#kerstening

2024-05-27

De Europese canon (1-5)

Tijdens keizer Septimius Severus, wiens ereboog u hier ziet, bereikte het Romeinse Rijk zijn grootste omvang

Een tijdje geleden stelde ik een Europese historische canon voor van tweeënveertig vensters en nodigde ik u uit toevoegingen te doen en verbeteringen te suggereren. Tussen vandaag en de Europese verkiezingen van 6 juni zal ik in elf blogjes de uitkomst aan u presenteren: steeds vijf vensters en daarnaast een stukje waarin ik de keuzes verantwoord. Bedenk wel: een canon een didactisch hulpmiddel, geen in steen gehouwen waarheid. Een canon heeft meer te doen met wetenschapscommunicatie dan met wetenschap. Wie liever een canon van de geschiedwetenschap leest, vindt die hier.

Ter zake nu.

Het Romeinse Rijk

Periode: Tot de zesde eeuw / tot 1453

In het krachtige en welvarende Romeinse Rijk, dat rond 202 na Chr. zijn grootste omvang bereikte, woonde ongeveer een derde van de wereldbevolking. Hoe vitaal de toenmalige cultuur was blijkt wel uit het feit dat het imperium bleef bestaan tot 1453 (later meer) terwijl de voornaamste Romeinse talen – het Grieks, het Latijn en het Aramees – nog springlevend zijn.

De voornaamste erfenis, en de reden waarom de Romeinen deel uitmaken van de Europese canon, is echter een andere: bescheidenheid. De Romeinen hadden er geen enkele moeite mee te erkennen dat ze hadden geleerd van andere beschavingen. Ze erkenden het wezenlijk andere. Die bescheidenheid gaven ze door aan het middeleeuwse christendom, dat erkende te staan op de schouders van reuzen, aan de Renaissance en aan het latere Europa. Met een woord van Rémi Brague is bescheidenheid Europa’s “Romeinse weg”.

De kerstening, gesymboliseerd door de doop (Ravenna)

De kerstening

Periode: 96-1000

Het christendom ontstond als joodse sekte, raakte van de andere joden afgesplitst, deed Grieks-Romeinse filosofische bagage op, werd van tijd tot tijd en van stad tot stad vervolgd, tot de keizers Licinius en Constantijn het begin vierde eeuw erkenden als toegestane godsdienst. Tegen het einde van die eeuw was de Romeinse elite, die wist uit welke hoek de wind waaide, overgegaan tot het christendom en langzaam verspreidde het geloof zich.

In de vijfde eeuw begon missionering buiten het Romeinse Rijk (Saint Patrick, Ierland), de post-Romeinse elite werkte samen met de kerk (Clovis, Gallië) en later namen de vorsten in de noordelijke en oostelijke periferie het geloof aan (Harald I van Denemarken rond 965, Vladimir I van Kyjiv 988, Stefanus I van Hongarije 1000).

Goudschat van de Avaren (Nationaal Museum, Boedapest)

De Avaren

Periode: 560-803

Alternatief: de Hunnen (433-469)

Al in de IJzertijd bestond er een geleidelijke migratie van nomadische veetelers vanuit het droge Siberië over de Altai naar de vochtigere steppe van het huidige Oekraïne. De migrerende groepen zijn bekend onder allerlei namen: Kimmeriërs, Skythen, Sarmaten. Steeds als het klimaat verslechterde, kwamen migranten westwaarts. De golf die in de late vijfde eeuw kwam opzetten diende zich aan als de Hunnen en later als de Avaren.

De meeste van deze groepen desintegreerden al snel, maar het rijk van de Avaren bleef een kwart millennium bestaan. Hun aanwezigheid blokkeerde de landweg tussen het oostelijk en westelijk deel van de Laat-Romeinse wereld. West-Europa raakte gescheiden van het Byzantijnse Rijk.

Inscriptie over waterwerken in Córdoba (Archeologisch museum, Córdoba)

Het emiraat van Córdoba

Periode: 711-1039

De Arabische veroveringen begonnen rond 630 en al begin achtste eeuw viel het post-Romeinse Rijk van Toledo. Niet veel later staken de Arabieren de Pyreneeën over, waar ze een ander post-Romeins rijk, dat van de Merovingen, destabiliseerden. De Merovingische generaal Karel Martel versloeg een Arabisch leger bij Poitiers (732), wat zijn familie het prestige gaf om de macht benoorden de Pyreneeën over te nemen. Zo ontstond de dynastie van de Karolingen, met een ideologie dat zij het christelijke Europa belichaamde, kampend tegen de Saracenen.

Een Arabische burgeroorlog maakte niet veel later een einde aan de expansie en het Iberische Schiereiland scheidde zich af van het Kalifaat. Dit emiraat van Córdoba zou eeuwenlang een van de voornaamste contactpunten zijn tussen de Arabische en West-Europese cultuur.

Een kopiist aan het werk

De Karolingische Renaissance

Periode: Vanaf 795

In 795 dicteerde Karel de Grote de circulaire die bekend is komen staan als de Brief over het cultiveren der letteren. Hiermee organiseerde hij het onderwijs in zijn rijk. In dezelfde tijd begonnen klerken in abdijen op grote schaal antieke teksten te kopiëren. Zo stelden ze het Griekse en Romeinse literaire erfgoed, voor zover nog aanwezig, voor latere generaties veilig.

Het doel van dit cultureel reveille was het opvoeden van de bevolking in christelijke deugden, maar ook teksten van heidense schrijvers werden gekopieerd. Zonder de Karolingische Renaissance zouden wij de Romeinse wereld nauwelijks kunnen kennen.

De Europese canon…

… vervolgt met de verantwoording van de Europese canon, en wordt vervolgd met een blogje over de Volle Middeleeuwen. U blijft op de hoogte van deze reeks (en van alle blogjes) via het WhatsAppkanaal.

1-56-1011-1516-2021-2526-3031-3536-4041-4546-50

#Avaren #Clovis #ConstantijnDeGrote #emiraatVanCórdoba #EuropeseCanon #HaraldIVanDenemarken #Hunnen #IerseMonniken #KalifaatVanBagdad #KarelDeGrote #KarelMartel #KarolingischeRenaissance #kerstening #Kimmeriërs #Licinius #Merovingen #Oekraïne #RémiBrague #RijkVanToledo #Sarmaten #SintPatrick #Skythen #slagBijPoitiers #StefanusIVanHongarije #VladimirIVanKyjiv

Jona lenderingJonaLendering
2025-03-20

"Hak om, die boom" van Geert Berings is een fijn boek, aanbevolen aan eenieder met belangstelling voor de geschiedenis van , voor de en voor het ontstaan van de West-Europese cultuur.

mainzerbeobachter.com/2025/03/

Omslag van "Hak om, die boom".
2025-03-20

Hak om, die boom

West-Europa, dus zeg maar onze cultuur, is ontstaan in de Frankische tijd. Zoals Jeroen Wijnendaele onlangs in zijn boek over koning Clovis benadrukte, ontstond in de Late Oudheid een politieke eenheid die niet primair op de Middellandse Zee was gericht. Onze taal (ons meest identiteitvormende erfgoed) stamt af van het Frankisch, de oudste laag in onze literatuur is Frankisch, het christendom verspreidde zich in de Frankische tijd. Maar hoe is de kerstening verlopen?

Er zijn allerlei vrome legendes, waarvan iedereen eigenlijk ook wel weet dat het alleen maar vrome legendes zijn. Elk mirakelverhaal veronderstelt immers dat de lieve god de natuurwetten opschortte ten behoeve van deze of gene patiënt, en zoiets hoeven we zelfs niet te overwegen. Tegelijk: op een zeker moment was het christendom aanwezig en het moet ergens vandaan zijn gekomen. En ook: sommige gebeurtenissen zijn voldoende gedocumenteerd om plausibel te zijn. Het lijdt bijvoorbeeld geen twijfel dat bewoners van Oostergo in 754 of 755 aan de Boorne een Frankisch leger hebben aangevallen en dat daarbij de stokoude aartsbisschop Bonifatius van Mainz om het leven kwam.

Vlaanderen

Waarmee ik een Nederlands voorbeeld geef van de problematiek: het ingeburgerde “755 Bonifatius bij Dokkum vermoord” is simpelweg onwaar. Soortgelijke correcties zijn vanzelfsprekend ook mogelijk voor andere regio’s en het is de verdienste van de Belgische historicus Geert Berings dat hij het in Hak om, die boom allemaal eens op een rijtje zet voor de vallei van de Schelde. Gewoon, historisch-kritisch onderzoek.

Berings is zeker niet de eerste die zich met de materie bezighoudt. In de loop der tijd is er echter een extra handschrift van het heiligenleven van Sint-Amandus bij gekomen, is de archeologie tot bloei gekomen en zijn tekstwetenschappers meer literaire parallellen gaan herkennen. Ook niet onbelangrijk: wat historici sinds de ontkerkelijking aan vertrouwdheid met het christendom hebben verloren, hebben ze aan kritische distantie gewonnen. Het Frankische christendom van vandaag is een ander dan dat van dertig jaar geleden.

De boom die moet worden omgehakt is dan ook niet alleen de aanslag op de laatantieke flora die de lezer op het omslag krijgt gepresenteerd. Berings schrijft dat hij met zijn boek ook enkele diepgewortelde ideeën over de kerstening wilde kappen, al erkent hij dat het eindresultaat meer een snoeibeurt is geweest. Het levert in elk geval een prettig boek op dat ik heb gelezen met plezier en met vrucht.

Een leeg landschap

Berings neemt een lange aanloop. In het eerste deel van zijn boek beschrijft hij de romanisering van de Scheldevallei en de laatantieke leegloop van het gebied. Ik leerde onder andere dat archeologen inmiddels aarzelen om de verwoestingen die, toen ik eind vorige eeuw De randen van de aarde schreef, nog werden toegeschreven aan een aanval van Germaanse piraten (de Chauken), met die gebeurtenis in verband te brengen.

Hoewel ik de eerste hoofdstukken dus met vrucht heb gelezen, begon het boek pas echt op blz.148, als Berings samenvat dat de noordelijke Scheldevallei was ontvolkt, dat de Gallo-Romeinse elite was vertrokken, en dat de schaarse bewoning bestond uit inheemse boeren en Germaanse immigranten. Zeg maar zoals in het onlangs onderzochte kustgebied bij Koksijde. Christenen waren er zeker nog niet op het moment dat Amandus er aankwam en twee kloosters stichtte aan de samenloop van Schelde en Leie – Gent.

Een leven van Amandus

Over de beroemde missionaris weten we weinig. In het tweede deel van Hak om, die boom bezoekt Berings de plaatsen waar de bisschop ooit moet zijn geweest. Die locaties kloppen wel – Amandus was van 648 tot 651 bisschop van Maastricht en stichtte onder andere het klooster van Nijvel – maar de verhalen die daar zijn gesitueerd, zijn vaak ongeloofwaardig. Berings wordt niet moe erop te wijzen dat veel informatie bestaat uit standaardmotieven die we ook aantreffen in andere Merovingische heiligenlevens, vooral dat van Martinus van Tours (“Sint-Maarten”).

De historische feiten lijken ongeveer te zijn dat Amandus kwam uit Aquitanië, een blauwe maandag woonde op het Île d’Yeu, zich enkele jaren liet inmetselen bij een kerk in Bourges, Rome bezocht, contacten had aan het hof van de Merovingische koning Dagobert (r.623-639), tot bisschop werd gewijd, begon aan de missionering van de Scheldevallei en een paar jaar bisschop was in Maastricht. Tussen de regels door herkennen we een man die zocht naar eenzaamheid.

De kerstening

Dat werpt een zeker licht op de stichting van de twee kloosters in wat nu de stad Gent is, maar toen een verlaten landschap. Het gaat om de Sint-Baafsabdij in het oosten van de stad en de Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg in het zuiden. (Ik blogde er onlangs over.) Tegenwoordig loop je in een half uur van het ene naar het andere klooster, maar in de Frankische tijd waren het gescheiden werelden – en misschien herken je dat nog in het feit dat de twee religieuze vestigingen liggen bij twee spoorwegstations die toegang bieden tot totaal verschillende delen van Gent. Waar het Berings om gaat is dat het landschap leeg was en dat de kloosters waren bedoeld om in eenzaamheid te kunnen leven. Ze bestonden, net zoals de Ierse kloosters van die tijd en de laura’s uit het Nabije Oosten, vrijwel zeker uit een verzameling eenvoudige gebouwen. Grote abdijen werden het pas later.

Maar als de kloosters bedoeld waren om teruggetrokken te leven, als Amandus van de Germaanse boeren werd gescheiden door de taal, hoe is de regio dan gekerstend? In het derde deel van zijn boek behandelt Berings Amandus’ optreden, de kloosterstichtingen en de feitelijke kerstening, die zich voltrok vanuit de kerkjes en kapelletjes op de landgoederen. Dat klonk mij plausibel in de oren.

Tot slot

Uiteraard is er geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan. Zo is Berings’ presentatie van Constantijns keuze voor het christendom wel érg traditioneel. Daar was wel een boom om te hakken geweest. Het viel me ook op dat Berings, die gespitst is op de standaardmotieven in laatantieke en vroegmiddeleeuwse heiligenlevens, schrijft dat heilige bossen een belangrijke rol speelden in de religieuze beleving van de Germanen. Ik weet dat zo net nog niet: in het Grieks-Romeinse denken waren er aan de randen van de bewoonde wereld allerlei onherbergzame wouden, en als je die literaire obsessie weghaalt, blijft er weinig geboomte over in het oude Germanië.

Dat gezegd zijnde: Hak om, die boom is een fijn boek. Ik heb het, zoals gezegd, met veel plezier en met vrucht gelezen. Aanbevolen, van harte aanbevolen, aan eenieder die belangstelling heeft voor de geschiedenis van Vlaanderen, voor de kerstening en het ontstaan van de West-Europese cultuur.

#Amandus #België #bisschop #Bonifatius #DagobertI #Franken #GeertBerings #Gent #kerstening #Maastricht #MartinusVanTours #Merovingen #Nijvel #Schelde #SintMaarten #SintPietersabdij #Vlaanderen

2024-10-22

De Saksen

Luit van der Tuuk, die u wellicht kent van zijn boeiende boeken over de Franken, Dorestad, de Friezen (e-book), Bonifatius en de Vikingen, heeft alweer een mooi boek geschreven. Het heet gewoon De Saksen, en dat is, zoals hij in de inleiding al aangeeft, een kneedbaar begrip. Eeuwenlang waren de Saksen vooral degenen die door anderen werden aangeduid als de Saksen.

De eerste Saksen

Het probleem is niet eens zozeer dat de Saksen lange tijd “people without history” zijn geweest, die zelf geen bronnen schreven. Zeker, we kennen ze aanvankelijk vooral uit de beschrijvingen van Romeinse en Frankische auteurs, die hun beschouwden als barbaarse tegenstanders. Maar het feitelijke probleem is wezenlijker. De Romeinse en Frankische bronnen zijn namelijk niet alleen vooringenomen, ze zijn voor heel schaars en heel ambigu.

De allereerste vermelding van Saksen is te vinden bij de tweede-eeuwse geleerde Ptolemaios van Alexandrië, die hen – vanuit Romeins gezichtspunt – plaatst voorbij de Elbe, in Sleeswijk-Holstein. Pas anderhalve of twee eeuwen later worden ze opnieuw vermeld, vaak in één adem met de Franken. De Romeinse schrijvers lijken geen onderscheid te hebben kunnen maken. In de vijfde eeuw is “Saksen” dan de naam voor allerhande zeeschuimers op de Noordzee. Hoewel er weinig reden is aan te nemen dat het allemaal vredelievende kooplieden waren, wil de beschuldiging van piraterij weinig meer zeggen dan dat hun praktijken niet aansloten op wat de Romeinen van nette handelaren verwachtten.

Agenda’s en romantiseringen

Elke auteur heeft, zoals dat met alle auteurs het geval is, een agenda. Als je niets hebt te betogen, hoef je immers niets op te schrijven – niemand schrijft op wat vanzelf spreekt. Wanneer Van der Tuuk die agenda’s schetst, is hij op zijn best. De zesde-eeuwse geschiedschrijver Gildas, die verslag doet van de Saksische aanwezigheid in wat nu Engeland heet, is bijvoorbeeld helemaal niet geïnteresseerd in de Saksen, maar heeft het vooral over het morele falen van de post-Romeinse leiders. En als een andere auteur, de negende-eeuwer Rudolf van Fulda, een groep Saksen typeert als nieuwkomers, past dat weliswaar bij het beeld van zeerovers, maar lijkt het vooral een rechtvaardiging van Frankische agressie tegen de Saksen. Daarover zo meteen meer.

Nog een leuke observatie van Van der Tuuk: juist de bronnen die op het eerste gezicht de meeste informatie bevatten, moet je wantrouwen. Het zijn vaak bewerkingen van eerdere bronnen, waar men aan heeft toegevoegd wat in de eigen tijd relevant is. Je zou het romantiseringen kunnen noemen. Ik moest even denken aan de groei van het sprookje van Archimedes’ brandspiegels, dat we stap voor stap kunnen volgen en in elke bron nog bizarder is dan daarvoor.

Vaste grond

Pas in de Karolingische tijd krijgen we wat meer vastigheid. Woonden de Saksen tot dan toe in Sleeswijk-Holstein aan gene zijde van de Elbe, inmiddels wonen ze – na verblijf op schepen op de Noordzee, in Normandië en op de Britse oostkust – aan deze zijde van de Elbe. Zeg maar op de Noord-Duitse Laagvlakte. Anders gezegd: in het gebied waar Romeinse geschiedschrijvers de Franken plaatsten, plaatsten de Frankische geschiedschrijvers de Saksen.

Ik was blij met het hoofdstuk in De Saksen over de Saksische veldtochten van Karel de Grote. Ik wist daar weinig van, maar wist dat het een fel, wreed conflict was geweest. Maar een beschrijving had ik nog nooit gelezen. Er waren drie fasen, zo leerde ik:

  • Een fase van 772 tot 777, waarin Karel strijdt tegen een Bruno en een Hassio;
  • Een tweede fase van 777 tot 785, waarin Karels voornaamste tegenstander Widukund is;
  • Een derde fase van 792 tot 804, waarin Karel de steun krijgt van Slavische krijgers vanuit het gebied aan de andere kant van de Elbe.

Het is een wrang verhaal, soms onderbroken door diplomatie. Karel probeerde dan de verdeelde Saksen voor zich te winnen door mensen die partij voor hem kozen, op te nemen in de Frankische rijkselite. Het zijn de onderbrekingen van een verslag vol gevechten, deportaties en massale executies. Dat Karel uiteindelijk won, was deels door het gebied te ontsluiten: hij liet bruggen slaan en versterkte nederzettingen aanleggen, die het begin vormden van de verstedelijking.

Kerstening

En natuurlijk was er de kerstening. Van der Tuuk schetst het als een proces van dwang, en ik wil het geloven want ik ben geen mediëvist. Maar ergens is er ook een oudheidkundige stemmetje in mij dat me eraan herinnert dat het althans in de Oudheid de verering van Christus prima te combineren viel met de verering van andere goden. De “exclusivisten”, die zeiden dat wie was gedoopt, geen andere goden meer mocht erkennen, waren lange tijd een minderheid, die later dominant werd en ervoor heeft gezorgd dat minder orthodoxe bronnen niet meer werden gekopieerd. Ook is er een stemmetje in mij dat me eraan herinnert dat in het Midden-Oosten moslims zich lieten dopen omdat het hun beschermde tegen kwade geesten (het “doopsel van Johannes”).

Ik kan me voorstellen dat de Saksische kerstening ook meer gezichten heeft gehad dan de dwang waarover we in de bronnen lezen. Evengoed hebben de christelijke missionarissen talloze eeuwenoude heilige bomen en Irminsuls neergehaald. Je kunt minimaal zeggen dat de christenen hun doelgroep niet uitsluitend met argumenten overtuigden.

Het is in dit deel van De Saksen dat Van der Tuuk ook een man als Lebuïnus, die u wellicht kent van zijn grafkerk in Deventer, een plek geeft in het grotere geschiedverhaal. Van der Tuuk wijst er meteen op dat diens reputatie aanvankelijk niet zo heel groot was, maar dat hij belangrijk werd gemaakt toen de bisschop van Utrecht tijdelijk zijn residentie verlegde naar Deventer.

Het zijn dit soort constateringen die De Saksen tot een fijn boek maken. Ik heb het boek met heel veel plezier gelezen. Als u iemand kent of iemand bent met belangstelling voor de Vroege Middeleeuwen, dan weet u wat Sinterklaas te doen staat.

#Angelsaksen #Deventer #doop #doopselVanJohannes #Elbe #Gildas #Irminsul #kerstening #Lebuïnus #LuitVanDerTuuk #Noordzee #peopleWithoutHistory #piraterij #PtolemaiosVanAlexandrië #RudolfVanFulda #Saksen #verstedelijking #Widukund

2023-12-28

De heeft een serie genaamd Jezus van Nazareth naar alle windstreken.

Over hoe het
zich over de wereld heeft kunnen verspreiden.

Ik herinner er maar even aan dat het woord betekent: .

O, ineens schiet me de film te binnen. Geen idee waarom 😜

De ArcheoloogDeArcheoloog
2023-05-29

In het kader van vergeten : in 1933 werd bij een met 207 graven gevonden. Een deel van de graven had nog grafgiften en een deel lag west-oost, wat de overgang van naar markeert.
gld.nl/nieuws/7914449/dit-stok

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst