Alexander de Grote in Jeruzalem
Alexander de Grote (Bode-Museum, Berlijn)
In onze reeks over Alexander de Grote komen we nu aan bij een weinig bekende scène: het bezoek aan de tempelstad Jeruzalem. Het was oktober of november 332 v.Chr. en de oorlog verkeerde in een impasse. Het eerste Macedonische krijgsdoel was, zoals gezegd, Egypte, maar het leger had in de voorafgaande maanden enorme verliezen geleden, eerst bij Tyrus en daarna bij Gaza. Alexanders rechterhand Parmenion was in Syrië om te verhinderen dat de Perzen Alexanders aanvoerlijnen zouden afsnijden, maar ook dat Syrische garnizoen moest worden versterkt. Alexander stuurde dus een gezant naar huis om extra manschappen te halen.
Zelf ging hij naar Jeruzalem. De gangbare bronnen vermelden dit niet, maar het is overgeleverd door de Joodse historicus Flavius Josephus (37-ca. 102). Zijn verhaal is echter deels legendarisch, en wordt daarom vaak genegeerd. Ik vermoed echter dat er wel degelijk een historische kern kan zijn.
De samaritaanse geloofsgemeenschap
Even terug naar de belegering van Tyrus. Die duurde vrij lang en Alexander had steun gezocht voor de intendance. De leider van de stad Samaria, Sanballat, had graan geleverd en troepen. Alexander had ook de hogepriester van Jeruzalem, Jaddua, gevraagd om graan. Volgens Josephus had deze steun geweigerd, en er is geen reden om aan die informatie te twijfelen. De Macedonische overwinning bij Issos was meer geluk dan wijsheid geweest, de belegering van Tyrus duurde eindeloos, de Perzische eindnederlaag was nog lang niet zeker, er was nog een Perzisch garnizoen in Gaza en vooral: als Samaria het een deed, zou Jeruzalem het tegengestelde doen. Rivaliteit tussen twee buursteden was in de antieke diplomatie een basisgegeven. Hoewel Josephus vertelt dat Alexander woedend was, zal hij niet verbaasd zijn geweest.
Hij wit hoe Samaria te belonen en Jeruzalem te straffen: hij gaf de bewoners van Samaria toestemming een nieuwe tempel te bouwen op de berg Gerizim. (De constructie is archeologisch bevestigd.) Dit was een belangwekkende ingreep. De Samarianen hadden een religie die leek op die van Jeruzalem, maar ze stonden wat meer open voor religieuze invloeden van buitenaf. De spanningen die dit soms veroorzaakte, waren kort voor Alexanders aankomst geëscaleerd toen een broer van Jaddua, Manasse, wegens een leerstellig geschil uit Jeruzalem naar Samaria was vertrokken. Manasse werd de eerste hogepriester in de nieuwe tempel, die voortaan hét cultuscentrum zou zijn voor wat bekendstaat als de samaritaanse geloofsgemeenschap. Alexanders optreden leidde zo tot het schisma tussen joden en samaritanen, dat voortduurt tot op de huidige dag.
Jeruzalem
Dit was de situatie toen Alexander Gaza belegerde. Zelfs als Josephus het niet zou hebben vermeld, zouden we aannemen dat een Macedonische strijdmacht Jeruzalem had aangedaan. Immers: hoewel het tempelstaatje geen groot leger bezat, konden de Macedoniërs het niet links laten liggen als ze wilden doorstoten naar Egypte. Er waren karavaanwegen door de woestijn en de Perzische koning Darius kon vanuit Mesopotamië troepen naar Jeruzalem sturen. Als die Gaza zouden heroveren, kon Alexander niet langer over land terugkeren naar Syrië. Om dat te vermijden, was het noodzakelijk de Perzen een pied-à-terre in de Levant te ontzeggen. Dat betekende dat Jeruzalem bezet moest worden.
Alexander had echter haast. Wilde hij naar Egypte, dan moest hij in november of december door de Sinaï trekken, want dan regende het en was er op sommige plaatsen water te vinden. Hij kon zich niet permitteren veel tijd in Jeruzalem te verliezen. Toen hij de stad naderde, was hij al uit op een diplomatieke oplossing. Van zijn kant was Jaddua na de val van Tyrus en Gaza gedwongen zijn loyaliteit aan Darius aan de kant te zetten en Alexander te ontvangen. Toen de Macedoniër Jeruzalem naderde, kwamen de bewoners hem als smekelingen tegemoet.
Josephus vertelt nu dat Alexander bij het zien van de hogepriester werd herinnerd aan een droom die hij zou hebben gehad. Daarin zou een oude man aan hem zijn verschenen en hem zijn steun hebben beloofd tijdens de oorlog tegen Perzië. Daarom zou de koning zijn woede hebben laten varen – iets waarvoor hij, zoals we zojuist zagen, ook praktische redenen had.
Hij reikte de hogepriester de hand en ging hij de stad binnen. De Joden liepen naast hem mee. Hij ging op naar de tempel en bracht daar een offer aan God volgens de aanwijzingen van de hogepriester. De hogepriester en de priesters bewees hij de hun verschuldigde eerbied.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 11.331; vert. Meijer/Wes.
Van zijn kant bood Jaddua de nieuwe heerser alle mogelijke blijken van trouw en loyaliteit – graan bijvoorbeeld en zelfs een klein regiment soldaten. Zoals altijd handhaafde Alexander de situatie zoals die had bestaan ten tijde van het Perzische rijk: de Joden mochten blijven leven volgens hun eigen wetten. Josephus vermeldt verder geen bijzondere gunsten die Alexander aan de Joden zou hebben bewezen, wat we wel zouden hebben verwacht als het verhaal over Alexanders bezoek aan Jeruzalem en de wonderbaarlijke droom geheel verzonnen zou zijn.
De waarheid zou kunnen zijn dat de Joden verbaasd waren dat ze er, ondanks Jaddua’s aanvankelijke diplomatieke vergissing, zo gemakkelijk van af waren gekomen. Wellicht vertelden ze elkaar dat ze hun leven dankten aan goddelijk ingrijpen in de vorm van een voorspellende droom. Hoe dat ook zij: de vroom verzonnen droom tast de geloofwaardigheid van de rest van Josephus’ verhaal over Alexanders bezoek aan Jeruzalem niet noemenswaardig aan.
[Een overzicht van blogjes over Alexander de Grote is hier.]
#AlexanderDeGrote #FlaviusJosephus #Gaza #Gerizim #hogepriesterschap #Jaddua #Jeruzalem #Parmenion #Samaria #samaritaanseGeloofsgemeenschap #SanballatII