#RomeinsKeizerschap

2025-11-04

Het Senaatsgebouw in Rome (2)

De vloer van het Senaatsgebouw

Ten tijde van de Republiek werden in het Senaatsgebouw zaken gedaan, maar in de Keizertijd was dat afgelopen. Toch waren de zittingen belangrijk. Als de Senaat niet met reces was (bijvoorbeeld tijdens de wijnoogst), kon de keizer hier aan de rijkste Romeinen meedelen wat hij had besloten. Door hen als eersten op de hoogte te brengen, liet hij zijn waardering blijken. Zo werd steeds opnieuw de loyaliteit bewerkstelligd van het college dat nog altijd legitimiteit verleende.

Verder fungeerde de Senaat als rechtbank voor gouverneurs die van wanbeheer waren beschuldigd. Hoewel de meeste gouverneurs zelf senator waren, kwamen veroordelingen wel degelijk voor, zodat een rechtszaak vaak spannend was. Al in de eerste fase, waarin de precieze aanklacht werd geformuleerd, kon het er heet aan toegaan. Senator Plinius de Jongere beschrijft hoe een advocaat optrad in een afpersingszaak:

Daar hij een geroutineerd meester is in het wekken van tranen, zette hij alle zeilen van zijn retoriek bij en hij blies ze bol met een heuse storm van medelijden. Heftige discussies, heftige kreten van weerskanten: hier riepen ze dat de rechtspraak van de Senaat wettelijk was beperkt, daar dat die vrij en ongelimiteerd was en dat alles wat de verdachte had misdreven, moest worden berecht.noot Plinius de Jongere, Brief 2.11.3-4; vert. Ton Peters.

Andere bijeenkomsten waren minder rumoerig, om niet te zeggen saai. Het feit dat er zitruimte was voor de helft der senatoren zegt genoeg over de presentiecijfers. Veel tijd werd besteed aan het luisteren naar redevoeringen waarin met veel woorden weinig werd gezegd. Gelukkig werd de tijd van de spreker beperkt door een waterklok. Illustratief is de toespraak waarmee Plinius de Jongere keizer Trajanus bedankte voor het consulaat dat hij in het jaar 100 mocht bekleden: gedurende enkele uren uitte hij alleen obligate complimenten, die hij gelukkig boeiend wist te formuleren. Over een andere redevoering zei hij met de hem kenmerkende bescheidenheid:

De rede is wel lang, toch ben ik niet pessimistisch dat hij de charme van een heel korte kan evenaren. Want door de rijke materie, de ingenieuze indeling, de vele korte anekdotes en de afwisseling in stijl heeft hij iets verrassends.noot Plinius de Jongere, Brief 6.33.7-8; vert. Ton Peters.

Toch kon ook een getraind spreker zijn gehoor vervelen. Enkele maanden voordat hij de lofrede op Trajanus uitsprak, klaagde Plinius een oud-gouverneur aan, en werd onderbroken door de keizer, die hem tactvol vroeg het kort te houden:

Ik sprak ongeveer vijf uur, want aan de twaalf extra lange waterklokken die ik had gekregen, zijn er nog vier toegevoegd. … De keizer van zijn kant toonde tegenover mij zoveel aandacht en zo’n grote zorg (ongerustheid zou te veel gezegd zijn) dat hij mijn vrijgelatene, die achter me stond, verschillende malen waarschuwde dat ik om mijn stem en mijn longen moest denken.noot Plinius de Jongere, Brief 2.11.15; vert. Ton Peters.]

Mannelijkheid

Wie in het openbaar het woord nam, betoonde zich een echte man: niet zozeer omdat hij moest beschikken over een sonore basstem, maar vooral doordat hij toonde zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de gemeenschap. Bovendien had elke aanwezige een lange redenaarsopleiding achter de rug, zodat de spreker niet alleen werd beoordeeld op de inhoud van zijn toespraak maar ook op zijn beheersing van de kunst der welsprekendheid. Wie het woord nam, liep risico. In een cultuur waarin gezichtsverlies het ergste was wat iemand kon overkomen, moest een redenaar over minstens evenveel moed beschikken als een soldaat.

Senatoren (Vaticaanse Musea, Rome)

Onnodig te zeggen dat waar mannen toonden wie ze waren, haantjesgedrag aan de orde van de dag was. Iedereen wilde gelden als de beste spreker. Het geschiedwerk van Cassius Dio bevat een treffend voorbeeld:

Keizer Caligula vond altijd dat hij de beste redenaar van zijn tijd was, maar omdat hij wist dat [de door hem aangeklaagde senator] Gnaeus Domitius Afer een zeer gerenommeerd spreker was, deed hij zijn best hem op dat punt te verslaan. Hij zou Afer zeker ter dood hebben laten brengen als die ook maar enigszins geprobeerd had het tegen hem op te nemen in welsprekendheid. Maar Afer sprak hem juist níét tegen en verdedigde zich ook helemaal niet: hij deed alsof hij volkomen overdonderd was door Caligula’s indrukwekkende speech. Hij herhaalde de aanklacht punt voor punt en had er alle lof voor, alsof hij niet meer dan een toehoorder was en niet de verdachte. En toen hij formeel het woord kreeg, nam hij zijn toevlucht tot smeekbeden en klaagzangen. Tenslotte liet hij zich op de grond vallen, bleef daar als een smekeling liggen en beweerde dat hij banger was voor Caligula als redenaar dan als keizer. Toen Caligula hem zo zag en aanhoorde, verdween zijn boosheid als sneeuw voor de zon, want hij was ervan overtuigd dat zijn ingenieuze redevoering Afer had verpletterd.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 59.19.3-5; vert. Gé de Vries.

Verschillende auteurs meenden dat in de keizertijd de retorica in verval was geraakt omdat de Senaat geen politiek meer bedreef. Dat was overdreven. Er was nog alle gelegenheid voor gerechtsredevoeringen en feestredes. Maar toch, de politieke welsprekendheid was, samen met het debat in de Senaat, verstomd.

[Wordt vervolgd]

#Caligula #CassiusDio #Curia #ForumRomanum #GnaeusDomitiusAfer #Octavianus #PliniusDeJongere #Rome #RomeinsKeizerschap #Senaat #Trajanus #waterklok #welsprekendheid

2025-09-25

Keizerin Faustina II

Faustina II (Nationaal Museum, Tripoli)

In 161 na Chr. kwam keizer Marcus Aurelius aan de macht. Hij is interessant omdat de beeldvorming zo verschrikkelijk uit de pas loopt met zijn verdiensten. Enerzijds de beeldvorming: deze man was de ideale heerser, de filosoof op de troon waarover Plato een half millennium eerder al had nagedacht. Ik kan echter zo snel niets noemen waaruit blijkt dat zijn beleid werd ingegeven door welke wijsgerige gedachte dan ook. Marcus’ werkelijke verdiensten: de generaal die leiding gaf aan een van Romes grootste oorlogen. Hij deed gewoon wat van ’m werd verwacht.

Dat zijn zoon Commodus niet wilde deugen, heeft Marcus’ reputatie geholpen, want de Romeinse historiografische traditie zette graag contrasten neer: Drusus versus Tiberius, Titus versus Domitianus, Severus Alexander versus Heliogabalus, de good guy tegenover de bad guy. Commodus is dus te zeer geportretteerd als ontaard, Marcus is te zeer gepresenteerd als ideale heerser. Deze tendens heeft ook invloed op de portrettering van zijn echtgenote, keizerin Faustina II.

Faustina II (Altes Museum, Berlijn)

Ook zij deed wat van haar werd verwacht: ze zorgde voor een troonopvolger. De beeldvorming – en dus vrijwel alles wat we over haar denken te weten – is echter bepaald doordat haar man de ideale Marcus Aurelius was en doordat haar zoon de verdorven Commodus was.

Wat we weten

De feiten? Tegen het einde van zijn leven regelde Hadrianus zijn opvolging. Antoninus Pius zou hem opvolgen, mits hij de zeventienjarige Marcus Aurelius zou adopteren. Toen Antoninus in 138 inderdaad de troon besteeg, verloofde hij zijn adoptiefzoon meteen met zijn dochter, Faustina, acht jaar oud. Zo was van meet af aan duidelijk wie de troonopvolger zou zijn. Ze zouden zo’n vijf jaar later hebben kunnen trouwen maar de bruiloft was nog eens twee jaar later. Marcus Aurelius schrijft in zijn Persoonlijke notities dat hij dankbaar is hij zijn jeugdige onschuld redelijk lang heeft kunnen bewaren, niet te vroeg man is geworden en dat zelfs nog even heeft uitgesteld.noot Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 1.17. Wat dit betekent, weten we niet.

Het echtpaar kreeg minstens elf kinderen, en het stemde hun vader dankbaar dat ze niet zwakbegaafd of mismaakt werden geboren,noot Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 1.17. wat iets zegt over de verwachtingen die Romeinen hadden. De meeste kinderen stierven overigens jong. Wat Faustina daarvan dacht, laat zich weliswaar raden maar is niet overgeleverd.

Faustina II (Valkhof, Nijmegen)

We weten namelijk helemaal heel weinig over Faustina, ook niet vanaf het moment dat haar man keizer werd. De gebruikelijke munten, inscripties en een opvallend groot aantal portretten vertellen alleen het verhaal dat haar echtgenoot verteld wilde hebben – en dat verhaal komt neer op: dat wat van een keizerin werd verwacht. Dat stond nieuwe vormen van presentatie overigens niet in de weg: vanaf 174 draagt ze de eretitel mater castrorum, “moeder van de kazernes”. Logisch, want haar man was aan het front, Het zegt echter niets over Faustina zelf.

Laster

Een jaar later, in het voorjaar van 175, riep de gouverneur van Syrië, Avidius Cassius, zichzelf uit tot keizer, reagerend op een (onwaar) bericht dat Marcus Aurelius was overleden. De usurpatie was al snel voorbij, maar de Grieks-Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio vertelt dat Faustina de kwade genius was geweest achter de mislukte putsch.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 72.22.3. Haar man was ziek, vertelt Dio, en Faustina wilde vermijden dat haar nog jonge zoon Commodus belandde in een burgeroorlog, en spoorde daarom Avidius aan in opstand te komen, opdat een sterke heerser de macht zou overnemen. Zij zou dan met hem trouwen. Toen Avidius Cassius het onware bericht kreeg dat de keizer dood was, kwam hij dus in actie.

De Historia Augusta noemt dit alles ook, met de uitdrukkelijke toevoeging dat dit geruchten waren.noot Historia Augusta, Marcus Aurelius 24.6 en Avidius Cassius 7.7 en 11.1. Cassius Dio insinueert verder dat Faustina’s dood, nog in hetzelfde jaar, zelfmoord was.

Dit verhaal is onzin. Avidius Cassius had twee zonen en zou nooit Commodus voorrang hebben gegeven. Als er zelfs maar een kern van waarheid in het verhaal zou hebben gezeten, zou Marcus zijn overleden echtgenote geen goddelijke eerbewijzen hebben gegeven en haar in zijn Persoonlijke notities niet hebben getypeerd als “een goede vrouw, volgzaam, lief en eenvoudig”.noot Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 1.17. Uiteraard was dit wat een Romeinse man geacht werd in het openbaar over zijn Romeinse vrouw te zeggen, maar de Persoonlijke notities zijn wel degelijk persoonlijk.

Faustina II (British Museum, Londen)

Fictie en feit

Waarom presenteert Dio de fictie als feit? Omdat hij Commodus presenteert als monster. De goede Marcus Aurelius kon de vader niet zijn. Dus moest Faustina zijn vreemdgegaan met een gladiator. En als toch vaststond dat ze eenmaal vreemd was gegaan, lag het voor de hand dat ze het nog een keer zou kunnen doen.

Kortom: eigenlijk weten we over Faustina vrijwel niets. Als echtgenote van de keizer kreeg ze obligate complimenten die corresponderen met wie hij was: een generaal. Als moeder van Commodus kreeg ze verwijten die corresponderen met wie dat was: een monster. Bijna alle informatie is dus afgeleid van de positie van haar man en haar zoon. En dan is opvallend dat de beeldvorming over Marcus Aurelius, dat hij zo filosofisch was, zich niet tot haar uitstrekt. Maar wat dat betekent? In elk geval ik heb geen idee.

***

Tot 23 november is in het Rheinisches Landesmuseum in Trier een expositie over Marcus Aurelius.

#AvidiusCassius #CassiusDio #Commodus #FaustinaII #HistoriaAugusta #keizerin #MarcusAurelius #RomeinsKeizerschap

2025-09-15

De grenzen van de Oudheid

Jan Collaert, “Nieuwe ontdekkingen” (1600)

Ik blogde onlangs over de ruimtelijke grenzen van de Oudheid. Volgens mij is de traditionele verdeling naar op taal gebaseerde culturen – dus Griekenland, Egypte, Perzië enz. – inmiddels achterhaald en is het nu zinvoller het verleden te bestuderen aan de hand van maatschappijtypen. Immers, het maatschappijtype stelt grenzen aan wat een gegeven cultuur vermag en het eigene blijkt uit de binnen die grenzen gemaakte keuzes. Er is echter nog een tweede afbakening van de Oudheid: de begrenzing in de tijd. Ook die is historisch gegroeid.

Drie tijdperken, twee transities

Ik heb ooit geweten wie de verdeling Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijdnoot Die laatste wordt weer verdeeld in Nieuwe Tijd en Nieuwste Tijd, maar dat laat ik even buiten beschouwing. heeft bedacht; het was een geestelijke die werkzaam was op Corsica, als ik me goed herinner. Feit is in elk geval dat men ten tijde van de Italiaanse Renaissance het idee had dat er een nieuwe tijd was begonnen en dat er twee verledens waren om uit te kiezen: de Romeinse tijd (goed) en de Middeleeuwen (slecht). In allerlei opzichten zocht men aansluiting bij de Oudheid. Men zocht antieke teksten, men probeerde de oude filosofie te doen herleven, men zette gebouwen neer met quasi-antieke façades, en men streefde naar herstel van het vroegste christendom.

Inderdaad vond in de vijftiende en zestiende eeuw een enorme transitie plaats, maar het was een transitie naar een nieuwe tijd, en geen terugkeer naar een (sowieso geïdealiseerd) verleden. De gravure van Jan Collaert hierboven vat het mooi samen: de Amerika’s, het scheepskompas, geschut, het uurwerk, guiacum, distillatie-instrumenten, zijde, verbeterde stijgbeugels en vooral: de drukpers. Wij zouden vermoedelijk boekhoudtechnieken, de aardappel, de filologie en de prijsrevolutie toevoegen, maar het beeld is duidelijk.

En het zal u ook duidelijk zijn dat het een overgangsperiode is geweest, waarbij men niet op 31 december 1500 besloot dat de Middeleeuwen voorbij waren. De meeste mensen wisten sowieso niet wat de datum was. Ik denk wel dat je kunt zeggen dat de jaren 1485-1520 even ingrijpend waren als 1785-1820, maar scherper valt de transitie niet te dateren.

De eerste transitie

Van de weeromstuit is gedacht dat de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen dan ook wel een ingrijpende transitie zou zijn geweest. Daarover discussieert men al sinds Montesquieu.  Daar komt ons idee vandaan dat er een door “barbaren” veroorzaakte “val” van het Romeinse Rijk zou zijn geweest – waarmee men eigenlijk bedoelt dat het keizerlijk hof in West-Europa niet meer de plek was om politiek te bedrijven en dat het keizerlijk bestuursapparaat plaats maakte voor kleinere bestuurlijke eenheden. Dit zou tussen pakweg 450 en 480 zijn beslag hebben gehad, met het jaar 476 als jaartal voor in de geschiedenisboekjes.

Dat het Romeinse Rijk zou zijn “gevallen” door toedoen van “barbaren” is echter al zeker een eeuw geleden gecorrigeerd. Wat we wel zien, is een stroomlijning van het christendom, aanpassingen in de militaire structuur, sterke bevolkingsafname, grotere sociale mobiliteit, veranderingen in het staatsapparaat en nog zo het een en ander. Deze processen zijn al in de derde eeuw ingezet en gingen door tot de Arabische veroveringen in de zevende eeuw. Wie de feitelijke transitie zou willen dateren kan het niet scherper doen dan tussen 540 en 645.

Vier tijdperken

Maar het is complexer dan dat. In die Arabische veroveringen culmineren eerdere processen: het ontstaan van een Arabisch monotheïsme, de integratie van de Arabische wereld en de professionalisering van de Arabische krijgskunst. Terwijl die de Arabische wereld sterker maakten, verzwakten de in de vorige alinea genoemde, gelijktijdige processen de Romeinse wereld. In combinatie vormen zij het grandioze slotakkoord van de antieke cultuur. Daarom is de oude driedeling Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijd inmiddels vervangen door een vierdeling: Oudheid – Late Oudheid – Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

Kortom: de eindgrens van de Oudheid is verschoven, in onze richting, naar boven. En dit gebeurde in de negentiende eeuw nog een keer, alleen toen de andere kant op, naar onderen: namelijk toen de hiërogliefen en het spijkerschrift werden ontcijferd. Rond 1800 duurde Oudheid van koning David tot koning Clovis, dus zeg maar van 1000 v.Chr. tot 500 na Chr. Inmiddels is het van 3000 v.Chr. tot 650 na Chr.

Je kunt het ook anders zien. De Oudheid is de periode waarover we naast de archeologie wél geschreven teksten hebben, maar eigenlijk te weinig voor normale geschiedschrijving – dat wil zeggen het zoeken naar de oorzaken van gebeurtenissen. Het is juist deze onmogelijkheid die het vak zo uitdagend maakt, of maken kan.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect, vindt u daar.]

#ArabischeVeroveringen #CharlesDeMontesquieu #grenzenVanDeOudheid #JanCollaertII #RomeinsKeizerschap

2025-03-19

Wat is een diadeem?

Alexander met een diadeem met ramshoorns (Numismatisch museum, Athene)

Het nadeel van een blog die al bijna veertien jaar loopt, is dat je weleens in herhaling moet vervallen. Ik heb weleens eerder geblogd over diademen, die voornaamste tekens van koninklijke waardigheid in de Oudheid. Zo lepelde ik een keer de mooie anekdote op dat op een dag, toen Alexander de Grote een boottochtje maakte op de Eufraat, zijn diadeem afwaaide en in het moeras belandde, en dat Seleukos die zwemmend ophaalde, waarbij hij de haarband droog hield door die op zijn eigen kruin te plaatsen. Zijn koning beloonde hem én liet hem slaan omdat hij het koninklijk attribuut had gedragen – en achteraf bleek het een voorteken van Seleukos’ koninklijke macht.

Eerst even twee voorlopers. De beroemde wagenmenner van Delfi, een van de indrukwekkendste beelden uit de Oudheid, heeft een inderdaad een haarband; een praktisch ding als je in een vierspan moet racen. Het beroemde, rond 420 v.Chr. door de beeldhouwer Polykleitos vervaardigde beeld van de Diadoumenos toont een jonge atleet die zijn haar aan het binden is – de door Winckelmann gegeven naam is een beetje een misvatting. De diadeem werd pas meer dan een gewone haarband toen de Griekse alleenheersers van Syracuse gouden kransen rond hun hoofd begonnen te binden.

De exacte betekenis van deze diademen is onbekend, maar ze suggereren dat de dragers een soort bovenmenselijke status opeisten en het respect claimden dat ook aan de goden werd betoond. Deze uitleg wordt min of meer bevestigd door de eveneens door de Syracutaanse heersers gedragen Perzische gewaden, omdat in die tijd veel Grieken (ten onrechte) meenden dat de Perzische koning door zijn onderdanen werd beschouwd als god.

De Macedonische diademen

Soortgelijke diademen zijn bekend uit de koninklijke graven in Vergina (het antiek Aigai), waar de Macedonische koningen werden begraven. Het staat vast dat koning Filippos, de vader van Alexander, goddelijke eerbewijzen heeft gekregen. Hij werd zelfs isotheos genoemd, “godgelijk”. Dat is niet hetzelfde als “god”, maar het scheelt weinig.

Nadat Alexander zijn tegenstander Darius III Codomannus had verslagen, en mogelijk eerder, droeg hij een diadeem. Het lijkt erop dat hij, als zoon van de god Ammon, hoorns had bevestigd aan zijn diadeem, zoals ook is te zien op zijn munten (zie boven). Enkele jaren later verleende hij enkele vertrouwde hovelingen het recht om eveneens een diadeem te dragen.

Hellenistische diademen

Vanaf nu was de diadeem, waarvan de uiteinden op de schouders vielen, een geaccepteerd symbool van koninklijke macht. We weten dat de Diadochen (de opvolgers van Alexander) zich als koning beschouwden vanaf het moment in 306 v.Chr. dat ze de diadeem aanvaardden. Andere heersers kopieerden het symbool, hoewel niet iedereen. We weten dat koning Kassandros van Macedonië en de koningen van Sparta de diadeem niet droegen, en dat op Sicilië ook koning Agathokles van Syracuse de diadeem weigerde. Niettemin was het object nu een gebruikelijk symbool van koninklijke macht, zoals te zien op Seleukische en Parthische munten en Sassanidische rotsreliëfs.

Rotsreliëf met de investituur van de Sasanidische koning Ardašir, die van de god Ahuramazda een diadeem krijgt.

De Ptolemaïsche heersers, die een faraonische gewoonte voortzetten, droegen een uraeus-slang op hun diadeem, boven het voorhoofd. Vanaf Ptolemaios IV Filopator (r.222-204) werd de Egyptische diadeem bovendien versierd met zonnestralen, wat lijkt te verwijzen naar het oude geloof dat de koning de beschermeling was van de zonnegod Ra.

Ook in Judea was de diadeem bekend. We weten dat diverse messiaanse leiders zich tooiden met dit voorbeeld: Simon van Peraia en de herder Athronges bijvoorbeeld. De doornenkroon die de soldaten van Pontius Pilatus aan Jezus van Nazareth gaven, was een wrede parodie op de diadeem, al gebruiken de evangelisten niet het woord diadema maar stefanos, “krans”.

Ptolemaios IV (Koninklijke bibliotheek, Brussel)

Romeinse diademen, kransen en kronen

In de Romeinse Republiek, die rabiaat anti-koningschap was, was het dragen van een diadeem onacceptabel. Toen Marcus Antonius in februari 44 v.Chr. Julius Caesar een diadeem wilde ombinden, werd de bevolking boos, en de dictator beval het voorbeeld te wijden aan de oppergod Jupiter. Toen Marcus Antonius later, na zijn huwelijk met de Ptolemaïsche koningin Kleopatra VII, werd gezien met een diadeem, veroorzaakte het evenveel verontwaardiging.

Diademen werden ook daarna vrijwel nooit gebruikt. Een keizer presenteerde zich altijd als een gewone senator, en alleen op religieuze festivals droeg hij een lauwerkrans. Pas in de vierde eeuw, toen het keizerschap een wezenlijk ander karakter had gekregen, werden diademen met diamanten en parels symbolen van keizerlijke macht. Ze staan vanaf dan op verschillende goudstukken.

De IJzeren Kroon

Een allerlaatste voorbeeld is de beroemde IJzeren Kroon van de Langobarden: feitelijk een zilveren hoepel, bedekt met gouden platen die, net als de keizerlijke diadeem, waren versierd met diamanten en parels. De kronen van latere vorsten zijn deels hierdoor geïnspireerd, en deels door de Ptolemaïsche diadeem met zonnestralen.

#Achaimeniden #Agathokles #AlexanderDeGrote #Ammon #Athronges #DariusIIICodomannus #diadeem #Diadochen #Diadoumenos #FilipposII #IJzerenKroon #JuliusCaesar #Kassandros #KleopatraVIIFilopator #koningschap #koningsideologie #Langobarden #MarcusAntonius #ParthischeRijk #PolykleitosVanSikyon #PtolemaïscheRijk #PtolemaiosIVFilopator #Ra #RomeinsKeizerschap #Sassaniden #SassanidischeRotsreliëfs #SeleukidischeRijk #SeleukosINikator #SimonVanPeraia #Syracuse #WagenmennerVanDelfi

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst