#arrianus

2025-12-03

Alexander de Grote in Siwa

De weg naar Siwa

Ik liet u gisteren achter op het moment dat Alexander de Grote, die de plek had gezien waar hij Alexandrië wilde stichten, langs de Mediterrane kust naar het westen trok, richting Siwa, voor een bezoek aan het orakel van de Libische god Ammon. Hij passeerde de plek waar eeuwen later de slag El Alamein zou plaatsvinden en bereikte Paraitonion (Marsa Matrouh), waarvandaan hij met zijn mannen de woestijn introk. Biograaf Curtius Rufus beschrijft het landschap dat u ook op de foto hierboven ziet:

Al het land was onvruchtbaar en doods. Maar toen vlakten verschenen die waren bedekt met diepe lagen zand, was het alsof ze een peilloze zee bevoeren. Met hun ogen speurden ze naar het vasteland, maar nergens zagen ze ook maar een boom of een spoor van bewerkte aarde. Ook het water dat de dromedarissen in leren zakken hadden gedragen raakte op en in de droge bodem en het gloeiende zand was niets te vinden.noot Curtius Rufus, Alexander 4.7.10-12; vert. Daan Stoffelsen.

Ernstiger dan de droogte was het opsteken van de chamsin, een heftige zuidwesterstorm die de regio in het voorjaar teistert. De reiziger voelt de temperatuur in een paar minuten tijd stijgen van 25° naar 45° en wordt gegeseld door een orkaan van woestijnzand dat zó poederfijn is dat het de ademhaling belemmert. Overal vanuit de verduisterde hemel slaat de bliksem neer. Gelukkig ondervonden de Macedoniërs bovennatuurlijke hulp, want toen de nood het hoogst leek, liet de god Zeus namelijk plotseling een regenbui vallen, en toen het leger – hersteld van storm en regen – de weg kwijt was, zagen de manschappen plotseling raven, zodat ze wisten dat ze de bewoonde wereld naderden.

Siwa

Siwa

Met tachtig grote en ruim honderd kleinere bronnen is de Siwa-oase een verrassend groen gebied in de Sahara. Bij het dorp Aghurmi steekt boven de palmen de rotscitadel uit waarop in de Oudheid het paleis stond van de lokale heerser. Hier had farao Amasis, die eigenlijk Chenibra Amose-si-Neith heette en regeerde van 570 tot 526 v.Chr., een tempel gebouwd voor Ammon.

Er is weinig bekend over de van oorsprong Libische god, al lijkt de hij de gedaante van een ram te hebben gehad. Toen Amasis de oase onder controle kreeg, begonnen de Egyptenaren de godheid te identificeren met hun eigen Amun, die eveneens werd afgebeeld met ramshoorns en bovendien een naam had die leek op die van zijn Libische collega. Amun gold als een allesomvattende en daarom onkenbare oppergod. Ik blogde er al eens over.

De orakeltempel in Siwa

Het orakel van deze god was dus niet zomaar de stem van een god die zelf ook was geschapen en wiens kennis zich beperkte tot de geschapen wereld – nee, in Siwa sprak een transcendente godheid die de gehele schepping overzag en alles wist. Voor mensen die enigszins geschoold waren in de Griekse filosofie moet dit herkenbaar zijn geweest, want Plato en Aristoteles hadden vergelijkbare ideeën geopperd. Uit niets blijkt echter dat Alexander en zijn metgezellen dit culturele raakvlak onderkenden.

Archeologen hebben vastgesteld dat Amasis’ tempel, die bekendstond als het “huis van de gever van goede raad”, is gebouwd door Griekse arbeiders uit Kyrene. Zij voorzagen de façade van Dorische zuilen, die tot op de huidige dag te zien zijn. In Kyrene verrees niet veel later een andere tempel voor de orakelgod, die inmiddels was gelijkgesteld aan de Griekse oppergod en daarom werd aangeduid als Zeus-Ammon, een naam die tegelijk een woordspeling was op ammos, “zand”. In de vijfde eeuw verspreidde de cultus voor Zeus-in-’t-zand zich naar het Griekse moederland, waar de dichter Pindaros een beeld van de god in zijn huis plaatste – het huis dat Alexander spaarde toen hij de stad Thebe verwoestte. Ook in Macedonië werd de woestijngod al vereerd en Alexander bracht dus geen bezoek aan een onbekende godheid.

Orakel

Als opvolger van Nektanebo II, die in Siwa een tweede tempel aan Ammon had gewijd, kreeg Alexander meteen toegang tot de god, en toen hij het heiligdom betrad, gebeurde er iets dat zijn leven blijvend zou veranderen. De priester die hem welkom heette, begroette hem in het openbaar als zoon van god. Dat was in lijn met de Egyptische traditie, waarin de vorst immers gold als zoon van Ra, maar Alexander was blij verrast door deze openbaring aangaande zijn afkomst. Voortaan zou hij zich “zoon van Ammon” en “zoon van Zeus” laten noemen. Mocht hij na het aannemen van de Egyptische koningstitels nog aarzelingen hebben gekoesterd, dan waren die nu weggenomen. De scène is afbeeld op een mozaïek dat ik een tijdje geleden fotografeerde in Byblos en dat voor zover ik weet nooit wetenschappelijk is gepubliceerd.

De priester groet de zoon van Zeus (mozaïek uit Byblos)

Meer is er niet bekend over het bezoek, al beschrijft Diodoros van Sicilië de orakelprocedure:

Het houten beeld van de god is ingelegd met smaragden en andere kostbare edelstenen, en het geeft orakels op een heel speciale manier. Het wordt namelijk door tachtig priesters rondgedragen op een gouden boot. Die dragen de god op hun schouders en gaan, niet geleid door eigen wil, in de richting waarheen een wenk van de god hen voert. Een menigte meisjes en vrouwen volgt hen de hele weg, onder het zingen van hymnen en traditionele lofzangen ter ere van de god. noot Diodoros, Wereldgeschiedenis 17.50.6-7; vert. Simone Mooij.

Er is vermoedelijk een vergissing in het spel, want er passen geen tachtig mensen in het binnenste vertrek van de tempel, zeker niet als ze ook nog geacht worden heen en weer te lopen. Maar de beschreven methode is authentiek Egyptisch.

Welke vragen Alexander op deze wijze heeft laten beantwoorden is niet overgeleverd, al lezen we wel dat hij vroeg of de moordenaars van Filippos hun straf hadden ontvangen. Waarschijnlijk gaat deze informatie terug op speculaties onder Alexanders manschappen in de maanden na hun bezoek aan Siwa. Het wordt in elk geval niet bevestigd door de geschiedschrijver Arrianus, die zich beperkt tot de vaststelling dat Alexander “het antwoord kreeg dat hij had gewenst”.

Enfin. Het was tijd om terug te keren naar de kust en naar de bouwplaats die Alexandrië zou worden. Ik rond af met een persoonlijke herinnering: toen ik in Siwa was, regende het. De klimaatverandering was daar en toen al te merken. Na de jaarwisseling meer.

[Een overzicht van alle blogjes over Alexander de Grote is hier.]

#alexanderDeGrote #alexandrie #amasis #ammon #amun #arrianus #chamsin #diodorosVanSicilie #elAlamein #nektaneboIi #orakel #quintusCurtiusRufus #ra #siwa #transcendentaliteit

2025-12-02

Alexander de Grote in Egypte (2)

De Nijl

Vorige maand blogde ik over de wijze waarop Alexander de Grote in Egypte was aangekomen en hoe hij zijn best had gedaan zich als vrome Egyptische vorst te presenteren. Dat was in november of december 332 v.Chr. en we weten niet waar Alexander de winter doorbracht. Zijn Romeinse biograaf Curtius Rufus vermeldt terloops dat de Macedonische veroveraar de Nijlvallei verkende, en hoewel geen enkele andere bron dit bevestigt, kan het waar zijn. Er was in elk geval voldoende tijd.

Nijlcruise?

De Macedonische koning liet een kapel inrichten in een van de tempels van Amun in Thebe, terwijl een inscriptie uit het stroomopwaarts gelegen Edfu melding maakt van de bouwactiviteiten van de “geliefde van Amun en uitverkorene van Ra”. De twee getuigenissen bewijzen niet onomstotelijk dat Alexander zo zuidelijk kwam, maar uitgesloten is een Nijlcruise ook niet, al was het maar omdat de Macedonische koning in Thracië en Illyrië de gewoonte al had ontwikkeld persoonlijk de grenzen van zijn rijk te inspecteren.

Bovendien was een farao aan zijn reputatie verplicht zijn gezicht te laten zien aan de grens met Nubië, om vervolgens te claimen dat hij “de vreemde landen in het zuiden respect voor Horus had bijgebracht en ze had gepacificeerd”. De Perzische veroveraar Kambyses had hetzelfde gedaan. Vaak was zo’n bezoek niet meer dan symbolisch, maar het is opmerkelijk dat juist de Egyptische heersers in de vierde eeuw v.Chr. er serieus werk van maakten en hun aanwezigheid toonden met een uitgebreid bouwprogramma. Alexander kan in hun voetsporen zijn getreden.

Thebe

Naar Siwa

In het voorjaar van 331 v.Chr. was Alexander in elk geval in Memfis, vanwaar hij met een klein leger verder wilde gaan naar het orakel van de god Ammon in de noordoostelijke Sahara. Hoewel het noch in de Oudheid noch in onze tijd aan speculaties heeft ontbroken, is onbekend welke vraag Alexander ertoe bewoog naar de oase van Siwa te trekken om een bezoek te brengen aan dit bonafide maar nogal afgelegen orakel. Zo’n vraag zou kunnen zijn of hij moest ingaan op het al genoemde vredesaanbod van de Perzische koning Darius III, of dat hij werkelijk kon geloven dat hij, zoals de Egyptenaren beweerden, de zoon was van de oppergod.

Misschien was er ook wel geen vraag en was de expeditie naar de oase een militaire oefening ter voorbereiding op de aanval op het land ten oosten van de Eufraat. De Macedoniërs hadden immers geen ervaring met oorlogvoering in de woestijn. Wellicht wilde Alexander, zoals altijd theatraal, de wereld tonen dat Macedoniërs dingen vermochten die de Perzen niet lukten, want Kambyses had volgens Herodotos ooit een leger verloren in de Libische woestijn. Of misschien wilde Alexander wel gewoon genieten van het lege landschap. Het hele bezoek aan Egypte, dat geen urgent militair doel diende, ademt een sfeer van onbezorgd toerisme. En de Macedoniërs zouden vanzelfsprekend niet de laatsten zijn die de bewoners van noordelijk Afrika verbaasden met hun liefde voor de woestijn.

De eenvoudigste weg naar Siwa was die langs de kust, en dus voer het gezelschap de westelijke tak van de Nijl af om aan te komen bij een lagune bij de riviermonding. Arrianus vertelt:

Toen hij die had rondgevaren, ging hij aan land op de plaats waar nu de naar hem genoemde stad Alexandrië ligt. Het kwam hem voor dat die plaats bij uitstek geschikt was om een stad te stichten, en dat die stad heel welvarend zou kunnen worden. noot Arrianus, Anabasis 3.1.5; vert. Simone Mooij.

Het idee om daar een stad te stichten kwam niet uit de lucht vallen. Farao Psamtek I had Egypte in de zevende eeuw opengesteld voor Griekse kooplieden en had Grieken en Kariërs in dienst genomen als huurlingen. Sindsdien waren de contacten alleen maar intensiever geworden. Het economische en politieke zwaartepunt van Egypte was zo naar het noordwesten verschoven. Alexanders voornemen in deze regio een havenstad te stichten was een voortzetting van wat inmiddels traditioneel Egyptisch beleid was.

De kustweg bij El Alamein

Vanaf de plaats waar Alexandrië zou verrijzen trok het legertje naar het westen, waar het stuitte op een gezelschap uit de Griekse steden in de Cyrenaica, die zich aan de Macedoniërs kwamen onderwerpen. Vervolgens trok Alexander de woestijn in.

[Wordt vervolgd. Een overzicht van alle blogjes over Alexander de Grote is hier.]

#alexanderDeGrote #alexandrie #ammon #amun #arrianus #dariusIiiCodomannus #edfu #herodotosVanHalikarnassos #kambyses #memfis #nektaneboIi #nijl #psamtekI #quintusCurtiusRufus #siwa #thebeEgypte

2022-04-30

Klassieke geschiedschrijvers

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen (Archeologisch Museum, Cherchell)

Ik heb weleens geblogd over een boek dat je in je hotelkamer zou willen vinden, vol hoogtepunten van de Nederlandse literatuur. Met een vertaling ten behoefte van degenen die onze mooie taal niet machtig zijn. Zeg maar een soort Gideons’ Bible maar dan bomvol bijzondere verhalen en gedichten. Het lijkt me fijn voor toeristen om iets verrassends te lezen uit het land ze verblijven.

Ik moest aan dat idee terugdenken toen iemand me laatst vroeg wat je zou kunnen lezen om een beeld te krijgen van de klassieke geschiedschrijving. Geinige vraag eigenlijk.

Herodotos

Om te beginnen: Herodotos. Ik zou twee stukken nemen. Het eerste is het verhaal van de slag bij Thermopylai (7.201-234). Veel klassieker krijg je het niet. De tekst is echter ook interessant.

Herodotos schrijft immers vanuit het perspectief van een soldaat, waardoor de tekst na vijfentwintig eeuwen nog altijd overtuigt. Hier is geen officier aan het woord die begrijpt wat er gaande is, dit is een verhaal over verwarring. Het blijft onduidelijk waarom sommige Griekse contingenten weg gingen van thermopylai en anderen niet. Waren er versterkingen in aantocht? De man in het veld weet het niet. Die kijkt naar wie dapper vocht. En dan zien we ineens Herodotos de literator, die een homerisch beeld gebruikt om moed te prijzen.

Thermopylai helpt ook om uit te leggen dat Herodotos meer dan één bron hanteert. We zien de onderzoeker aan het werk. Die zien we ook in het tweede fragment dat ik zou opnemen in het hotelkamerboek der klassieke geschiedschrijving: zijn bewijs dat de bewoners van Kolchis komen uit Egypte (2.104-106). Herodotos biedt vier argumenten die weliswaar alle vier onjuist zijn, maar wel tonen dat hier een kritische geest aan het werk is.

Andere Griekse teksten

In dit overzicht van klassieke geschiedschrijvers komen we nu bij Thoukydides. Er valt niet aan te ontkomen. We willen echter niet wéér een veldslag of andere menselijke ellende. Dus niet die tyfusepidemie in Athene. Thoukydides’ redevoeringen zou ik ook maar laten wat ze zijn. Ze veronderstellen teveel kennis van specifieke situaties. Waarmee we automatisch uitkomen op de observaties over veranderende taal (3.82-85) die volgen op Thoukydides’ beschrijving van de revolutie op Korkyra.

Nu komen we bij Xenofon. Leuke auteur, maar laten we dan ook een leuke tekst doen. We vermijden het geweld. Iets uit De jeugd van Cyrus dus maar.

Als verrassende keuze die in geen bloemlezing mag ontbreken, nemen we de  integrale Indike van Arrianus. Dat is een samenvatting van wat Nearchos, de admiraal van de vloot van Alexander de Grote, schreef over de Indusvallei en de terugvaart naar Babylonië. Er zit wat geweld in, maar het is een tekst die wat meer bekendheid verdient.

Polybios is geen bloemleesbare auteur. Hij is wel boeiend, maar heeft vaak veel woorden nodig om zijn punt te maken. Het hele zesde boek, waarin hij uitlegt waarom het uitgerekend Rome was dat de Mediterrane wereld verenigde, is te veel.

Latijnse teksten

Ook aan Julius Caesar valt in een overzicht van klassieke geschiedschrijvers niet te ontkomen. Hij is toegankelijk en interessant, maar ook humorloos en eenzijdig. Als er dan toch een veldslag gekozen moet worden, zou ik de ondergang van het Veertiende Legioen nemen (6.26-37). Het verhaal van Ambiorix is niet het slechtste en je vermijdt tenminste dat Caesar zichzelf in het zonnetje zet. De digressies over de gewoontes van de Galliërs en de fauna van de Germanen zouden ook kunnen.

Ik aarzelde over Caesars militaire beschrijvingen, omdat ik denk dat Velleius Paterculus, als we dan toch nog een veldslag nodig hebben, voor een lezer in de Lage Landen interessanter is. De slag in het Teutoburgerwoud (2.117-120) is echt indrukwekkend, vooral omdat Velleius Paterculus de betrokkenen heeft gekend en bereid is de propaganda van keizer Augustus tegen te spreken. Deze tekst contrasteert dan mooi met een selectie uit Tacitus’ Germania. Verder moeten we uit Tacitus maar een verhaal nemen over de ondergang van deze of gene senator. Keuze genoeg.

Appianus

Ik rond af met Appianus van Alexandrië. Van de klassieke geschiedschrijvers (voor zover overgeleverd), is hij is de enige met oog voor sociale verhoudingen als oorzaak van het historisch proces. Zijn causaliteitsbegrip is modern.

Onze hotelbloemlezing bevat dus het begin op van de Burgeroorlogen om een belangrijk punt te maken: dat er geen Griekse en Romeinse historici zijn geweest in onze zin van het woord. We maken onderscheid tussen chemie en voorwetenschappelijke alchemie, tussen astronomie en voorwetenschappelijke astrologie. Voor de voorwetenschappelijke bestudering van het verleden hebben we geen woord. Door Appianus te presenteren als zestien eeuwen zijn tijd vooruit, toon je weliswaar dat de klassieke geschiedschrijvers geen wetenschappers waren, maar eindigt onze bundel positief en doet de hotelbloemlezinglezer goed geluimd de ogen toe.

#Ambiorix #antiekeGeschiedschrijving #Appianus #Arrianus #digressie #HerodotosVanHalikarnassos #JuliusCaesar #KlassiekeGeschiedschrijvers #klassiekeLiteratuur #Kolchis #MarcusVelleiusPaterculus #Nearchos #PubliusCorneliusTacitus #slagBijThermopylai #Thoukydides #Xenofon

2020-07-19

Bronkritiek

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen (Archeologisch Museum, Cherchell)

Oudheidkundigen, en dan vooral de wat meer op teksten gerichten onder hen, maken onderscheid tussen bronkritiek en tekstkritiek. Over het laatste heb ik al vaker geschreven: het is de bepaling van wat eeuwen geleden iemand op papyrus of perkament heeft gezet. De kritiek betreft de overlevering in de meestal middeleeuwse handschriften, meervoud, waarvan we de tekst niet zomaar kunnen aanvaarden maar eerst moeten toetsen. Daarbij passen filologen de Lachmannmethode toe. In de praktijk betreft het vooral Griekse en Romeinse teksten. Egyptische en spijkerschriftteksten zijn namelijk meestal op slechts een kleitablet of één papyrus zijn overgeleverd, zodat er weinig valt te vergelijken.

Bronkritiek

Bronkritiek is de vooral voor oudhistorici belangrijke volgende stap: is de informatie in een bron te herleiden tot een eerdere auteur? Dit is belangrijk, want die eerdere auteur stond dichter bij de beschreven gebeurtenissen en heeft vermoedelijk scherper zicht. Als de evangeliën van Marcus en Lukas elkaar tegenspreken, gaat de voorkeur uit naar Marcus, omdat hij de bron is van Lukas; Lukas geldt dan als “elimineerbaar”.

Dit is ingewikkelder dan het lijkt. De Romeinse historicus Livius benut een Griekse voorganger, Polybios, voor zijn beschrijving van Hannibals tocht over de Alpen; beide teksten staan hier in Engelse vertaling naast elkaar. Je zou denken dat Polybios de betrouwbaardere bron is, maar Livius heeft minimaal één andere bron gebruikt en waar Polybios’ verhaal lastig op de landkaart valt te plotten, lukt dat met Livius juist wel. Het is onbekend wat dit betekent. Misschien documenteert Polybios de onbetrouwbaarheid van een ooggetuige in onbekend gebied en heeft Livius’ andere bron zijn verslag ten onrechte gemodelleerd op een vertrouwde route, misschien ging Livius uit ontevredenheid met de rommelige Polybios op zoek naar iets beters en corrigeerde hij een fout. We weten het niet. In elk geval kun je recentere toevoegingen niet zonder meer elimineren.

Bronvermeldingen

Een volgend probleem bij de bronkritiek is dat het niet makkelijk is oudere bronnen te identificeren. Maar weinig auteurs geven aan wat ze citeren. Een voorbeeld is de Byzantijnse historicus Zosimos, die vertelt Olympiodoros te hebben gebruikt (5.27.1). Andere geschiedschrijvers hadden diverse teksten op hun schrijftafel liggen, namen de informatie daaruit zonder meer over als daarover consensus bestond en noteerden alleen afwijkingen. Dit was de methode van Titus Livius en Arrianus. Weer anderen geven juist weinig aan, zoals Cassius Dio. Om deze reden is bronkritiek bij Cassius Dio moeilijk en bij Zosimos makkelijk.

Soms helpt het om een beeld te hebben van hoe een eerdere auteur schreef. In de identificeerbare citaten blijkt Nearchos, de admiraal van Alexander de Grote, veel aandacht te hebben voor de geluiden die de soldaten konden horen. Als Arrianus later zonder bronvermelding een akoestisch effect beschrijft tijdens een expeditie waar Nearchos bij aanwezig was, is denkbaar dat we Arrianus’ bron toch kunnen identificeren. Denkbaar: ik zou er geen weddenschappen op afsluiten.

Onlogische informatie

Een andere aanwijzing is onlogische informatie. Rond 551 na Chr. schreef Jordanes een Geschiedenis van de Goten waarin hij op gezag van Cassiodorus (wiens verloren geschiedwerk was gepubliceerd in 533) vertelt dat deze Germaanse stam ooit vanuit Scandinavië naar Pommeren was getrokken, daarvandaan richting Oekraïne was gegaan om uiteindelijk via Roemenië het Romeinse Rijk binnen te komen. Er is allerlei literaire kritiek mogelijk: is dit geen verhaal om te tonen dat de Goten steeds beschaafder waren geworden door van de randen van de aarde naar het centrum te komen, dient die opgaande lijn niet om te legitimeren dat de Ostrogoten de macht hadden gekregen in Italië?

De tendens van het geschiedwerk van Jordanes en Cassiodorus is dus duidelijk maar om hun punt te maken, was het onnodig een herkomst te verzinnen in het hoge noorden. Een oorsprong in Oekraïne, het thuisland van de spreekwoordelijk barbaarse Skythen, volstond. De literaire overbodigheid van de noordelijke herkomst suggereert dat deze informatie behoorde tot datgene wat de Goten meenden te weten over hun verleden. Of het wáár is, is een andere vraag; we weten alleen dat het idee van een Scandinavische herkomst in omloop was voordat Cassiodorus de pen ter hand nam.

Dat blijkt trouwens ook uit de woordkeuze. Jordanes vermeldt ergens (op gezag van een andere bron, Orosius) haliurunnae, de heksen die volgens de Goten de voormoeders van de Hunnen waren geweest. Hoewel de etymologie omstreden is, is wel duidelijk dat dit een Germaans woord is. Jordanes/Orosius citeren dus een oudere, Gotische traditie. En nogmaals: dit wil niet zeggen dat de informatie betrouwbaar is, alleen dat de auteurs dit niet hebben verzonnen.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

#antiekeGeschiedschrijving #Arrianus #bronkritiek #Cassiodorus #CassiusDio #eliminatie #Jordanes #Nearchos #ooggetuige #Orosius #Polybios #TitusLivius #Zosimos

2025-10-23

Alexander de Grote in Memfis

De Apis (Liebieghaus, Frankfurt)

In het vorige blogje vertelde ik dat Alexander de Grote zich eind november, begin december 332 v.Chr. vrij eenvoudig meester maakte van Pelousion, de oostelijke tak van de Nijl en Heliopolis. Even verderop lag de oeroude hoofdstad Memfis, die de eenheid symboliseerde van Nijldelta en Nijldal. In het deel van het stadscentrum dat bekendstond als Inebu-hedj, “het witte fort”, loste een Macedonisch garnizoen de laatste Perzische troepen af.

Vermoedelijk bleven zij in Egypte en traden ze in dienst van Alexander. Dat deed in elk geval een zekere Doloaspis, een man met een Iraanse naam die door de geschiedschrijver Arrianus ten onrechte wordt aangeduid als Egyptenaar. Na Alexanders vertrek deelde Doloaspis de hoogste macht met Petosiris, de hogepriester van de god Thoth, en toen zijn collega aftrad, werd Doloaspis satraap van zowel Beneden- als Boven-Egypte.

Het graf van Petosiris

Memfis

In Memfis bezocht de Macedonische koning de tempel van de god Ptah, de Hut-ka-Ptah. Het heiligdom was zo beroemd dat zijn naam, verbasterd tot Aigyptos, al in de tijd van Homeros door de Grieken werd gebruikt als aanduiding van het hele land aan de Nijl. Zij stelden Ptah, die de ambachtslieden beschermde, gelijk aan hun eigen god Hefaistos, maar ter plekke werd hij vooral beschouwd als een schepper-god die nog ouder was dan de Ra-Atum van het rivaliserende Heliopolis. Elders in Egypte bleef de Heliopolitaanse scheppingsmythe echter populairder dan het Memfitische verhaal. Terwijl de Heliopolitaanse Ra traditioneel gold als beschermer van het koningschap en dus van de Egyptische staat, heeft niet één farao zich ooit gepresenteerd als beschermeling van Ptah.

Zo bezien is het wat merkwaardig dat Alexander, toen hij de macht in Egypte had overgenomen, zijn respect betuigde aan de stier Apis, een van de manifestaties van deze god:

In Memfis bracht hij offers aan de goden, met name aan de heilige stier Apis, en organiseerde wedstrijden in atletiek en de muzische kunsten; de beroemdste atleten en kunstenaars waren daarvoor uit Griekenland gekomen.noot Arrianus, Anabasis 3.1.4; vert. Simone Mooij.

Een offer aan Ra of een traditionele koningskroning in Heliopolis zouden handiger zijn geweest om de inheemse bevolking te tonen dat de nieuwe koning hun beschaving met respect bejegende. Het eerbewijs voor de Apis illustreert dat Alexander, zelfs als hij zich aan de Egyptenaren als een der hunnen wilde presenteren, bleef denken vanuit een Grieks kader. Herodotos had (overigens ten onrechte) beschreven hoe de Perzische veroveraar Kambyses in 525 de Apis had verwond, en sindsdien overschatten de Grieken het belang van het heilige dier en de Ptah-cultus enigszins. Ook sportwedstrijden en kunstenaarscompetities waren Griekse, geen Egyptische, gebruiken. Het goedbedoelde feest in Memfis zal zeker enige sympathie bij de Egyptenaren hebben opgeroepen, maar moet ook aanleiding zijn geweest voor verbaasd commentaar.

Zoon van de zon

Toen de Macedonische koning enkele Egyptische koningstitels aannam, doorbrak hij opnieuw de verwachtingen. De farao voerde naast zijn persoonsnaam vier titels en de laatste heersers van het onafhankelijke Egypte hadden deze traditie in ere gehouden. Alexander nam alleen de eerste en vierde titel aan. Hij was nu “de Horus, beschermer van Egypte” en de “geliefde van Amun, uitverkorene van Ra”. De enige vorsten die dezelfde selectie van twee titels hadden gemaakt, waren Kambyses en Darius de Grote, en de vraagt komt op of Alexander zich misschien door een Pers als Doloaspis heeft laten adviseren.

Met het aannemen van deze titels verkreeg Alexander ook de bijzondere rang van “zoon van de zon”, waaraan hij grote betekenis hechtte. Volgens de gebruikelijke genealogie stamde het Macedonische koninklijk huis via Herakles af van Zeus, maar er bestond een tweede traditie, die de dynastie in verband bracht met de zonnegod. Herodotos vermeldt dat de Zon de grondlegger van de Macedonische koninklijke familie ooit speciaal had beschermd; in de koninklijke graven van Vergina zijn afbeeldingen gevonden van een zestienpuntige zon; en Alexander schreef Darius eens dat de aarde geen twee zonnen duldde.

De Zon van Vergina (Archeologisch Museum, Thessaloniki)

De oppergod en zonnegod waren dus al belangrijk voor de Macedonische koning voor hij aankwam in Egypte, waar deze twee goden niet alleen identiek bleken te zijn, maar de vorst bovendien gold als zoon van het opperwezen. Alexander zou zich voortaan “zoon van Zeus” kunnen noemen. Misschien aarzelde hij nog even omdat ook hij zich realiseerde dat het aanmatigend kon overkomen, maar korte tijd later zou er iets gebeuren dat alle schroom wegnam. Daarover volgende maand.

[Een overzicht van blogjes over Alexander de Grote is hier.]

#AlexanderDeGrote #Apis #Arrianus #DariusIDeGrote #DariusIIICodomannus #Doloaspis #Hefaistos #Heliopolis #Herakles #HerodotosVanHalikarnassos #KambysesII #koningsideologie #Memfis #Nijl #Petosiris #Ptah #Ra #Thoth #ZonVanVergina

2025-10-22

Alexander de Grote in Egypte

Alexander als farao (Liebieghaus, Frankfurt)

In onze reeks over Alexander de Grote waren we gekomen bij de opmars naar Egypte. Het laatste militaire obstakel was Gaza geweest en een korte operatie richting Jeruzalem had de flank beveiligd. In november 332 v.Chr. marcheerden de Macedoniërs de Sinaï in. Ze hadden in de voorgaande weken kunnen wennen aan het woestijnlandschap, maar de tweehonderd kilometer lange mars over het strand langs de schaars begroeide zandduinen zal hen toch hebben verrast.

Het was echter geen overdreven moeilijke tocht. Langs de moderne weg kan op acht plaatsen water worden gevonden en hoewel dat een beetje brak is, moet er ook destijds groenvoer voor de paarden en muildieren hebben gegroeid. Voor het eerst ondervonden de Macedoniërs hoe nuttig dromedarissen waren. Ze aten alleen woestijngras, kruiden en twijgjes, die ze overal in de woestijn konden vinden. Fenicische transportschepen voeren langs de kust en zorgden ervoor dat het de Macedoniërs niet ontbrak aan zoet water en voedsel.

Alexander, Parmenion en de andere stafleden zullen zich in deze tijd hebben laten voorlezen uit Herodotos’ Historiën. Ruim een eeuw daarvoor had de Griekse onderzoeker het land aan de Nijl bezocht en nuttige informatie opgeschreven over de geografie van Egypte, de gewoonten van de bewoners en de Perzische verovering in 525 v.Chr. door koning Kambyses. Die was – althans volgens Herodotos – gek geworden en had de heilige Apis-stier gedood.

Pelousion

Eind november bereikten de soldaten het noordoosten van de Nijldelta bij de zwaar versterkte stad die de Grieken Pelousion noemden, “kleistad”, naar het meest opvallende kenmerk van het landschap voor wie uit de woestijn kwam. Kambyses had moeten vechten om de stad, maar dit keer capituleerde het garnizoen onmiddellijk. De geschiedschrijver Arrianus weet:

Omdat Mazakes, de Pers die door Darius tot satraap van Egypte benoemd was, niet over Perzische troepen beschikte, ontving hij Alexander als vriend in stad en land. Alexander legerde een garnizoen in Pelousion en beval de vloot stroomopwaarts te varen tot de stad Memfis.noot Arrianus, Anabasis 3.1.2-3; vert. Simone Mooij.

Mazakes kon weinig anders. Anderhalf jaar eerder had Darius III het Egyptische garnizoen opgeroepen voor de campagne tegen Alexander. Het contingent had zich doodgevochten bij Issos. Niet veel later was een Macedoniër in Perzische dienst met vierduizend Griekse huurlingen naar Egypte gevaren, zeggend dat hij door de grote koning was aangewezen als satraap. Dat was uitgelopen op een gewapend conflict met Mazakes, die weliswaar had gewonnen, maar wiens toch al kleine Perzische garnizoen nog verder was uitgedund.

Mazakes kon bovendien niet rekenen op de steun van de Egyptische bevolking, die zich de regering van de laatste farao Nektanebo II (Nakhthoreb) herinnerde en nog maar vier jaar eerder de opstand had gesteund van een zekere Chababash. En dus gaf Mazakes Pelousion zonder slag of stoot over aan de Macedoniërs.

Langs de Nijl

Na de inspanningen bij Tyrus en Gaza was de verovering van Egypte een even eenvoudig als spectaculair succes. Al in de zevende eeuw had farao Psamtek I Griekse huurlingen in dienst genomen en maatregelen getroffen om de handel te bevorderen. Grieken die het land bezochten keerden vol bewondering terug, zoals Herodotos, die opmerkte dat in geen land ter wereld zoveel bezienswaardigheden waren en men nergens zulke onbeschrijflijk mooie gebouwen aantrof. Hij en zijn landgenoten bewonderden vooral de ouderdom van de Egyptische beschaving en haar kennis van de wereld van het goddelijke.

Zelf beschouwden de Grieken zich als kinderen – jong van geest maar zonder oude tradities, zonder wijsheid en zonder betrouwbare kennis. Waarschijnlijk mede daarom zou Alexander een bezoek brengen aan het orakel van Ammon, dat een solide reputatie bezat van onfeilbaarheid. Gegeven de interesse die de Grieken en Macedoniërs al hadden voor het oudste land ter wereld, was de bezetting ervan een prachtige publiciteitsstunt.

Langs de oostelijke tak van de Nijl trokken de Macedonische vloot en het leger in de richting van het huidige Caïro, waar destijds de Egyptische steden Mennefer en Iunu lagen, door de Grieken aangeduid als Memfis en Heliopolis, “Zonnestad”. Geen van onze bronnen maakt veel woorden vuil aan de opmars, hoewel de Macedoniërs onderweg de vesting Boubastis passeerden, de stad van de godin Bastet, strategisch gelegen op de plaats waar het kanaal van de Nijl naar de Rode Zee begon. Herodotos meende dat de tempel een van de meest bezienswaardige plaatsen in Egypte was en het staat vast dat de laatste farao’s er een eer in stelden deze plaats verder te verfraaien. Het zwijgen van onze auteurs suggereert dat Alexander geen belang stelde in de mooie stad.

Heliopolis

Twee dagen later bereikten de Macedoniërs Heliopolis, een van de heiligste steden in het land van de Nijl, gewijd aan verschillende manifestaties van de zonnegod Ra. Volgens de mythe was deze ooit als Ra-Atum opgerezen uit de voorwereldlijke chaos en had hij daarop het eiland vervaardigd waarop de zonnetempel zou staan. Vervolgens had hij het licht geschapen door de vorm aan te nemen van een vuur dat brandde in een heilige boom, die eveneens werd aangewezen in Heliopolis. Later was de zonnegod in de gedaante van een schitterende vogel, de bennu, neergestreken op een monoliet die ook al te zien was in Heliopolis. Daar masturbeerde hij en bracht zo Shu voort, de god van de door de zon bestraalde lucht, om vervolgens uit zijn braaksel Tefnut te scheppen, de godin van de dauw. De twee kinderen verwekten op hun beurt Nut en Geb (“Moeder Hemel” en “Vader Aarde”) die vervolgens Osiris, Isis, Seth en Nefthys voortbrachten. De god Horus, ten slotte, gold als kind van Isis en Osiris. Het was allemaal gebeurd in Heliopolis.

De Grieken kenden deze verhalen en begrepen het belang van de tempel. Herodotos vermeldde de offers en beschreef de monoliet waarop de bennu was neergestreken. Al eerder had deze vogel, aangeduid als de feniks, zijn intrede gedaan in de Griekse mythologie. Alexander negeerde het allemaal en lijkt alleen in Heliopolis geïnteresseerd te zijn geweest omdat hij daar de Nijl kon oversteken.

[Wordt morgen vervolgd. Een overzicht van alle blogjes over Alexander de Grote is hier.]

#AlexanderDeGrote #Ammon #Apis #Arrianus #bennu #Boubastis #Chababash #DariusIIICodomannus #dromedaris #feniks #Heliopolis #HerodotosVanHalikarnassos #KambysesII #Mazakes #Memfis #NektaneboII #Nijl #Pelousion #PsamtekI #Ra

2014-06-13

Dood in Babylon (4)

Marduk

[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Vandaag dus, in vijf afleveringen. Deel een was hier.]

Gelukkig wisten de chaldeeën ook wat hun koning moest doen om te voorkomen dat het onheil hem zou treffen. Zoals gezegd kon de oppergod Marduk Alexander met goed fatsoen niet met onheil slaan als de vorst de tempeltoren Etemenanki zou restaureren. Hoewel de historicus Arrianus anders beweert en de chaldeeën van bouwfraude beticht, was wel degelijk gewerkt aan de toren. Momenteel zijn drie kleitabletten bekend die het ongelijk van Arrianus bewijzen en de chaldeeën rehabiliteren.

Het gaat om bankafschriften – misschien niet de meest literaire vorm van historische informatie maar wel een buitengewoon nuttige. Hieruit blijkt dat in januari 325 ene Rumahat-Bel een som overmaakte waarmee 31 arbeiders een maand aan het werk konden worden gezet. Twee  jaar daarvoor had de Babyloniër Iddin-Bel, zoon van Bagaparta (een Perzische naam), een bedrag gestort namens zijn zonen, waarvan er een wordt aangeduid als “de perkamentschrijver van Theodosios”, een Griek. Dit is een leuke illustratie van het internationale karakter van het heiligdom en we mogen aannemen dat in Babylon mensen van diverse etnische en religieuze groepen deelnamen aan elkaars feesten. Een derde donateur heet Baruqa, wat sterk doet vermoeden dat het gaat om een Jood met de naam Baruch.

Niet veel later, vermoedelijk in mei, vond een vreemde gebeurtenis plaats, waarvan drie Griekse auteurs verslag doen. Weliswaar leefden Diodoros, Arrianus en Ploutarchos eeuwen later, maar het kan worden bewezen dat hun beschrijvingen teruggaan op de verhalen van drie officieren die in mei 323 in Babylon verbleven: Kleitarchos, Aristoboulos en Ptolemaios. Over de eerste twee is vrij weinig bekend, maar de laatste behoorde tot de vriendenkring van Alexander en zou het na diens dood nog brengen tot farao van Egypte. De drie schrijvers spreken elkaar in de details tegen, maar de hoofdlijn is duidelijk.

Op een dag verliet Alexander zijn troon en liet zijn mantel liggen. Volgens Diodoros/Kleitarchos deed hij dat om zich te laten masseren, volgens Ploutarchos/Ptolemaios ging hij sporten, volgens Arrianus/Aristoboulos nam de koning een militaire parade af.

Over het vervolg zijn de drie bronnen het eens. Een ontsnapte gevangene wist het paleis binnen te dringen, trok de koninklijke mantel aan, zette de diadeem op het hoofd en nam zwijgend plaats op de troon. Toen hem werd gevraagd wat dit te betekenen had, gaf hij geen antwoord (volgens Kleitarchos en Aristoboulos) of zei hij dat een Griek was die Dionysios heette en zojuist door de oppergod was vrijgelaten (volgens Ptolemaios). Alexander raadpleegde zijn zieners, die het als een zeer slecht voorteken beschouwden dat iemand de koning op zijn troon verving, en Alexander daarom, zoals Diodoros schrijft, “adviseerden de man ter dood te brengen, opdat het voorspelde onheil op hem zou worden afgewenteld”.

Diodoros vervolgt met een opmerking dat Alexander later zeer hoog opgaf van de vaardigheden van de chaldeeën en kwaad was op de filosofen die hem hadden overreed naar Babylon te gaan. Ptolemaios rondt zijn verhaal af met de ontroerende opmerking dat de koning “gedeprimeerd bleef, geen vertrouwen in de goden meer had en zich achterdochtig tegenover zijn vrienden gedroeg”. Het moet voor die vrienden moeilijk zijn geweest te zien dat Alexander onder groot verdriet gebukt ging zonder dat ze in staat waren hem te troosten.

[wordt om drie uur nog een keer vervolgd, en u weet al hoe het afloopt]

#AlexanderDeGrote #antiekeGeschiedschrijving #AristoboulosAlexanderhistoricus_ #Arrianus #AstronomischeDagboeken #Babylon #BabylonischeAstronomie #Chaldeeën #diadeem #DiodorosVanSicilië #Etemenanki #Irak #Kleitarchos #PtolemaiosISoter #sterrenkunde #voortekens

2025-08-09

Alexander de Grote in Gaza

Achilleus onteert het lijk van Hektor (Nationaal Museum, Beiroet)

Oorlog in Gaza – ik kan me voorstellen dat de lezer die toevallig vandaag op deze blog belandt, vermoedt dat het over recente gebeurtenissen gaat. Maar ik schrijf over de Oudheid, en dit is een aflevering uit een reeks over Alexander de Grote, die we in het vorige blogje hebben achtergelaten bij Tyrus. Hij had de Fenicische havenstad na een maandenlange belegering ingenomen en de verdedigers op het strand gekruisigd.

Toen hij ook de Tyrische vrouwen en kinderen, voor zover die niet naar Karthago hadden kunnen ontkomen, als slaven had verkocht, liet hij in Tyrus een garnizoen van gewonde Macedoniërs achter, die de puinhopen maar moesten zien te veranderen in een bewoonbare stad. Vervolgens trok Alexander verder naar het zuiden.

Strategisch overwegingen

Hij zal tevreden zijn geweest. Nu de Fenicische havens in Macedonische handen waren, konden de Perzen de Fenicische schepen niet meer gebruiken om naar de Egeïsche wateren te varen. Macedonië was nu onbetwist heer en meester van de halve Middellandse Zee en Alexander kon met recht claimen dat hij het officiële, opzettelijk vaag geformuleerde, oorlogsdoel had bereikt: het straffen van de Perzen voor hun inval in Europa.

Het was echter niet mogelijk de oorlog te beëindigen. Daarvoor waren in de eerste plaats militaire redenen. Zolang er geen verdedigbare oostgrens was, kon er geen sprake zijn van een vredesverdrag met de Perzen. De Perzische koning Darius III Codomannus deed echter zijn best om de Macedoniërs tegemoet te komen. Hij stuurde Alexander een brief waarin hij hem een territoriaal compromis voorstelde: voortaan zou de rivier de Halys (in Midden-Turkije) de grens zijn tussen Macedonië en Perzië. Voor Alexander was dit aanbod ontoereikend –hij was immers al in Fenicië.

Dat Darius onderhandelingen aanknoopte, suggereert dat zijn positie na de slag bij Issos was verzwakt. Alexander begreep dat een oostelijke expeditie wel even kon wachten en dat hij eerst een bezoek aan Egypte kon brengen.

Naar Egypte

Een urgente militaire reden was er niet, hooguit een zijdelingse. De Atheners stelden vanouds belang in het door de Egyptenaren geproduceerde graan, zodat het bezetten van het Nijldal een middel was om de Grieken het mes op de keel te zetten. Daar was ook een aanleiding voor, want Sparta was aan het mobiliseren tegen de Macedoniërs. Het kon geen kwaad de Griekse graantoevoer te kunnen afsnijden. Bovendien viel in Egypte buit te halen, en daarna konden de Macedoniërs altijd nog de Eufraat oversteken om af te rekenen met de al eens verslagen Darius.

Laten we een ander motief voor een bezoek aan Egypte niet onderschatten: toerisme. Het land sprak al eeuwen tot de Griekse verbeelding en er was gelegenheid voor vakantie. Na Issos en Tyrus had men die ook wel verdiend.

En dus ging Alexander in de late zomer van 332 v.Chr. vanuit Syrië op weg naar Egypte. Aan de kust van het huidige Israël is in augustus weinig water beschikbaar – de wadi’s staan droog – en daarom bleef een deel van de Macedonische soldaten achter in Syrië, waar ze het betrekkelijk rustig aan konden doen. De opmars van Alexanders leger verliep probleemloos, want aan de kust lagen geen steden die weerstand konden bieden. In het binnenland had de belangrijke stad Samaria al steun toegezegd, zodat er geen flankaanvallen vielen te duchten. Het zuidelijker gelegen tempelstaatje Jeruzalem had zich weliswaar niet onderworpen, maar stelde militair weinig voor. Elf dagen na hun vertrek uit Tyrus bereikten de Macedoniërs Gaza, waar het Perzische garnizoen weigerde te capituleren.

Gaza

Alexander had geen keus: hij moest de stad veroveren. Niet alleen blokkeerde ze de weg naar Egypte, maar ze vormde ook het eindpunt van twee wegen. De ene kwam vanuit Mesopotamië door de woestijn en hoewel ze niet begaanbaar was voor grote legers, konden de Perzen haar gebruiken voor een onverwachte aanval. De ander was de wierookroute, en wie zou de lucratieve wierookhandel niet willen beheersen? Bovendien had Gaza de reputatie dat het onneembaar was en juist dat prikkelde Alexander: zijn tegenstanders zouden geïmponeerd zijn als hij de stad met succes belegerde. Maar hij zou prestigeverlies lijden als hij de stad niet kon innemen.

Het beleg had een ander karakter dan de operaties bij Halikarnassos en Tyrus, waar we het al over hebben gehad. Daar was het mogelijk geweest belegeringsmachines in te zetten. Gaza lag echter op de rand van de woestijn en de zanderige bodem maakte het moeilijk belegeringstorens en schildpadden naar voren te rijden. Een tweede probleem was de watervoorziening. De dichtstbijzijnde wadi stond in september droog en de capaciteit van de schaarse bronnen in de omgeving was niet al te groot. Het water moest dus worden geïmporteerd en we mogen aannemen dat de Macedoniërs hiervoor de Fenicische schepen benutten.

Onze bronnen Arrianus en Curtius Rufus geven uiteenlopende beschrijvingen van de belegering van Gaza. Allebei noemen ze een eerste, mislukte bestorming, waarbij Alexander aan de schouder een schotwond opliep. Eerstgenoemde auteur vertelt dat de Macedoniërs daarna een belegeringsdam bouwden met een geplaveid oppervlak, om te verhinderen dat de wielen van de belegeringsmachines vast zouden komen zitten. Curtius Rufus meldt echter dat de aanleg van de dam diende om het Perzische garnizoen niet te laten merken dat de Macedoniërs feitelijk een tunnel groeven om de muren te ondermijnen. Na twee maanden viel de stad.

Marteling

Curtius Rufus weet meer over de laatste bestorming, namelijk dat zowel Alexander als de garnizoenscommandant, een zekere Batis, gewond raakten. De Macedoniër koelde zijn woede op zijn tegenstander. Hij hield Batis voor dat die alle martelingen zou ondergaan die voor een gevangene konden worden verzonnen. De verslagen garnizoenscommandant gaf geen krimp, waarop Alexander Batis’ enkels met riemen vastbond aan zijn strijdwagen, en de ongelukkige krijgsgevangene rond de stad sleepte. Zo had in legendarische tijden, tijdens de Trojaanse Oorlog, Alexanders voorvader Achilleus het stoffelijk overschot van Hektor onteerd – maar Alexander gebruikte de methode om iemand te doden.

Arrianus vermeldt niets van dit alles. Dat kan betekenen hij iets heeft weggeretoucheerd wat wel heeft plaatsgevonden, maar andersom kan het zijn dat Curtius een te zwart portret schetst van Alexander. Er is geen manier om een keuze te maken. Zolang er geen nieuwe bronnen bijkomen kunnen we alleen constateren dat het lastig is de waarheid te achterhalen.

[Meer stukken over Alexander de Grote hier.]

#Achilleus #AlexanderDeGrote #Arrianus #DariusIIICodomannus #Fenicië #Gaza #Hektor #Israël #QuintusCurtiusRufus #TrojaanseOorlog #Tyrus #Wierookroute

2025-06-27

Titus Livius (6): bronnen

Zomaar een Romein, niet per se Titus Livius (Kunsthistorisch museum, Boedapest)

[Zesde blogje in een reeks over de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius. Het eerste deel was hier.]

Livius pochte dat hij alle relevante Griekse en Romeinse geschiedenisboeken had gelezen en eigenlijk is er geen reden om daaraan te twijfelen. Dat wil niet zeggen dat gegarandeerd waar is wat hij schrijft. Niet omdat hij niet waarheidlievend zou zijn. Hij is erop gespitst de waarheid te vertellen en onderbreekt zijn verhaal regelmatig voor opmerkingen die een kritische houding verraden:

Van de vijanden kwamen 2500 man om en velen bezweken later aan hun verwondingen. Door [sommige eerdere geschiedschrijvers] wordt een veelvoud van verliezen aan weerszijden overgeleverd. Ikzelf houd om te beginnen niet van ongegronde overdrijving – een veel voorkomende neiging van geschiedschrijvers – en bovendien beschouw ik Fabius, een tijdgenoot van deze oorlog, als de beste bron.noot Livius 22.7.4; vert. Hetty van Rooijen.

Dit verhaal is meer geschikt voor een theatervoorstelling, waar wonderbaarlijke gebeurtenissen in trek zijn, dan om er geloof aan te hechten, en het is de moeite niet waard het te bevestigen of te weerleggen.noot Livius 5.21.8.

Moderne auteurs klagen over de topografische fouten van Livius, maar hij deed zijn best. Uit de aard der zaak is een juiste verbetering niet te herkennen en een verschlimmbesserung wel (voorbeeld), zodat het beeld van Livius als topograaf een tikje te zwart is. Dat correcte informatie hem interesseerde, blijkt bijvoorbeeld uit de terloopse vermelding dat hij in Liternum (bij Napels) een monument inspecteerde dat was gewijd aan Publius Cornelius Scipio Africanus.noot Livius 38.56.3. Het probleem is niet Livius’ gebrek aan kritische houding, maar de kwaliteit van zijn bronnen.

Geschiedvorsing en geschiedschrijving

Er zijn in wezen twee soorten auteurs die zich bezighouden met het verleden:

  • de geschiedvorser die archieven bestudeert en een kritische monografie schrijft over een klein onderwerp,
  • de geschiedschrijver, die zijn lezers door middel van een synthese bijpraat over een belangrijk thema.

Titus Livius behoort tot de laatste categorie. Zijn doel was een tot goed Romeins gedrag inspirerende synthese van het hele Romeinse verleden, en daarbij moest hij vertrouwen op eerdere bronnen. Als hij wilde slagen in zijn opzet, was er gewoon geen tijd om te controleren wat in zijn bronnen stond. Als die met elkaar in overeenstemming waren, presenteerde hij het als feit, en hij gaf aan als een auteur van de consensus afweek. Het is de methode die ook een Arrianus zou volgen. Gegeven de omvang van Livius’ project, was het onmogelijk het beter te doen.

Livius en Polybios

Hoewel Livius’ aanpak voor zijn gestelde doel goed was, is ze dat niet voor wat wij willen weten. Dat maakt de vraag relevant hoe hij zijn bronnen behandelde. Gelukkig kunnen we die vraag beantwoorden, omdat we de boeken 21-33 van de Geschiedenis van Rome sinds de stichting van de stad kunnen vergelijken met een andere bron, de boeken 3-18 van de Wereldgeschiedenis van de Griekse auteur Polybios van Megalopolis (c.200-c.118). Livius  prijst zijn oudere collega als “een auteur die geenszins moet worden veracht” en “een betrouwbare autoriteit voor de gehele Romeinse geschiedenis”.noot Livius 30.45.5 en 33.10.10. Soms herkennen we letterlijke overeenkomsten.

Het is aantrekkelijk te denken dat Livius in eigen woorden navertelt wat hij bij Polybios had gelezen; zo bezien zou Livius’ geschiedwerk in wezen een compilatie zijn van oudere bronnen. Als je echter in detail gaat vergelijken, zoals ik heb gedaan voor het verhaal van Hannibals tocht over de Alpen, ontdek je dat Polybios en Livius dezelfde bron navertellen. Dat verklaart niet alleen de letterlijke overeenkomsten, maar verklaart bovendien waarom Livius informatie biedt die niet aan Polybios kan zijn ontleend maar wel correct is.

Livius en de Annalisten

We weten dat Livius ook andere schrijvers benutte. In de eerste pentade maakte hij gebruik van Quintus Fabius Pictor (rond 200 v.Chr.) en Lucius Calpurnius Piso Frugi (rond 150 v.Chr.). Zij waren de eerste geschiedschrijvers van Rome geweest en behoorden tot de Annales-traditie, waarin de stof jaar voor jaar werd gepresenteerd. Livius gebruikte ook jongere annalisten: de optimaat Quintus Valerius Antias (rond 80 v.Chr.) en de popularis Gaius Licinius Macer (rond 70 v.Chr.).

Ook verwijst Livius naar Quintus Aelius Tubero (rond 50 v.Chr.), maar zeer terughoudend, en het lijkt erop dat Livius deze auteur is gaan wantrouwen en er uiteindelijk geen waarde meer aan hechtte. Ik noemde Tubero vorig jaar al eens op deze blog als de aanklager van Quintus Ligarius.

In de tweede pentade kon Livius ook Quintus Claudius Quadrigarius gebruiken. Als hij de oorlog tegen Hannibal beschrijft, zijn Lucius Coelius Antipater (rond 110 v.Chr.) en Polybios de belangrijkste bronnen, terwijl Livius nog steeds Valerius Antias gebruikt voor de beschrijvingen van de gebeurtenissen in de stad. In de boeken 31-45 zijn Polybios, Antias en Quadrigarius de bronnen van de Geschiedenis van Rome sinds de stichting van de stad. Al die eerdere bronnen zijn verloren gegaan – en dat zegt veel over de hoge waardering die men in de Oudheid had voor Livius.

Vertaalfouten

Livius’ verslag is dus zo goed als zijn bronnen: waar ze overeenstemden, presenteerde hij dat als feit, terwijl hij aangaf wat afweek. Dat sluit vanzelfsprekend blunders niet uit. Livius’ Grieks was niet fantastisch en soms begrijpt hij Polybios verkeerd. In een beschrijving van een belegering waarin mineurs en contramineurs in een tunnel slaags raken, vermeldt Polybios dat sommige soldaten vierkante schilden droegen, de zogeheten thyreous. Livius begreep dat als thyras, en vertaalde het als zodanig. Zodat er nu staat dat de soldaten met deuren door de tunnels liepen…noot Polybios 21.28.11 en Livius 38.7.10.

[wordt morgen afgerond]

#annalistiek #antiekeGeschiedschrijving #Arrianus #GaiusLiciniusMacer #KlassiekeGeschiedschrijvers #LuciusCalpurniusPisoFrugi #LuciusCoeliusAntipater #Polybios #QuintusAeliusTubero #QuintusClaudiusQuadrigarius #QuintusFabiusPictor #QuintusValeriusAntias #TitusLivius

2025-03-11

Alexander de Grote in Milete

Het Karabel-reliëf

Ik vertelde in het vorige blogje over de gelukkige manier waarop Alexander de Grote in de vroege zomer van 334 v.Chr. de stad Sardes in handen had gekregen. Daarvandaan marcheerden de Macedoniërs verder naar het zuiden. Op de Karabelpas zal Alexander ongetwijfeld het hierboven afgebeelde, eeuwenoude reliëf zijn getoond waarvan men vertelde dat het de legendarische Egyptische koning Sesostris voorstelde. Volgens de verhalen had hij in lang vervlogen tijden de hele wereld veroverd en overal zijn beeltenis in rotsen laten uithouwen, om zo te tonen tot hoever hij was gekomen. We weten niet wat Alexander ervan vond.

Efese

De Macedoniërs trokken door een vruchtbaar gebied, waar de oogst rijp op de velden stond. De bevoorrading verliep probleemloos en drie dagen na hun vertrek uit Sardes bereikten ze Efese. De democraten, die juist de oligarchen hadden verdreven, bereidden Alexander een warm welkom. Zoals Arrianus aangeeft, was het bijltjesdag:

Het volk van Efese, bevrijd van zijn vrees voor de oligarchen, maakte zich op om korte metten te maken met degenen die [de Perzische huurlingencommandant] Memnon hadden willen binnenhalen, de tempel van Artemis hadden geplunderd, het beeld van [Alexanders vader] Filippos in dat heiligdom omver hadden gegooid en op de markt het graf hadden geschonden van Heropythos, de bevrijder van de stad. [De oligarchische leiders] Syrfax, zijn zoon Pelagon, en de zoons van zijn broers werden uit het heiligdom gesleurd en gestenigd. Maar Alexander verbood iedereen om verder achter de anderen aan te gaan en wraak te nemen, want hij besefte dat het volk, als het de kans kreeg, met de schuldigen ook onschuldigen zou doden, uit persoonlijke haat of om zich meester te maken van hun eigendommen.noot Arrianus, Anabasis 1.17.11-12; vert. Simone Mooij.

Opnieuw mengde Alexander zich in de interne aangelegenheden van een zelfstandige stadstaat en dat was voldoende om de sympathie die de Efesiërs aanvankelijk voor hem hadden gevoeld als sneeuw voor de zon te doen smelten. Wellicht is op deze plaats en tijd de door Ploutarchos vertelde anekdote ontstaan dat Alexander was geboren in de nacht waarin de Artemistempel afbrandde, en dat de tempelbrand een voorteken was van de rampen die de Macedoniër zou veroorzaken.noot Ploutarchos, Leven van Alexander 3.7. De gespannen situatie zou misschien zijn geëscaleerd als Alexander niet had toegezegd dat de stad geen belasting hoefde betalen en het bedrag mocht schenken aan de tempel van Artemis.

Milete

Tot nu toe was de Macedonische opmars voorspoedig verlopen, maar inmiddels was de Perzische vloot op weg naar het noorden, naar Milete. Het zou erom spannen, want de Griekse commandant van de grote havenstad had aangekondigd dat hij zich zou verzetten tegen de Macedoniërs. Alexanders admiraal Nikanor bracht snel zijn oorlogsbodems om het voorgebergte van Mykale heen en bezette het heuvelachtige eilandje Lade, dat de haven van Milete beheerste. (Het bestaat tegenwoordig niet meer als eiland omdat de baai is dichtgeslibd.)

Het voormalige eiland Lade

De Perzische vloot, vierhonderd schepen, arriveerde drie dagen later. De vlootcommandanten hadden gehoopt gebruik te kunnen maken van de havens bij Milete, maar konden niet om Lade heen en waren gedwongen uit te wijken naar Kaap Mykale. Hoewel hun vloot talrijker was, lag ze te ver van het strijdtoneel af om een rol te spelen.

Het huis van Alexander in Priëne

Intussen had Alexander zijn hoofdkwartier ingericht te Priëne, waar zijn huis nog steeds wordt aangewezen. Vanuit zijn achtertuin had hij uitzicht op Milete, Lade en Mykale. Ook de Macedonische cavalerie was in Priëne ingekwartierd en voerde aanvallen uit op Perzische zeelieden die bij Mykale zoet water zochten. Dat dwong de Perzen uit te wijken naar het nabijgelegen eiland Samos. Zelfs al werd er niet gevochten in Priëne , het was een zware tijd voor de bewoners en Alexander liet zijn waardering blijken door de stad een tempel te schenken voor de stadsgodin Athena.

βασιλεὺς Ἀλέξανδρος ἀνέθηκε τὸν ναὸν Ἀθηναίηι Πολιάδι. “Koning Alexander wijdde deze tempel aan Athena Polias” (British Museum, Londen)

Toen de Macedonische belegeringsmachines eenmaal bij Milete waren aangekomen, was het lot van de havenstad bezegeld. Met stormrammen sloegen de aanvallers een bres in de muur en stormden Milete binnen. De Macedoniërs doodden op driehonderd man na alle Griekse huurlingen en Alexander legde een groot garnizoen in de stad, die waarschijnlijk een zware belasting moest betalen. Dat dit voortaan geen “tribuut” meer heette maar gold als “contributie” aan de Macedonische krijgskas, zal de pijn niet hebben verzacht.

Voor de Perzische vloot zat er weinig anders op dan onverrichter zake terug te keren naar het zuiden. De strijd zou zich verplaatsen naar Halikarnassos, waar Alexander een vergeten nederlaag zou lijden.

[Momenteel is de Week van de Klassieken. Het programma vindt u daar. En dit was het 6000e blogje op deze plek. Dank voor uw belangstelling!]

#AlexanderDeGrote #Arrianus #ArtemisVanEfese #Karabel #MemnonVanRhodos #Mykale #Parmenion #Priëne

2025-02-18

De slag aan de Granikos (3)

De vlakte achter de Granikos

[Dit is het laatste van drie blogjes over de slag aan de Granikos. Het eerste was hier.]

De twee legers brachten de nacht dus tegenover elkaar door aan de Granikos. De Perzen hoopten de volgende dag de Macedoniërs te onderscheppen bij het oversteken van de stroom, maar die wachtten dat niet af. Omdat de Perzen niet mochten uitrukken vóór ze hadden geofferd aan de opkomende zon, zetten Alexander en zijn rechterhand Parmenion hun leger over in de laatste uren van de nacht.

De slag aan de Granikos

De aanval volgde bij dageraad, en de Perzen wisten dat er iets vreselijk mis was toen ze de aarde hoorden dreunen onder de voetstappen van de Macedonische falanx. Vanaf het begin waren ze in de verdediging. Door de snelheid waarmee de Macedoniërs oprukten, kon maar een deel van de Perzische cavalerie worden ingezet. Diodoros van Sicilië vertelt:

Spithridates, een Pers van geboorte en een buitengewoon moedig man, stortte zich met een groot aantal ruiters, waaronder veertig van de Koninklijke Verwanten, uitmuntende strijders, op de Macedoniërs. Hij zat zijn tegenstanders op de huid en in een fel gevecht doodde hij er een aantal en verwondde hij andere. Omdat het geweld van zijn aanval nauwelijks te weerstaan was, wendde Alexander zijn paard naar Spithridates en reed op hem af.

De Pers beschouwde deze kans op een tweegevecht als een godsgeschenk, alsof het Lot wilde dat door zíjn moed Azië van het allergrootste gevaar zou worden bevrijd, Alexanders veelgeroemde stoutmoedigheid door hém werd bestraft en de reputatie van de Perzen niet te schande gemaakt zou worden. Als eerste wierp hij zijn speer en hij zette er zoveel kracht achter dat hij diens schild doorboorde. De punt ging dwars door Alexanders harnas heen en raakte zijn rechterschouder. De koning schudde echter het projectiel van zijn arm af, gaf zijn paard de sporen, en gebruikmakend van de vaart van zijn paard richtte zijn speer naar de borst van de satraap. Toen dat gebeurde begonnen de soldaten in beide linies te schreeuwen bij het zien van zo’n toppunt van moed.

Maar de punt van Alexander speer brak af op Spithridates’ pantser en de schacht gleed af. De Pers trok zijn zwaard en wilde zich op Alexander werpen, maar de koning had weer vat gekregen op zijn speer en zag kans die nog net op tijd naar Spithridates’ gezicht te stoten en het te raken. De Pers stortte neer, maar op dat moment kwam zijn broer Roisakes aan galopperen. Die liet zijn zwaard met zo’n vreselijke slag neerkomen op het hoofd van Alexander, dat hij diens helm doorkliefde en zijn hoofdhuid verwondde. Toen Roisakes op dezelfde plaats een tweede klap wilde uitdelen, stoof Kleitos, bijgenaamd de Zwarte, er met zijn paard op af en hakte de arm van de Pers af.noot Diodoros van Sicilië, Wereldgeschiedenis 17.20.2-7; vert. Simone Mooij.

Terwijl dit gevecht plaatsvond, raakten ook de hoofdmachten slaags. De Perzische ruiters liepen de voor de Perzen strijdende Griekse huurlingen voor de voeten, zodat de Macedonische falanx weinig weerstand ondervond. Er moeten duizenden doden zijn gevallen, terwijl de verliezen aan Macedonische zijde, zoals altijd wanneer een falanx vrij spel kreeg, gering waren:

Aan Macedonische zijde werden bij de eerste aanval ongeveer vijfentwintig gardisten gedood. Van de overige ruiters vielen er meer dan zestig, van de infanterie ongeveer dertig. De volgende dag liet Alexander hen begraven, met hun wapens en verdere uitrusting. Aan hun ouders en kinderen verleende hij vrijstelling van dienstplicht en belasting op land en andere bezittingen. Ook de gewonden gaf hij veel aandacht. Hij bezocht ze een voor een, bekeek hun wonden, vroeg hoe en wanneer ze gewond waren en gaf hun gelegenheid dat te vertellen en erover op te scheppen noot Arrianus, Anabasis 1.16.4-5; vert. Simone Mooij.

De gevolgen

Korte tijd later leidde hij Alexander zijn leger terug naar de plek waar hij aan land was gegaan, om alsnog te beginnen aan de geplande mars naar de Griekse steden in het zuiden. Ondertussen ging generaal Parmenion op weg naar het oosten om Daskyleion, de dichtstbijzijnde Perzische vestiging, te bezetten. Dit was een belangrijke operatie, want er was veel buit te behalen en Alexander had behoefte aan zilver en goud. Weliswaar beschikte Macedonië over rijke mijnen, maar het jaar van de troonsbestijging was duur geweest, om nog maar te zwijgen van de kosten van het expeditieleger. Onze bronnen melden dat Daskyleion zonder slag of stoot in Macedonische handen viel, maar opgravingen suggereren dat er wel degelijk is gevochten.

De akropolis van Daskyleion

Voor de Perzen was de slag aan de Granikos een catastrofe. De verliezen waren immens. Ze beschikten niet langer over een effectief leger in de regio, aangezien hun Griekse huurlingen voor het merendeel waren omgekomen. Alexander stuurde de overlevenden als dwangarbeiders naar het Macedonische platteland, dat als gevolg van zijn veldtocht deels was ontvolkt.

Een andere tegenslag voor de Perzen was dat veel bestuurders waren gesneuveld: twee provinciegouverneurs, tenminste drie andere commandanten en evenveel leden van de koninklijke familie. De Griekse huurlingenleider Memnon overleefde echter. Koning Darius vertrouwde hem en erkende dat de door de Griekse huurlingenleider voorgestelde tactiek van de verschroeide aarde de beste was. Maar Memnon had meer pijlen op zijn boog. Binnen enkele maanden zou hij Alexander danig in de problemen brengen.

[een overzicht van alle Alexanderblogs is hier.]

#AlexanderDeGrote #Arrianus #DariusIIICodomannus #Daskyleion #falanx #Kleitos #MemnonVanRhodos #Parmenion #slagAanDeGranikos #Spithridates #Turkije

2025-02-18

De slag aan de Granikos (2)

De Granikos

[Dit is het tweede van drie blogjes over de slag aan de Granikos. Het eerste was hier.]

Al onze bronnen vermelden dat het Macedonische en het Perzische leger laat op de middag contact maakten, maar de auteurs zijn het oneens over het vervolg. Arrianus en Ploutarchos vertellen dat Alexander en zijn rechterhand Parmenion kort met elkaar spraken over de te volgen tactiek. De oude generaal wees erop dat de hellingen van het riviertje te steil waren om snel te beklimmen. Als de Macedoniërs de rivier overstaken, zei hij, waren ze een makkelijke prooi voor de Perzen op de oostelijke oever. Het was beter de stroom over te steken onder dekking van de nacht. Alexander antwoordde dat hij zich zou schamen als dit beekje hem tegenhield terwijl hij zonder problemen de zee was overgestoken, en gaf daarop het bevel voor een aanval dwars door het dal.

Conflicterende bronnen

Tot zover Ploutarchos en Arrianus. Diodoros van Sicilië, de auteur over wie ik gisteren blogde, vertelt iets anders. Volgens hem staken de Macedoniërs de Granikos vlak voor dageraad over, precies zoals Parmenion volgens Arrianus en Ploutarchos had geadviseerd.

Het ligt voor de hand op dit punt Diodoros te geloven. De traag stromende Granikos vormt tegenwoordig een tien meter brede geul door betrekkelijk vlak terrein en aardwetenschappers zien geen reden om aan te nemen dat het landschap er in de Oudheid anders uitzag.

[Tussen haakjes nogmaals: ik erger me dus echt wild aan dat oudheidkundige “nieuws”. Het slagveld aan de Granikos is al lang en breed wetenschappelijk onderzocht.]

Het door Arrianus en Ploutarchos genoemde aanvalsbevel houdt in dat Alexanders ruiters eerst de geul in reden, vervolgens door het kniehoge water gingen, en daarna met paard en al een zeer steile, vaak vier meter hoge, met kreupelhout begroeide helling moesten beklimmen. Een onmogelijke taak. De cavalerie zou een weerloze prooi zijn geworden voor projectielen vanaf de andere oever.

Granikos of Granikosvlakte?

Een tweede reden om aan te nemen dat de slag op de vlakte ten oosten van de rivier is gestreden, is de opstelling van het Perzische leger, zoals Arrianus die beschrijft. De Perzen zouden twintigduizend man cavalerie vóór twintigduizend Griekse huurlingen hebben geplaatst. Dat is waanzin als er is gestreden op een oever, waar de paarden immers alleen maar in de weg zouden hebben gelopen; het is echter logisch als de Perzen moesten vechten op de vlakte áchter de Granikos. Ze hoopten met een snelle aanval met het onderdeel waarmee zij het sterkste waren, de cavalerie, de Macedonische ruiterij uit te schakelen. Vóór de gevaarlijke Macedonische falanx slaags zou zijn geraakt met de inferieure Perzische infanterie, zou ze in de rug zijn aangevallen door de vijandelijke cavalerie.

Het lijkt daarom beter Diodoros te volgen en een verklaring te zoeken voor de onjuiste informatie die we vinden bij Arrianus en Ploutarchos. Gelukkig ligt die voor de hand. Hun verslagen gaan namelijk terug op Alexanders hofbiograaf Kallisthenes, die in zijn boek Parmenion vaak presenteert als de voorzichtige adviseur die door de moed en scherpzinnigheid van de jonge heerser voortdurend in het ongelijk werd gesteld. Maar dat is dus propaganda.

[wordt vervolgd; een overzicht van alle Alexanderblogs is hier.]

#AlexanderDeGrote #Arrianus #DiodorosVanSicilië #falanx #Kallisthenes #Parmenion #Ploutarchos #slagAanDeGranikos #Turkije

2025-02-18

De slag aan de Granikos (1)

De Granikos

Het was nieuws over de Oudheid, eind december, en dus overdreven of op een andere manier twijfelachtig. Het is immers oudheidkunde. En ja hoor. De archeologen die eind december bekend maakten dat ze de plek hadden gevonden waar Alexander de Grote zijn eerste overwinning op de Perzen had behaald, hadden niets te melden dat we niet al heel, heel lang wisten. Het riviertje, de Granikos van toen ofwel de huidige Biga, is allang geïdentificeerd, Alexanders route eveneens, net als de vlakte waar is gevochten.

We hadden, kortom, weer eens een gevalletje oudheidkundige desinformatie bij de hand: archeologen die, op het moment dat journalisten hun aandacht hadden bij kerstmis en niet kritisch waren, zaten te hengelen naar aandacht. Dat getuigt niet alleen van een abnormaal lage professionele standaard, maar is in dit geval bovendien gewoon ronduit dom. Er zijn namelijk nogal wat mensen die weleens een boek over Alexander hebben gelezen. Als je de kluit belazeren wil, doe het dan niet waar iedereen (behalve journalisten) het herkent. De archeologen schoten dus weer eens fijn in hun eigen voet.

Macedonische krijgsdoelen

Hoe zat het ook alweer, met die slag aan de Granikos? Het Macedonische leger was al met een voorhoede in Azië, en Alexander sloot zich daar in Troje bij aan. Van verkenners wisten de Macedoniërs dat de Perzische generaals hun troepenmacht verder naar het oosten hadden geconcentreerd. Dat was een lelijke tegenvaller, want het eerste Macedonische aanvalsdoel was het gebied in het zuiden, waar Griekse steden lagen die er, zoals we al zagen, blijk van hadden gegeven te sympathiseren met de Macedonische zaak.

Het veroveren of (als men waarde hecht aan de propaganda die de Macedoniërs serveerden voor consumptie in Griekenland) “bevrijden” van deze steden had als voordeel dat de Perzische vloot de toegang tot enkele havens verloor, zodat een overzeese aanval op Macedonië werd bemoeilijkt. Nu het Perzische leger zich ten oosten van Troje bevond, was een rechtstreekse Macedonische opmars naar het zuiden uitgesloten. De Perzen zouden dan het gebied rond Troje bezetten en het Macedonische leger van zijn basis afsnijden. De Macedoniërs waren gedwongen eerst op te rukken naar het oosten. Zugzwang. Zonder er veel moeite voor te hebben hoeven doen, hadden de Perzen hun tegenstanders gedwongen tot actie op Perzische voorwaarden.

De Macedoniërs hadden nog een probleem. Hun voedselvoorraden waren toereikend voor een maand. Het Perzische leger moest niet alleen onder ongunstige omstandigheden worden bestreden, het moest ook snel gebeuren om op weg te kunnen gaan naar het graanrijke zuiden. Veel keus was er niet en dus rukten de soldaten zo snel als ze konden naar het oosten.

Perzische discussies

Ondertussen discussieerden de Perzische commandanten over de wijze waarop ze de strijd zouden voortzetten. Arrianus weet wat er zoal werd gezegd:

[Huurlingenleider] Memnon van Rhodos waarschuwde hen geen risico te nemen met de Macedoniërs. Hun infanterie was immers veel talrijker en Alexander was er zelf bij, terwijl [de Perzische koning] Darius dat aan hun kant niet was. Hij adviseerde hen om bij het verder trekken alle groenvoer voor de paarden te laten plattrappen door de ruiterij, het gewas op de velden te verbranden en zelfs de steden niet te sparen, want bij gebrek aan de nodige levensmiddelen zou Alexander niet in het land blijven. Maar Arsites [een gouverneur] heeft volgens het verhaal in de vergadering van de Perzen gezegd dat hij niet zou dulden dat ook maar één huis van zijn onderdanen in brand gestoken zou worden.noot Arrianus, Anabasis 1.12.9-10; vert. Simone Mooij.

Memnons voorstel werd verworpen en de Perzen zochten een voor hen gunstig gelegen strijdtoneel uit bij de Granikos. En dat is dus de huidige Biga, zoals we al jaren weten maar wat archeologen graag claimen als een nieuwe ontdekking. Begin juni 334 kwam het daar tot een veldslag.

[wordt vervolgd; een overzicht van alle Alexanderblogs is hier.]

#AlexanderDeGrote #Arrianus #DariusIIICodomannus #falanx #huurlingen #MemnonVanRhodos #slagAanDeGranikos #Turkije

2024-11-12

Het eerste regeringsjaar van Alexander

Demosthenes, die niet aan Alexander werd uitgeleverd (Glyptothek, München)

Ik heb de afgelopen maanden een paar keer geblogd over het eerste regeringsjaar van Alexander de Grote. Hij kwam aan de macht na de moord op zijn vader, Filippos II, en toonde vervolgens aan de bewoners van Thracië, Illyrië en Griekenland dat hij als generaal even snel en gewelddadig was. Misschien nog wel gevaarlijker: Alexander maakte Thebe vrijwel volledig met de grond gelijk, iets wat Filippos vermoedelijk nooit zo hebben gedaan.

Athene

Na de ondergang van Thebe leek het alsof de Grieken nooit aan opstand hadden gedacht. De Grieks-Romeinse geschiedschrijver Arrianus beschrijft de stemming in Athene:

Het volk kwam in vergadering bijeen en op voorstel van Demades werden tien Atheense burgers, van wie bekend was dat ze op zeer goede voet stonden met Alexander, gekozen en als gezanten naar hem toe gezonden om hem te laten weten – wel een beetje laat – dat het Atheense volk zich verheugde dat hij behouden uit het land van de Illyriërs en Triballiërs was teruggekeerd en dat hij de Thebanen had gestraft voor hun opstandigheid.noot Arrianus, Anabasis 1.10.3; vert. Simone Mooij.

Alexander nam deze felicitaties welwillend in ontvangst maar eiste tegelijk de uitlevering van de democratische leider Demosthenes en negen anderen die hij “verantwoordelijk hield voor het beledigend gedrag tegenover hemzelf en Filippos bij diens dood”. Toen de Atheners dat weigerden, zag hij er verder maar van af. Zolang Athene een vloot had en kon rekenen op Perzische steun, was een belegering onbegonnen werk en er waren belangrijker zaken dan de uitlevering van Demosthenes en zijn kompanen – bijvoorbeeld dat het leger dat Filippos naar Azië vooruit had gezonden, inmiddels grote moeilijkheden ondervond.

Het werd tijd serieus werk te maken van de oorlog met Perzië. Daarom keerde Alexander terug naar Macedonië en begon hij met de voorbereidingen van de overzeese expeditie.

Balans

Hij was nu een jaar aan de macht en had drie volledige campagnes afgerond. Daarbij had hij vrijwel elk aspect van het krijgsbedrijf te land beoefend: hij had drie veldslagen gewonnen, had stormenderhand een bergpas veroverd, had nachtelijke gevechten gevoerd, was een grote rivier overgestoken, had vechtend een leger teruggetrokken en had minstens twee nederzettingen ingenomen door middel van een bestorming. Zijn positie als vorst van Macedonië en leider van de Korinthische Bond was inmiddels onomstreden.

Hij had bovendien de oppositie thuis het zwijgen opgelegd en de loyaliteit van het leger verworven, de Thrakische, Triballische, Getische en Illyrische barbaren getoond met wie ze te maken hadden, en de Grieken duidelijk gemaakt wat de consequenties waren als ze niet toegewijd deden wat de leider van de Korinthische Bond van hen vroeg. Het eerste regeringsjaar was vervuld geweest van bloedvergieten, maar hij had zijn thuisbasis veiliggesteld en kon nu vertrekken naar het oosten.

Leren van fouten

Alexander had bewezen als aanvoerder de gelijke van zijn vader te zijn en op dezelfde wijze oorlog te kunnen voeren. Hij was in staat zeer snel op te trekken en vijanden compleet te overrompelen. Bij Pellion was hij zelfs té snel geweest, maar hij had er tevens blijk van gegeven te beschikken over de belangrijkste generaalskwaliteit die er is: het vermogen te leren van zijn eigen fouten. Vóór hij Thebe liet bestormen, laste hij een pauze in. Alles duidde erop dat Alexander minstens evenveel aanleg had voor het krijgsbedrijf als Filippos.

Als hij in de winter van 335/334 was overleden, zouden zijn tijdgenoten hem hebben herdacht als evenknie van zijn vader, en zouden ze zich hebben afgevraagd wat hij had bereikt als hij het plan zou hebben uitgevoerd Perzië aan te vallen. Maar niemand zou zich hebben kunnen voorstellen dat Alexander binnen negen jaar aan de oevers van de Indus zou staan.

Daarover een andere keer meer.

#AlexanderDeGrote #Arrianus #Athene #DemosthenesRedenaar_ #FilipposII #KorinthischeBond

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst