#St%C3%A9phaneGsell

2025-05-06

Een Thracische huurling in Numidië

Grafstèle van een Thracische huurling (Archeologisch museum, Constantine)

Onderzoek in wat destijds bekendstond als de Franse departementen Oran, Algiers en Constantine, midden twintigste eeuw. In 1929 publiceerde Stéphane Gsell het eerste deel van Inscriptions latines de l’Algérie, dat alleen nog maar het oostelijkste deel van het oostelijkste departement bevatte. Hoe lastig de productie van dit boek was verlopen, blijkt wel uit het feit dat het officiële jaar van publicatie 1922 was: het boek heeft zeven jaar op de plank gelegen. Deel twee, dat de westelijke helft van het departement besloeg, verscheen in 1957. Het overlijden van Gsell, de Tweede Wereldoorlog en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog hadden nogal wat problemen veroorzaakt, om het eufemistisch uit te drukken.

Dat bemoeilijkte ook vervolgonderzoek. Sommige inscripties vragen nog altijd om nadere inspectie, zoals de bovenstaande stèle, die we alleen kennen uit het deel uit 1957, alsmede een notitie van Jeanne Robert-Vanseveren en Louis Robert, de twee grootste epigrafen (inscriptiekenners) van de moderne tijd. De stèle is afkomstig uit het El-Hofra-heiligdom te Constantine, waarover ik al eens eerder blogde. Ze dateert uit de tweede eeuw v.Chr. De Roberts voegden aan de tekst van de inscriptie toe dat op de vindplaats ook diverse wijdingen waren gevonden aan de god Baäl-Hammon en aan de godin Tanit in haar rol van “aangezicht van Baäl”.

Dat stond vijf jaar geleden eveneens op het bordje met toelichting in het museum van Constantine: het gaat om een vijfregelige, in Griekse letters geschreven Punischtalige wijding aan Baäl-Hammon en Dame Tanit, aangezicht van Baäl. Ik vermoed dat degene die het bordje opstelde, de tekst niet begreep en de toelichtende woorden van de Roberts verkeerd heeft uitgelegd, want het gaat feitelijk om een grafschrift dat is gevonden bij dat heiligdom. En het gaat om een doodnormale Griekse tekst, al bevat die wel enkele Punische namen.

Μυθυνιβαλ Ἁμμιλ-
καρος σEεραλις ἔστησε
τὸ μνημεῖον τοῦτο
Ἀπολλοθέμιδι Θρᾳκὶ
Ἀσκληπιοδώρου

Mattanbaäl, zoon van Hammil-
kar sEeralis richtte
deze grafstèle op voor
Apollothemis de Thraciër,
zoon van Asklepiodoros.

Een Thracische huurling dus, in dienst van de Numidische koning Massinissa of een van zijn zonen, of misschien Jugurtha. En de inscriptie is dus opgericht door een vriend met een Punische naam: Mattanbaäl, “geschenk van Baäl”. Die naam is nog eeuwen populair gebleven in de regio, zij het in vertaling. Augustinus noemde zijn zoon Adeodatus.

Het probleem waarvan je hoopt dat er eens iemand naar gaat kijken, is het tweede woord in de tweede regel: σEεραλις. Ik heb de Latijnse hoofdletter E maar ingevoegd omdat het tweede teken daar nog het meeste op lijkt.

Tweede regel: -καρος σEεραλις ἔστησε (klik=groot)

We hebben geen idee wat σEεραλις betekenen kan. Is het de achternaam van Hamilkar? Dat kan. Het kan ook een functie zijn. Het woord kan Punisch zijn, maar – gegeven de vindplaats niet onwaarschijnlijk – eveneens het slecht begrepen Numidisch. Zolang we de tweede letter niet kennen, tasten we in het duister en weten we alleen dat het geen Grieks is.

Daar zou eens iemand naar moeten kijken. Eventueel met scan-apparatuur en de AI-techniek waarmee een paar jaar geleden ook de Mesha-stèle is onderzocht. Dat leverde destijds een onverwachte tweede vermelding op van koning David. Zo’n verrassing ligt nu natuurlijk niet in het verschiet, maar er zijn specialisten die heel blij worden als er een extra woord wordt ontcijferd in de vrijwel onbekende Numidische taal.

In elk geval: we hebben te maken met een Thraciër in Numidische dienst, bevriend met een Karthager die schreef in het Grieks. Alles loopt weer eens vrolijk door elkaar en dat is eigenlijk wel zo leuk.

[Dit was het 494e voorwerp in mijn reeks museumstukken.]

#Adeodatus #Algerije #BaälHammon #Constantine #ElHofra #epigrafie #huurlingen #inscriptie #JeanneRobertVanseveren #LouisRobert #Numidië #StéphaneGsell #Tanit #Thracië

2024-05-02

Het teken van Tanit

Het “teken van Tanit (Bulla Regia)

Vorige week was ik in Bulla Regia, een van de mooiste opgravingen in Romeins Afrika. De rijke mensen bouwden er, zoals ik laatst al vertelde, hun huizen grotendeels ondergronds: koel in de zomer, warm in de winter. Bij het restaurantje zagen we bovenstaand kapiteel, dat daar bij mijn vorige bezoek nog niet stond en afkomstig schijnt te zijn uit de Apollotempel. Het is bijzonder, want tussen de twee ionische krullen (“voluten”) links en rechts staat het zogeheten Teken van Tanit. Je vindt het overal waar de Karthagers zijn geweest en op alle voorwerpen, gemaakt van alle materialen: op de schouders van amforen, op medaillons, in het plaveisel van een huis, op een stèle. Ik had het echter nog nooit gezien op een kapiteel.

Maar wat was dit van teken? We weten het weer eens niet, hoewel er al sinds de negentiende eeuw over wordt gepubliceerd. De naam is in elk geval modern. Ze is gemunt door de Franse oudheidkundige Stéphane Gsell, in het in 1920 verschenen vierde deel van zijn Histoire ancienne de l’Afrique du Nord. Hij noteerde dat het signe de Tanit altijd bestaat uit drie elementen: onderaan een driehoek, daarboven een (incomplete) cirkel, en daartussen een horizontale balk. Al met al lijkt het wat op een persoon in een lange rok met de armen uitgestrekt.

Het teken van Tanit (Kerkouane)

Gsell constateerde ook dat de jongere weergaven van het Teken van Tanit complexer waren. De kunstenaars beknotten de driehoek aan de bovenzijde, zodat het meer had van een trapezium, en de naar weerszijden uitstekende armen kregen een knik naar boven. Het symbool dat ik zag in Bulla Regia is een wel heel complexe vorm van deze gestileerde weergave van een mens, gekleed in een wijd vallende rok en met opgeheven armen.

Omdat rokken lange tijd vooral vrouwengewaden waren, identificeerden de geleerden de afgebeelde persoon als een dame, en omdat de Eerste Hoofdwet van de Archeologie (“als je niet weet wat het is, zal het wel religieus zijn”) ook destijds van toepassing was, maakten ze er een godin van. De verspreiding van het teken, vooral rond het westelijk bekken van de Middellandse Zee, suggereerde een daar populaire godheid, zodat men uitkwam bij Tanit.

Het teken van Tanit (Selinous)

Maar feitelijk weten we niet of het Tanit is, of het een godheid is, of het een vrouw is. Latere geleerden opperden dat het Baäl voorstelt – wat minder anders is dan het lijkt, aangezien Tanit gold als het gezicht van Baäl. Ook Astarte is weleens genoemd. De houding met opgeheven armen kan ook duiden op een gelovige die staat te bidden. Voor zo’n orant bestaan in het Nabij Oosten parallellen: mensen zetten weleens een beeldje in een heiligdom om namens hen permanent tot de goden te bidden.

De functie is echter duidelijk: kwaad afweren. Leg het op een drempel en het beschermt het huis tegen kwade geesten en het boze oog. Het is dus feitelijk een amulet of talisman, niet heel anders dan het teken van de opgeheven hand waarover ik al eens eerder schreef; het bestaat in de islamitische wereld nog als “hand van Fatima”.

Het teken van Tanit (Nationaal Museum van Libië, Tripoli)

Is dit alles allemaal redelijk normaal, er is ook nog iets wonderlijks. Het Teken van Tanit lijkt natuurlijk op de Egyptische anch, dat onderaan een verticale staaf heeft in plaats van de driehoek van het Karthaagse amulet. Het Tanitteken lijkt een antwoord op het Egyptische symbool, en dus een bewust contrast: behalve dat het geacht werd mensen te beschermen, identificeerde het hen als Karthagers – en als niet-Egyptenaren. Het is een ethnic marker. Waarom de Karthagers zich afzetten tegen uitgerekend de Egyptenaren, mag iedereen voor zichzelf bedenken.

#amulet #anch #Astarte #Baäl #BullaRegia #ethnicMarker #HandjeVanFatima #Karthago #Kerkouane #orant #Selinous #StéphaneGsell #talisman #Tanit #tekenVanTanit

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst