden van Cassius Dio valt op te maken dat de Romeinen nog in zijn tijd, begin derde eeuw na Chr., tijdens de Parilia de slag bij Munda herdachten.

Zo kwam een einde van de Spaanse Oorlog, maar niet aan het geweld. In het oosten, in Syrië, was Caecilius Bassus nog steeds actief en op het Iberische Schiereiland bleef Sextus Pompeius, zoals gezegd, een constante bron van zorg voor diverse gouverneurs. Hij zou in de chaotische tijd na de moord op Caesar Sicilië nog bezetten. Anders gezegd: de Tweede Burgeroorlog mocht dan voorbij zijn, vrede was het niet.

Inscriptie van Sextus Pompeius (EDCS-14700098; Archeologisch museum, Marsala)

Afscheid

Ik neem op dit punt afscheid van vertaalster Hetty van Rooijen. In meer dan één betekenis. Haar vertaling van Caesars Burgeroorlogen en de daarop volgende, aan Caesar toegeschreven monografieën De Alexandrijnse Oorlog, De Afrikaanse Oorlog en De Spaanse Oorlog heeft de laatste tijd bijna voortdurend op mijn bureau gelegen en ik heb er eindeloos vaak uit geciteerd. En anders was het wel uit haar Beroemde Romeinen, waarin enkele vertaalde biografieën van Ploutarchos zijn gebundeld.

Het afscheid is helaas dubbel, want ongeveer toen ik aan deze reeks begon, is Hetty overleden. Ze heeft dus niet kunnen zien hoe dit project zich ontwikkelde, maar had er schik in toen ik het haar voorstelde. Deze reeks gaat nog even verder – het is immers nog elf maanden tot de moord op de dictator – maar ik wilde haar enthousiasme niet onvermeld laten.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier. Mijn bezoek aan Andalusië werd deels gefinancierd door V-Incentive.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #CassiusDio #clementiaCaesaris #dictator #HettyVanRooijen #JuliusCaesar #Munda #Osuna #Parilia #QuintusFabiusMaximus #SextusPompeius #slagBijMunda #SpaanseOorlog #Spanje #TweedeBurgeroorlog

2025-04-10

Het theater van Marcellus

Het theater van Marcellus in Rome

Het is tegenwoordig wat moeilijk voorstelbaar, maar het deel van Rome dat nu het meest geldt als het historische centrum, het deel in de grote Tiber-boog, lag in de Oudheid buiten de stadsmuur. Het heette Campus Martius, “Marsveld”, en werd pas in de late derde eeuw na Chr. bij de stad getrokken. Toen was het volgebouwd met allerlei monumenten, waarvan de tempels van de Largo Argentina, het Mausoleum van Augustus en het Pantheon het opvallendste zijn. Omdat Pompeius hier een theater had gebouwd, wilde Julius Caesar dat ook doen, en uiteraard moest dat groter en luxueuzer zijn.

Het theater van Marcelles

Na Caesars dood bleef het werk liggen, maar toen Augustus eenmaal aan de macht was gekomen, werd de constructie hervat. Uit een inscriptie weten we dat het gebouw al was voltooid in 17 v.Chr., toen Augustus er een feest organiseerde. Niettemin werd het pas in 13 officieel ingewijd en genoemd naar Marcus Claudius Marcellus, de tien jaar eerder gestorven neef en schoonzoon van de keizer. De keizerbiograaf Suetonius vermeldt de schouwburg:

Augustus bouwde verschillende werken onder andermans naam, bijvoorbeeld die van zijn kleinzoons, echtgenote of zuster: de Porticus en de Basilica van Gaius en Lucius, de Porticus van Livia, die van Octavia en het Theater van Marcellus.noot Suetonius, Augustus 29.6-7; vert. Den Hengst.

De huidige ruïne is zo’n twintig meter hoog, maar destijds was het theater bekroond met een houten bovenbouw. De doorsnede van het halfronde bouwwerk is bijna honderddertig meter. Vijftienduizend toneelliefhebbers konden er een zitplaats vinden, en in het schellinkje waren nog eens vijfduizend staanplaatsen.

Romeins toneel

De toneelstukken waren óf plechtige tragedies óf grove kluchten die draaiden om seks en geweld. Als in zo’n stuk iemand werd verkracht, gemarteld of gedood, was dat bloedige ernst, waarbij de acteur of actrice op het moment suprême werd vervangen door een veroordeelde. In De dood van Hercules werd dus iemand levend verbrand en in Laureolus verscheurde een uitgehongerde beer een gekruisigde, zodat het publiek aan het einde van de voorstelling keek naar een van bloed druipende massa mensenvlees aan een kruis.

De pantomime was vriendelijker. Een beschrijving vinden we in De gouden ezel, de lange prozatekst van Apuleius waarover ik al eens blogde. Hij vertelt over een mythologisch tableau vivant, en wel het oordeel van Paris, die een gouden appel moest toewijzen aan één van drie godinnen:

Jongens en meisjes, in de bloei van hun jeugd, schoon om te zien, sierlijk gekleed, traden aan met bevallige pas om een Griekse wapendans uit te voeren. Ordelijk opgesteld vormden zij allerlei bekoorlijke figuren: nu eens stelden zij zich op in een zuivere cirkel, dan weer sloten zij zich aaneen tot een lange rij, splitsten zich in twee groepen. Maar zodra een laatste geschal van de trompet een einde had gemaakt aan de beurtelingse beweging en ingewikkelde wendingen, werd het scherm opgetrokken, de gordijnen opgerold en verscheen het decor.

Het was een berg van hout, naar het voorbeeld van de beroemde berg … Ida, zeer kunstig gebouwd, beplant met groene bosjes en levende bomen. Bovenaan de top had de hand van de bouwmeester een bron doen ontspringen, waaruit een riviertje stroomde. Enkele geiten graasden er en evenals Paris, de Frygische herder, speelde een jongeling, fraai gekleed, met van de schouders neerhangende mantel, het hoofd met een gouden muts bedekt, de rol van schaapherder. … Dan verscheen een meisje met een edel gelaat, gelijkend op de godin Juno; een blinkend diadeem omsloot haar hoofd en zij droeg een scepter. Een ander kwam aangelopen, ongetwijfeld Minerva, het hoofd bedekt door een glanzende helm en op die helm een olijfkrans. Zij hief haar schild op en zwaaide haar lans, zoals zij is wanneer zij ten strijde gaat.

Daarna kwam een derde binnen …, die door de bekoring van haar goddelijke kleur zich deed kennen als Venus, Venus nog als maagd, volmaakte schoonheid tentoonspreidend door haar naakt en onbedekt lichaam, behalve dat een dunne zijden doek haar nog even zichtbare schaamte beschaduwde. Soms woei de nieuwsgierige wind liefderijk spelend die doek even ter zijde, zodat de bloei der jeugd zich openlijk vertoonde, dan weer blies hij dartelend hem terug, zodat deze vastgekleefd de bekoring van haar leden als met een schrijfstift aftekende. De kleur van de godin was verschillend voor het oog, het lichaam blinkend wit, omdat zij afdaalt uit de hemel, de mantel blauw, omdat zij opstijgt uit de zee.noot Apuleius, Gouden ezel 10.29.4-32.1; vert. Schwartz.

Recital

Het Marcellustheater was ook de plaats waar de muzikale keizer Nero in 59 na Chr. voor het eerst in het openbaar optrad. De Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio beschouwde acteurs en muzikanten als mensen van bedenkelijk allooi en vond het gênant als een lid van het vorstenhuis een muziekuitvoering gaf. Het pijnlijkst was volgens hem dat ook mensen die wél wisten hoe het hoorde onder dwang stukjes moesten opvoeren:

Daarna bedacht Nero een nieuw soort feest: het heette Juvenalia (of Feest van de Jeugd) en werd gehouden ter ere van zijn baard. Die had hij namelijk in die tijd voor het eerst laten afscheren. De haren plaatste hij in een kleine gouden bol en hij wijdde ze aan Jupiter Capitolinus. Voor dit feest moest iedereen, ook de leden uit patricische geslachten, iets bijzonders presteren. Zo deed bijvoorbeeld Aelia Catella, afkomstig uit een vooraanstaande, rijke familie, maar ook al op leeftijd (ze was al in de tachtig), mee aan de opvoering van een pantomime.

Anderen, die vanwege hun leeftijd of slechte gezondheid zelf niet meer konden optreden, deden mee in het koor. Ze oefenden allemaal zo goed en zo kwaad als dat ging en de meest vooraanstaande mannen en vrouwen, meisjes en jongens, bejaarden, bezochten speciaal voor dat doel opgerichte scholen. Als iemand voor geen enkele vorm van amusement geschikt was, werd hij in het koor gezet. Toen sommigen van hen uit schaamte maskers voordeden om niet herkend te worden, gaf Nero het bevel dat ze de maskers af moesten zetten, zogenaamd omdat het volk dat wou. Zo kon iedereen over wie ze kort daarvoor als magistraat nog gezag hadden uitgeoefend, zien wie het waren die optraden.

… Nu kwam een bij al deze voorvallen passend hoogtepunt: Nero zelf trad op in het theater en werd onder zijn eigen naam door Gallio aangekondigd. Daar stond nu die keizer op het toneel, in het tenue van een kitharode, en richtte de volgende woorden tot het publiek: “Mijne heren, leent mij welwillend uw oor!” Toen voerde deze “keizer” bij de kithara liederen uit, met een groot aantal soldaten naast zich. En alle mensen voor wie er plaats was zaten te luisteren. Nero had, zeggen tenminste onze bronnen, maar een zwakke en niet zo heldere stem zodat hij iedereen aan het lachen en huilen tegelijk maakte.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 62.19.1-20.2; vert. Gé de Vries.

De zojuist genoemde Gallio was overigens de broer van de filosoof Seneca. Hij is, zoals ik al eens vertelde, ook bekend uit de bijbel, want als gouverneur van Griekenland heeft hij de apostel Paulus nog eens gered uit een benarde situatie. Het is een intrigerend gegeven dat de apostel zich tijdens dit feest in Rome bevond en vernomen moet hebben dat zijn beschermer was gepromoveerd tot spreekstalmeester.

#Augustus #CampusMartius #CassiusDio #LuciusApuleius #LuciusJuniusGallioAnnaeanus #MarcusClaudiusMarcellus #Marsveld #Nero #Suetonius #theater #TheaterVanMarcellus

2025-03-17

De slag bij Munda (5)

Een trofee (Altes Museum, Berlijn) (denk ik)

Vandaag 2069 jaar geleden vond de slag bij Munda plaats, waarin Julius Caesar een zwaarbevochten zege boekte op zijn republikeinse tegenstanders. In het vorige stukje beschreef ik hoe Caesars mannen na een urenlange strijd uiteindelijk de overhand kregen.

Een antieke veldslag, doorgaans gevochten met blanke wapens, kon ongelooflijk bloedig zijn. Als we lezen over rivieren die van het vergoten bloed rood kleurden, is dat niet altijd een hyperbool. De verslagen partij leed meestal enorme verliezen en dat was bij Munda niet anders.

De doden

De auteur van De Spaanse Oorlog schrijft:

Zo werden ze totaal verslagen en ze zouden de slag niet hebben overleefd, als ze hun toevlucht niet hadden gezocht in hun uitvalsbasis. In dit gevecht sneuvelden ongeveer dertigduizend man, zo niet meer, evenals Titus Labienus en Publius Attius Varus, die beiden meteen na hun dood begraven werden. Ook kwamen drieduizend Romeinse ridders om, zowel uit Rome als uit de provincie. Onze troepen verloren ongeveer duizend man, deels ruiters deels infanteristen; ongeveer vijfhonderd man werden gewond. Van de vijanden werden dertien adelaars buitgemaakt.noot Ps.Caesar, Spaanse Oorlog 31; vert. Hetty van Rooijen.

Hoe deze body count tot stand is gekomen, is onbekend, maar er is geen reden te betwijfelen dat de veldslag eindigde in een bloedbad. De auteur van De Spaanse Oorlog, Appianus en Cassius Dio weten alle drie te melden dat Caesars soldaten de lijken van hun vijanden gebruikten als bouwmateriaal toen ze die avond een wal moesten aanleggen om hun op het slagveld aangelegde kamp. Het was te laat op de dag om nog naar het eigen kamp terug te marcheren, acht kilometer verderop.

Executies

Na de opmerking over de dertien buitgemaakte adelaars bevat de tekst van De Spaanse Oorlog een paar losse woorden waar geen chocola van te maken valt. We herkennen woorden als “standaards”, “roedenbundels” en “behandelde hen”. De twee eerste laten zich nog wel duiden: Caesars mannen maakten standaards en roedenbundels buit, waarbij aantallen genoemd zullen zijn geweest. De vraag is wie er hoe werden behandeld. De frase “behandelde hen als vijanden” komt echter vaker voor en past bij het gegeven dat nogal wat mannen hun claim op de Clementia Caesaris hadden verspeeld. Hoeveel mensen er zo om het leven zijn gebracht, is niet duidelijk.

In elk geval zal een deel van de manschappen van Pompeius die nacht op de vlucht zijn gegaan, richting Carmona en Sevilla. Anderen vonden hun toevlucht in Munda.

De legende van Munda

En zo had Caesar het bloedigste gevecht uit de Tweede Burgeroorlog gewonnen. Het had erom gehangen. Appianus vertelt

Uiteindelijk behaalde Caesar tegen de avond met grote moeite de zege. Toen heeft hij, zegt men, opgemerkt dat hij vaak voor de overwinning had gevochten, maar nu ook voor zijn leven.noot Appianus van Alexandrië, Burgeroorlogen 2.104; vert. John Nagelkerken.

Het “zegt men” betekent dat Appianus zich er niet aan wil committeren dat Caesar dit werkelijk heeft gezegd. Er was in zijn tijd inderdaad nogal wat legendevorming over de slag bij Munda. Publius Annius Florus, de auteur van een overzicht van de Romeinse oorlogen, insinueert dat Caesar tijdens de veldslag zelfmoord zou hebben overwogen. Het lijkt literaire dramatisering, maar niemand betwijfelt dat de dag van Munda inderdaad een drama is geweest.

En ik vraag me af: wat als de dichter Lucanus zijn gedicht over de Tweede Burgeroorlog zou hebben voltooid? We noemen het nu Pharsalia, maar dat is niet de titel die hij eraan gaf. Het heette vermoedelijk gewoon De burgeroorlog. Maar Lucanus kwam uit Córdoba en de slag bij Munda was de grootste én beslissende veldslag van de Tweede Burgeroorlog. Het zou het logische einde van zijn gedicht zijn geweest en als het voltooid was geweest, hadden we veel meer geweten.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #Appianus #CassiusDio #clementiaCaesaris #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #MarcusAnnaeusLucanus #Munda #PubliusAnniusFlorus #PubliusAttiusVarus #slagBijMunda #SpaanseOorlog #Spanje #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog

2025-03-17

De slag bij Munda (4)

Een zegevierende Numidische ruiter, zoals in Munda (Bardomuseum, Tunis)

Vandaag 2069 jaar geleden vond de slag bij Munda plaats, waarin Julius Caesar zijn republikeinse tegenstanders beslissend versloeg. In het vorige stukje beschreef ik dat Caesars mannen zich moeizaam een weg omhoog vochten, tegen een heuvel op. De strijd ging urenlang gelijk op.

De generaals

Cassius Dio concentreert zijn verslag op de twee commandanten. Die konden allebei niet langer aanzien dat de strijd nu eens gunstig verliep voor de eigen partij, dan weer voor de tegenpartij. Daarom sprongen ze van hun paarden om te voet deel te nemen aan de strijd, hopend door hun fysieke aanwezigheid de balans te kunnen laten doorslaan in het voordeel van de eigen troepen.

De generaals namen dus zelf deel aan de strijd, maar dat leverde voor geen van beide legers voordeel op. Integendeel, toen de manschappen zagen dat hun aanvoerders deelden in het gevaar, overvielen ze elkaar met een nog grotere minachting voor de eigen dood en een nog groter verlangen tegenstanders te vernietigen. En dus sloeg geen van beide partijen op de vlucht. Ze waren zowel in vastberadenheid als fysieke kracht tegen elkaar opgewassen.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 43.38.

De ommekeer: de rechtervleugel

Wat ervoor zorgde dat Caesars manschappen uiteindelijk als overwinnaars uit deze strijd kwamen, is moeilijk te zeggen. Onze bronnen spreken elkaar tegen. Hier is wat de auteur van De Spaanse Oorlog heeft te melden.

Hoewel ze even grote kracht bezaten, werden de vijanden door onze salvo’s massaal doorboord en sneuvelden ze bij hopen. Op de rechtervleugel stonden, zoals gezegd, de soldaten van het Tiende. Hoewel die met weinigen waren, joegen ze hun tegenstanders door hun moed en energie grote angst aan. Ze begonnen de vijand met kracht van zijn stelling te verdringen, zodat Pompeius daar ter versterking een legioen naartoe begon over te brengen, om te voorkomen dat onze mannen hen van opzij insloten. Zodra dit legioen in beweging kwam, begon ook Caesars ruiterij de vijandelijke linkervleugel te bestoken; daardoor konden de mannen van het Tiende onverschrokken vechten en kreeg de vijand geen kans om zijn linie te versterken.noot Ps.Caesar, Spaanse Oorlog 31; vert. Hetty van Rooijen.

Kortom, volgens de auteur van De Spaanse Oorlog, die erbij was, kregen Caesars mannen de overhand doordat het Tiende Legioen een ommekeer forceerde op Caesars rechtervleugel. Misschien kunnen we toevoegen dat de legionairs inspiratie kregen toen Caesar met hen mee begon te vechten, al beweert Dio dat de fysieke aanwezigheid van de generaals geen rol speelde.

De ommekeer: de linkervleugel

Het verslag van Dio plaatst de ommekeer op de linkervleugel, waar de ruiters stonden van Caesars bondgenoot, koning Bogud.

Allen zouden zijn omgekomen of bij het vallen van de avond uiteen zijn gegaan zonder beslissing, ware het niet dat Bogud, die zich wat buiten het directe strijdtoneel bevond, zich begaf naar Pompeius’ kamp. Toen Titus Labienus dit zag, verliet hij zijn post om hem aan te vallen. De mannen van Pompeius veronderstelden nu dat Labienus op de vlucht sloeg en verloren de moed. Hoewel ze al snel de waarheid begrepen, wisten ze zich niet meer herstellen.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 43.38.

Het is mogelijk dat beide verslagen betrekking hebben op dezelfde gebeurtenis, omdat het Latijn van De Spaanse Oorlog wat onduidelijk is. Dan is de cavaleriecharge die de vijandelijke druk op het Tiende Legioen pareerde, feitelijk Boguds aanval vanaf de eigen linkervleugel geweest op een verzwakte plek in Pompeius’ linies.

Feit is: Caesars manschappen wisten uiteindelijk meer druk op hun vijanden uit te oefenen dan zij op hen. En dus won Caesar de slag bij Munda.

[Wordt vervolgd. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #Bogud #CassiusDio #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #slagBijMunda #SpaanseOorlog #Spanje #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog #XGemina

2025-03-17

De slag bij Munda (3)

Caesar (Museum van Korinthe)

Vandaag 2069 jaar geleden vond de slag bij Munda plaats, waarin Julius Caesar een zwaarbevochten overwinning behaalde op zijn laatste republikeinse tegenstanders. In het vorige stukje beschreef ik dat Caesars mannen, na tijdens een kilometerslange opmars een rivier te zijn overgestoken, zich hadden opgesteld aan de voet van een heuvelrug. Daarboven stonden de mannen van Gnaeus Pompeius Magnus, klaar om de aanval op te vangen.

Burgers tegen medeburgers

De auteur van De Spaanse Oorlog beschrijft het gevecht.

Aan onze kant stonden de mannen van het Tiende opgesteld op hun vaste plaats, de rechtervleugel, en die van het Derde en Vijfde met de rest, hulptroepen en ruiterij, op de linker. De strijdkreet werd aangeheven en het gevecht begon.noot Ps.Caesar, De Spaanse Oorlog 30; vert. Hetty van Rooijen.

Cassius Dio last op dit punt een interessante observatie in: “ze voelden geen enkele wroeging meer om elkaar te doden, omdat ze al zo vaak tegenover elkaar hadden gestaan in de strijd”. Dat burgers hun medeburgers doodden, schokte Dio. De auteur van De Spaanse Oorlog, die deelgenomen had aan het gevecht, lijkt dit aspect van de burgeroorlog minder vermeldenswaard te hebben gevonden.

De strijd bij Munda

Hoewel onze mannen moediger waren, verdedigden de vijanden zich uit alle macht van bovenaf. Van weerskanten kwam luid geschreeuw en viel men aan met een regen van werptuigen, zodat onze mannen bijna hun vertrouwen op de overwinning verloren.noot Ps.Caesar, De Spaanse Oorlog 31; vert. Hetty van Rooijen.

De strijd bij Munda ging gelijk op: voor Caesar een ongebruikelijke situatie. In de gevechten in Farsalos, Zela en Thapsus hadden zijn mannen hun tegenstanders vanaf het begin van de strijd overweldigd. Cassius Dio noemt details die hij aan elke veldslag zou kunnen hebben ontleend.

Niemand wilde zich gewonnen geven. Ze bleven op hun plaats, strijdend of stervend, alsof ieder voor zich verantwoordelijk was voor de zege of nederlaag. Daarom zagen ze niet hoe hun bondgenoten vochten, maar streden ze alsof ze de enigen waren. Niemand slaakte een zucht of kreet, maar beide partijen riepen slechts “Sla ze! Dood ze!”, waarbij hun daden hun woorden overtroffen.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 43.37.

Dit moet uren hebben geduurd en de lijken stapelden zich op, letterlijk.

[Wordt vervolgd. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #CassiusDio #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #slagBijMunda #SpaanseOorlog #Spanje #TweedeBurgeroorlog

2025-02-13

Wat is een krokotta?

Een Tasmaanse tijger (Sheffield, Tasmanië)

Wie een antieke tekst leest en stuit op een woord dat hij niet kent, zal hetzelfde doen als wie in een Nederlandse tekst een vreemd woord tegenkomt: het woordenboek erop naslaan. Maar wat als de lexicograaf het ook niet weet? Neem het dier dat in de Romeinse Keizertijd de krokotta heette.

Ktesias en Strabon

De eerste mij bekende vermelding is van Ktesias, een Griekse schrijver die een tijd aan het Perzische hof verbleef en nogal wat over India vertelt. Voor het goede begrip zeg ik er even bij dat de Grieken op dat moment het verschil tussen India en Afrika niet kenden. Wat wij beschouwen als twee landen werd bij hen bewoond door één volk, de donkere Ethiopiërs. Toen de mannen van Alexander de Grote later de Indus zagen, dachten ze dat het de Nijl was. Ook zeg ik erbij dat Ktesias niet altijd even goed onderscheid maakt tussen de harde feiten en vertelsels die hij aan het hof heeft gehoord.

In Ethiopië is er een dier genaamd krokotta, ook wel hondwolf genaamd, met een verbazingwekkende kracht. Er wordt gezegd dat het de menselijke stem imiteert, ’s nachts mensen bij hun naam roept en degenen verslindt die in zijn buurt komen. Hij is zo dapper als een leeuw, zo snel als een paard en zo sterk als een stier. Hij kan door geen enkel wapen van staal overwonnen worden.noot Fotios, Uittreksel uit Ktesias’ Indika 50.

Een tweede vermelding is bij de geograaf Strabon van Amaseia, die alleen weet dat zijn voorganger Artemidoros (die van de omstreden papyrus) het dier vermeldt in de contreien bezuiden de Rode Zee, in oostelijk Afrika.noot Strabon, Geografie 16.4.16. Daar wonen ook giraffen en slangen met een lengte van dertig el die olifanten overmeesteren. Artemidoros zou ook zeggen dat de krokotta een kruising is van een wolf en een hond.

Plinius over de krokotta

Ook Plinius de Oudere plaatst het dier in oostelijk Afrika:

In Ethiopië komen sfingen met bruin haar en twee borsten op hun bovenlichaam, en vele andere dieren die wel fabeldieren lijken algemeen voor: gevleugelde en met hoorns gewapende paarden, pegasi genaamd; op een kruising tussen honden en wolven lijkende krokota’s die alles met hun tanden kunnen breken, meteen verslinden en in hun maag verteren.noot Plinius de Oudere, Natuurlijke Historie 8.72; vert. Joost van Gelder e.a.

Hoewel het dier lijkt op een hond of wolf, denkt Plinius, anders dan Strabon, dat het geen kruising is van die dieren.

Als een Ethiopische leeuwen met een hyena heeft gepaard werpt ze een krokotta, die eveneens het stemgeluid van mensen en vee nabootst. Hij spiedt eeuwig en altijd om zich heen, heeft in beide kaken een aaneengesloten tand, zonder tandvlees, die wordt omsloten door een soort kas om te voorkomen dat hij afstompt onder druk van de andere kaak. noot Plinius de Oudere, Natuurlijke Historie 8.107; vert. Joost van Gelder e.a.

Latere vermeldingen bij Aelianus en Porfyrios voegen hieraan weinig toe, maar er zijn nog wel twee interessante details. De Historia Augusta weet dat keizer Antoninus Pius een complete dierentuin liet doden bij een niet geïdentificeerd festival en noemt dan olifanten, krokotta’s en tijgers in één adem, waaraan hij dan neushoorns, krokodillen en nijlpaarden toevoegt, benadrukkend dat dit dieren van de hele wereld waren. noot Historia Augusta, Antoninus Pius 10.9. Je krijgt de indruk dat twee teams zijn bedoeld, Indisch (waar tijgers wonen) en Afrikaans (waar nijlpaarden leven).

De andere vermelding is van de Grieks-Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio, die weet dat keizer Septimus Severus in 203 een krokotta in de arena presenteerde.

De krokotta komt uit India en … heeft een kleur die het midden houdt tussen die van een leeuwin en een tijger en het lijkt ook op die dieren, maar ook op een eigenaardige vermenging van een hond en een vos.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 77.1.4; vert. Simone Mooij.

Deze passage is belangrijk, want Dio is de enige die het dier zelf heeft gezien.

Wat is een krokotta?

Maar welk dier is het? Als we de fantastische informatie over imitatie van de menselijke stem even buiten beschouwing laten, weten we alleen dat het een viervoeter is ter grootte van een hond of wolf, een kleur heeft zoals een leeuwin of tijger. Misschien strepen en een opvallend staart, want Dio maakt vergelijkingen met tijgers en vossen. Het is zeker geen hyena, want Plinius maakt duidelijk een onderscheid.

Tot slot komt de krokotta van voorbij de Rode Zee, waarbij ik geneigd ben de plaatsing in Afrika te negeren. Het woord “Ethiopië” is te vaag van betekenis. Simone Mooij, die het laatste fragment vertaalde, meende dat het een Tasmaanse tijger was, een dier dat in de eerste eeuwen van onze jaartelling nog leefde op Java en heel goed op transport kan zijn gezet naar het westen. De Romeinen importeerden ook nootmuskaat, dat eveneens kwam uit het huidige Indonesië. We moeten de woordenboeken nog maar niet aanpassen, maar ik vind het een brutale, leuke hypothese.

#AntoninusPius #ArtemidorosVanEfese #CassiusDio #FotiosI #krokotta #Ktesias #SeptimiusSeverus #SimoneMooijValk #StrabonVanAmaseia

2024-12-17

De belegering van Apameia

Bij de belegering van Apameia waren ook Arabische ruiters actief (Louvre, Parijs)

Als ik schrijf dat het was tegen het einde van het jaar waarin Caesar en Lepidus het consulaat bekleedden (december 46 v.Chr. dus), dan concludeert u dat u weer een blogje te lezen krijgt in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” Maar het gaat vandaag niet over Caesar.

In een eerder stukje gaf ik aan dat Caesar de gouverneur van Cilicië, Quintus Cornificius, opdracht had gegeven de orde te herstellen in Syrië. Daar erkende Quintus Caecilius Bassus het gezag van Caesar niet. Hij had Caesars verwant Sextus Julius Caesar uit de weg laten ruimen en zelf de macht gegrepen. Bassus voorzag zichzelf van een officiële titel en verschanste zich in Apameia, waar hij beschikte over een goed verdedigbare citadel en geld. Daarmee begon hij een leger op te bouwen.

Dio’s verslag

Uit de Romeinse Geschiedenis van Cassius Dio weten we hoe het verder ging. De Grieks-Romeinse geschiedschrijver geeft weliswaar geen datering van de gebeurtenissen, maar gelukkig beschikken we ook over een brief van Cicero waarin de Romeinse politicus vertelt te beschikken over een in december 46 v.Chr. geschreven brief van Gaius Antistius Vetus.noot Cicero, Aan Atticus 14.9. Die rapporteert wat er bij Apameia was gebeurd. Zo kunnen wij Dio’s verslag dateren. (Over de genoemde Alchaudonios blogde ik eerder.)

Caecilius Bassus ronselde iedereen die daar qua leeftijd voor in aanmerking kwam, vrijen én slaven, bracht geld bij elkaar en vulde zijn wapenvoorraad aan. Maar terwijl hij daarmee bezig was, probeerde Gaius Antistius hem in Apameia in te sluiten en te belegeren. Dat liep uit op een gevecht dat gelijk opging.

Toen bleek dat geen van tweeën een duidelijk voordeel wist te bereiken, staakten ze de strijd. … Ze wachtten allebei op versterkingen. Antistius kreeg er soldaten bij uit de streek zelf, die pro-Caesar waren, én soldaten uit Rome, gestuurd door Caesar, terwijl Bassus hulp kreeg van Alchaudonios van Arabië … Beide partijen hadden zijn hulp ingeroepen. Alchaudonios koos positie tussen Apameia en het legerkamp, gaf nog geen antwoord maar wilde eerst weten wat men hem te bieden had. Bassus, die meer bood dan Antistius, won het pleit.

In het daaropvolgende gevecht bleek Bassus verreweg de sterkste, vooral door zijn boogschutters. Zelfs de Parthen kwamen opdagen, opgeroepen door Bassus, maar omdat de winter inviel bleven die niet al te lang bij hem; ze hadden zodoende nauwelijks invloed op de afloop.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 47.27; vert. Gé de Vries.

De muren van de citadel van Apameia

Cicero’s correspondentie

Tot zover Dio. In zijn verslag aan Cicero schrijft Antistius Vetus dat het juist de Parthen waren die de zaak beslisten. Hun commandant was prins Pakur geweest en diens interventie was een van de redenen waarom Caesar niet veel later de Parthen wilde aanvallen. We zullen Antistius Vetus maar vergeven dat hij niet vertelde dat hij zich vooral in de nesten had gewerkt door een potentiële Arabische bondgenoot onvoldoende te bieden.

Ik heb niet kunnen achterhalen waarom uiteindelijk Gaius Antistius Vetus en niet Quintus Cornificius aan het hoofd stond van Caesars interventiemacht. Cicero vertelt wel dat Cornificius in de zomer van 45 v.Chr. naar Italië terugkeerde en zich “beklaagde” over het simpele huis dat Cicero hem ter beschikking had gesteld. Cicero “bestrafte” hem voor de belediging aan het adres van zijn villa door hem uit te nodigen in een van zijn andere landhuizen. De brief toont dat er, ondanks de ongemakkelijke rust in Rome, nog alle ruimte was voor speelsheid.noot Cicero, Brieven an vrienden 12.20.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Alchaudonios #Apameia #belegering #CassiusDio #Cicero #GaiusAntistiusVetus #JuliusCaesar #PakurI #QuintusCaeciliusBassus #QuintusCornificius #Syrië #TweedeBurgeroorlog

World History Encyclopediawhencyclopedia@mstdn.social
2023-08-01

Without the valuable contributions of historians, later generations would have little knowledge of the past - the good as well as the bad. worldhistory.org/livy/ #History #CassiusDio #Cicero #History

2023-07-28

Ancient history is crazy. We have so little to go on that entire superstructures of argument will be constructed on a tiny base of primary evidence. There is a whole debate among historians over whether Julius Caesar is responsible for the destruction of the Library of Alexandria, and it all seems to hinge on the interpretation of the single word "apothekas" in Cassius Dio's Roman History.
#JuliusCaesar #CassiusDio #Alexandria #AncientHistory

World History Encyclopediawhencyclopedia@mstdn.social
2023-01-11

Publius Cornelius Tacitus (l. c. 56 - c. 118 CE) was a Roman historian, active throughout the reign of Trajan (r. 98-117 CE) and the early years of Hadrian (r. 117-138 CE). His best-known works are Histories and Annals, which cover the history of the empire from the time of the Julio-Claudians to the reign of Domitian (r. 81-96 CE). Although best known for his historical writings, he also had a...worldhistory.org/tacitus/ #CassiusDio #History #Livy

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst