Zes redenen om Filon van Byblos te lezen
Vanaf volgende week ligt Goden en halfgoden in de winkel, de eerste Nederlandse vertaling van de fragmenten van de Fenicische Geschiedenis van de Fenicisch-Grieks-Romeinse auteur Filon van Byblos. De vertaler is Hein van Dolen, dus dat is allemaal tiptop voor elkaar, en ik ben degene die de vertaalde fragmenten probeert uit te leggen. Nu is Filon een volstrekt onbekende auteur. Ik was nét begonnen dit blogje te schrijven toen een bekende oudheidkundige me belde, en die vertelde me tussen neus en lippen door nog niet eerder van Filon (en Berossos) te hebben gehoord. Waarom verdient Filon wat meer aandacht?
1
De overgeleverde fragmenten documenteren de mythen die ooit circuleerden in Kanaän en Fenicië. Dit is de wereld waarin het jodendom is ontstaan, en Filon helpt begrijpen tegen wie de eerste monotheïsten zich afzetten. Misschien niet heel vaak, maar het is in elk geval informatie die afkomstig is van een auteur die nog niets wist van het rabbinaat. Dat is een ongebruikelijk en daarom belangrijk perspectief.
De Fenicische mythen lijken op die uit Mesopotamië, op die uit Anatolië en zo nu en dan op die uit Egypte. Ze lijken bovendien op de mythen van Griekenland. Filon bewijst dat de mythe over de opeenvolgende godengeneraties, die we kennen uit het Anatolische Lied van Kumarbi uit het tweede millennium v.Chr., in Fenicië ook in de eeuwen daarna bekend was. Dat biedt inzicht in de tijd en de wijze waarop deze mythe is aangekomen bij Hesiodos, wiens Theogonie de structuur vastlegde van de Griekse mythologie.
2
Een andere reden om Filon te lezen is de rationalisering van de mythen. Ik vertelde onlangs al dat mensen destijds natuurwetenschappelijke en allegorische interpretaties gaven aan de oude verhalen. Filon illustreert de derde methode: het euhemerisme, waarover in ons taalgebied weinig is gepubliceerd voor de in de Oudheid geïnteresseerde lezer.
3
Filons mythen bieden zicht op een wereldbeeld dat niet het onze is. Ook dat is een reden om de fragmenten van de Fenicische Geschiedenis te lezen. Antieke mythen zijn namelijk inconsistent. Net als andere antieke volken beschikten de Feniciërs over een verzameling van namen, aanspreektitels, verhalen, functies en wat dies meer zij, die ze voortdurend anders combineerden. De god die Filon nu eens Zeus, dan weer Belos, vervolgens Demarous en ook wel Adados noemt, en die de Kanaänieten Baäl noemden, heeft als vader én Ouranos én Kronos én Dagon. Zulke tegenspraken treffen ons als vreemd, maar in veel culturen hebben de mensen er minder moeite mee. Het contrast helpt ons begrijpen dat ons wereldbeeld, waarin alles systematisch geordend is (en dat ons ver heeft gebracht), niet het enig mogelijke is.
4
Een volgende reden om Filon te lezen is didactisch. Onze kennis van de Oudheid is fragmentarisch. In het geval van de Fenicische Geschiedenis zelfs letterlijk. De oudheidkundige heeft altijd te weinig data, en daarom is oudheidkunde de wetenschap van de dataschaarste. Bij elk stukje informatie dat de onderzoeker in handen krijgt, zal hij bedenken welke informatie hij niet bezit, en dat blijkt steeds een veelvoud te zijn van wat hij wel heeft. Dit betekent dat als we een bron lezen, we niet alleen moeten kijken naar wat er staat, maar vooral naar wat er niet staat. Wie Filon leest, zal constateren dat Baäl anders aanwezig is dan je zou hebben verwacht. Pas dan ga je de gemaakte keuzes herkennen en begrijp je welke vragen je aan de tekst moet stellen.
In een situatie van dataschaarste betekent de lectuur van n’importe welke tekst dat je generalist moet zijn. Iemand die álle data bestudeert. Dat hebben Hein en ik in dit boek willen illustreren: we namen de fragmenten van een Griekse tekst en hebben getoond dat die onbegrijpelijk zijn zonder te kijken naar Kanaänitische, Fenicische, Egyptische, Hebreeuwse, Aramese, Anatolische en Mesopotamische teksten. Een oudheidkundige is generalist of geen oudheidkundige.
5
En dan is er Filon zelf: een Romein die zich in zijn Fenicische trots bedient van een Grieks genre, geschiedschrijving, van de Griekse taal en van een Griekse manier om mythen te duiden. Zo’n meervoudige identiteit staat bekend als “situationele etniciteit”. Wie woonde in het Romeinse Rijk, kon in zijn contact met de overheid Romein zijn, in zijn taalgebruik Griek en thuis weer iets anders. Dat was in de oude wereld normaal, denk maar aan hellenistisch Baktrië.
Daarnaast kennen we, met een term van de Amerikaanse socioloog Herbert Gans, “symbolische etniciteit”: een ietwat oppervlakkige, vrij te kiezen en aan de situatie aan te passen identiteit. Een hedendaags voorbeeld is de Amerikaan die zich beroept op zijn Nederlandse voorouders, maar geen Nederlands spreekt, dient in het Amerikaanse leger en over zijn geadopteerde vaderland weinig meer weet dan dat er windmolens staan en dat mensen op klompen lopen.
Situationele en symbolische etniciteiten waren in het Romeinse Rijk gewoon, maar Filon van Byblos is een ander paar mouwen. Zijn Fenicische identiteit had niets vrijblijvends. In de toenmalige wetenschapstaal, het Grieks, voorzag hij de destijds algemeen erkende Griekse culturele superioriteit van een contrapunt. Hij was daarom bereid de oude mythen euhemerisch te verbeteren om zo de rest van de wereld te tonen dat de Grieken niet alleen het schrift, de zeevaart en bepaalde goden hadden overgenomen, maar dat ze ook nog slechte leerlingen waren geweest die het aanbod nooit hadden begrepen.
6
Een laatste reden om Filon van Byblos te lezen is die Fenicische cultuur. De door Filon getypeerde mythologie zit vol inconsistenties, wat deels komt door het niet-rationele karakter van alle mythologie en deels doordat de Kanaänieten en Feniciërs woonden in een opvallend open wereld. Het waren kosmopolieten die van alles overnamen. Een puur Fenicische cultuur heeft nooit bestaan. Wat wel heeft bestaan, is een samenleving op een centrale plaats in de ideeënuitwisseling tussen het Nabije Oosten en het Griekse westen.
Er is desondanks weinig aandacht voor de Fenicische stadstaten. Dat heeft iets te maken met het feit dat Fenicië voor specialisten in het oude Mesopotamië perifeer is, dat Fenicië voor specialisten in de klassieke wereld perifeer is en dat Fenicië voor Bijbelwetenschappers perifeer is. Het is vooralsnog moeilijk om in een publieksboek zoals Goden en halfgoden verder te komen dan algemeenheden over “de” cultuur van de Feniciërs, maar we moeten ergens beginnen, en Filon van Byblos is ideaal om te tonen welke verbanden er zijn tussen Fenicië en de rest van de oude wereld.
***
Goden en halfgoden is hier bestelbaar. Levering in de loop van de volgende week.
PS
De Amsterdamse krant Het Parool heeft een reeks Grote Amsterdammers opgesteld en u mag nu stemmen wie u de grootste vindt. Dat de selectie bestaat uit veertien, zal wel zijn bedoeld om Johan Cruijff te laten winnen. En dat André Hazes erbij staat, zal wel zijn bedoeld om expats in te peperen dat niet alles in Amsterdam Engelstalig is. Kortom, er is niet veel goeds over deze poll te zeggen.
Niettemin: surf even naar die pagina, scroll naar beneden en stem op Douwes Dekker ofwel Multatuli. Als de auteur van Woutertje Pieterse gaat gelden als grootste Amsterdammer, compenseert dat een klein beetje dat hij de Nobelprijs nooit heeft kunnen winnen, wat natuurlijk wel had gemoeten.
#boek #euhemerisme #FilonVanByblos #GodenEnHalfgoden #HeinVanDolen #HerbertGans #Hesiodos #Kronos #LiedVanKumarbi #Multatuli #mythologie #Ouranos #situationeleEtniciteit #symbolischeEtniciteit #Theogonie