#GisbertCuper

2024-12-29

Cornelis de Bruijn (13) Het einde

Prinsengracht, Amsterdam; Cornelis de Bruijn leefde in het tweede, derde of vierde huis van links

Dit is het laatste stukje over Cornelis de Bruijn. Het eerste was hier.

***

Reizen over Moskovie

Het lijkt erop dat Cornelis de Bruijn rusteloos was. In de volgende jaren woonde hij op diverse plaatsen in de Republiek. In 1709-1710 leefde hij in een huis aan de Hartenstraat in Amsterdam, waar hij onder meer zijn weldoener Nicolaes Witsen ontving en Gisbert Cuper, de man die hem het schilderij van Palmyra had laten kopiëren. Cuper en De Bruijn wisselden later brieven uit over het spijkerschrift uit Persepolis. Het is verder bekend dat de kunstenaar in 1711 woonde aan de Prinsengracht in Amsterdam; in 1712 woonde hij even buiten Haarlem.

Al deze tijd was De Bruijn bezig met zijn meesterwerk: Reizen over Moskovie, door Persie en Indie. Toen hij het in 1711 publiceerde, droeg hij het op aan een Duitse bibliofiel uit Frankfurt, Zacharias Conrad von Uffenbach (1683-1734). Dat is enigszins verrassend: Nicolaes Witsen had immers veel gedaan voor De Bruijn en stond erom bekend dat hij dit soort opdrachten op prijs stelde.

Cornelis de Bruijn, Reizen over Moskovie, door Persie en Indie; een zogenaamde tweede druk

Reizen over Moskovie, door Persie en Indie is een stuk ambitieuzer dan Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Asia. Het nieuwe boek telde 482 pagina’s en 300 illustraties, waaronder diverse uitklapplaten. De tekeningen waren uitstekend: tot de eerste fotografen Persepolis in de twintigste eeuw bezochten, behoorden de De Bruijns tekening tot het beste dat er was. Ervan overtuigd dat dit boek een nog groter succes zou zijn dan zijn eersteling, liet De Bruijn meteen duizend exemplaren drukken.

Teleurstellingen

Reizen over Moskovie, door Persie en Indie had een succes kunnen zijn. De recensies in de Acta eruditorum en Journal des Savants waren opnieuw lovend, maar toch werden er in drie jaar tijd slechts 240 exemplaren verkocht. Eén reden was de dubbele oorlog. De Spaanse Successieoorlog was nog in volle gang en in de Grote Noordse Oorlog had de Republiek haar monopolie op goedkoop Pruisisch graan verloren. De Gouden Eeuw was voorbij. En de mensen wisten het. Er was weinig animo voor een duur boek.

Bovendien had De Bruijn concurrenten. In Persepolis hadden ook de Franse reizigers Jean de Thévenot (1633-1667) en Jean Chardin (1643-1713) onderzoek gedaan. De onzorgvuldige opmerkingen van Thévenot waren al in 1664 gepubliceerd (zonder illustraties), maar Chardins Voyages en Perse et autres lieux de l’Orient, dat de claims van Thévenot uitwerkte, verscheen tegelijk met De Bruijns Reizen over Moskovie, door Persie en Indie. Een jaar later, in 1712, publiceerde een Duitse natuurkundige genaamd Engelbert Kämpfer (1651-1716) weer een ander verslag van Persepolis, Amoenitates Exoticarum. De drie gelijktijdig verschenen boeken richtten zich tot hetzelfde publiek, en als gevolg daarvan verkocht geen van hen echt goed. De Bruijn geloofde niet dat een Franse vertaling mogelijk was. De enige winst was dat er nu wel belangstelling was voor Perzië. Montesquieus Lettres Persanes zouden ondenkbaar zijn geweest zonder de reisverslagen.

In 1713 legde Gisbert Cuper aan De Bruijn de vraag voor waarom er verschillen waren tussen zijn tekeningen van Persepolis en die van Chardin en Kämpfer. Voor De Bruijn was dit een gelegenheid om een ​​derde boek te publiceren, een klein boek dit keer, Aenmerkingen Over de Printverbeeldingen van de Overblijfzelen van het Oude Persepolis (1714). De Bruijn liet op overtuigende wijze zien hoe de andere auteurs, die geen professionele tekenaars waren en Persepolis slechts kort hadden bezocht, fouten hadden gemaakt.

Faillissement

Vanaf dit moment is het leven van Cornelis de Bruijn moeilijk te reconstrueren, maar het lijkt erop dat hij na de teleurstellende verkoop van zijn tweede boek in financiële moeilijkheden verkeerde. Toen Nicolaes Witsen in 1717 stierf, bezat hij verschillende tekeningen van De Bruijn, wat suggereert dat deze een manier had gevonden om wat geld aan de kunstenaar toe te schuiven zonder dat het leek op een aalmoes.

Het is bekend dat De Bruijn in 1714 alle onverkochte exemplaren naliet aan een boekhandelaar genaamd Hendrik Wetstein, die 468 exemplaren van de Franse vertaling van de Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Asia kon verkopen. Hij liet 760 exemplaren van de Reizen over Moskovie, door Persie en Indie opnieuw binden en prees die aan als tweede druk nadat de eerste druk zou zijn uitverkocht. Er was inmiddels ook een “echte” tweede druk van mindere kwaliteit, die snel uitverkocht raakte. In 1718 volgde toch een Franse vertaling van de Reizen over Moskovie, door Persie en Indie.

In 1719-1720 lijkt De Bruijn weer in Den Haag te hebben gewoond, want hij wordt vermeld in de archieven van de Accademie van de Teyken-Const. Een volgende vermelding vinden we in een biografieënverzameling van de hand van Jacob Campo Weyerman (1677-1747), een van de woordvoerders van de Nederlandse Verlichting. Die weet dat de beroemde Cornelis de Bruijn in een klein huisje woonde in Vianen en gedwongen was de draad van zijn leven verder uit te spinnen met minder comfort dan zijn leeftijd vereiste.

Dit is wat cryptisch. Hoewel de heerlijkheid Vianen middenin de Republiek lag, behoorde het tot het Duitse graafschap Lippe. Het viel dus buiten de jurisdictie van de Staten-Generaal en was daarom een ​​berucht toevluchtsoord voor criminelen en schuldenaren. De Bruijn was failliet.

Zijdebalen in 2024

Het einde

De laatste reis van de 73-jarige ging van Vianen naar het buitenhuis van zijn vriend David van Mollem. Het heette Zijdebalen en lag even ten noorden van Utrecht. Hier bracht De Bruijn zijn dagen door tot hij stierf in 1726 of 1727. Weyerman zegt dat Van Mollem de vermoeide en totaal uitgeputte reiziger gaf wat hij nodig had, maar dat naastenliefde onvoldoende is om een ​​man werkelijk rust te geven. Een andere biograaf, Jan van Gool, vertelt dat De Bruijn zich aan het eind van zijn leven zo vreemd en eigenzinnig gedroeg dat zijn gezelschap onaangenaam werd.

Desondanks ben ik van mening dat er een straat in Den Haag, een brug in Amsterdam of een plantsoen in Utrecht zou moeten worden vernoemd naar Cornelis de Bruijn. Liefst alle drie.

#AccademieVanDeTeykenConst #ActaEruditorum #CharlesDeMontesquieu #CornelisDeBruijn #DavidVanMollem #EngelbertKämpfer #GisbertCuper #GroteNoordseOorlog #Haarlem #HendrikWetstein #JacobCampoWeyerman #JeanChardin #JeanDeThévenot #JournalDesSavants #NicolaesWitsen #Persepolis #ReizenDoorDeVermaardsteDeelenVanKleinAsia #ReizenOverMoskovieDoorPersieEnIndie #RepubliekDerZevenVerenigdeNederlanden #Saratov #SpaanseSuccessieoorlog #spijkerschrift #Utrecht #Verlichting #Vianen #ZachariasConradVonUffenbach #Zijdebalen

2024-12-26

Cornelis de Bruijn (7) Holland

Willem III, beschermer van Cornelis de Bruijn (Limburgs Museum, Venlo)

Dit is het zevende van dertien blogjes over Cornelis de Bruijn. Het eerste was hier.

***

Weer thuis

Toen Cornelis de Bruijn naar Holland terugkeerde, was hij ongeveer veertig jaar oud. Bijna de helft van zijn leven had hij doorgebracht in het buitenland en hij had meer van de wereld gezien dan zijn tijd- en landgenoten. Hoe hij zijn terugkeer heeft ervaren weten we niet. Wat wel weten, is dat hij een gerespecteerd man was. In 1694 werd hij lid van de Accademie van de Teyken-Const (de huidige Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten), die kort tevoren was gesticht door onder andere zijn voormalige leraar Theodoor van der Schuer. Deze nieuwe academie was opgericht als afscheiding van een soortgelijke instelling, Pictura, en bood de gelegenheid naakten te tekenen. Veel kunstenaars, waaronder De Bruijn, waren lid van beide instellingen.

Zijn belangrijkste project was in deze jaren de voorbereiding en uitgave van zijn eerste boek, Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Azië. In de inleiding schreef hij dat hij nauwkeurige afbeeldingen wilde bieden van de steden, dorpen en gebouwen die hij had bezocht. Hij voegde toe dat hij zonder overdrijving kon zeggen iets te hebben gedaan dat niemand eerder had gedaan.

Dat was inderdaad het geval en het resultaat was schitterend. Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Asia telde ongeveer 400 pagina’s en bevatte maar liefst 200 afbeeldingen van allerlei monumenten, antiek en middeleeuws en eigentijds. Een publicatie van deze omvang en reikwijdte zou zelfs voor een rijke man een grote investering zijn geweest, wat Cornelis de Bruijn zeker niet was. In feite begrijpen we niet hoe hij het heeft weten te financieren. Het was een van de eerste voorintekenbare edities in Nederland, wat betekent dat mensen korting kregen als ze vooraf betaalden, en inderdaad bevat het boek een lijst van 630 voorintekenaren, maar ook dan was de investering groot.

Het netwerk

De Bruijn kreeg ook auteursrecht. Hij was de enige die dit boek mocht publiceren, en de Staten van Holland zouden iedereen beboeten die dit recht zouden schenden. Dit was zeer ongebruikelijk en suggereert dat De Bruijn uiterst invloedrijke vrienden had. De lijst met mensen voorintekenaren helpt ons deze mensen te identificeren: hovelingen en vrienden van Zijne Britse Majesteit Willem, koning van Engeland, prins van Oranje, stadhouder van Holland. Hoe nauw De Bruijns band met het hof was, blijkt uit het feit dat hij zijn eigen portret liet schilderen door de Britse hofschilder Godfrey Kneller (1646-1723).

Hoe een relatief onbekende schilder zulke uitstekende contacten kon hebben, is een raadsel. Misschien ligt het antwoord ergens in een Brits archief. Het is een verleidelijk idee dat Willem III De Bruijn heeft gebruikt om inlichtingen in te winnen, en het zou een leuk gegeven zijn voor een roman, maar bewijs is er niet.

Gisbert Cuper (Museum De Waag, Deventer)

De geleerden

Voordat het boek verscheen, ontmoette Cornelis de Bruijn Gisbert Cuper (1644-1716), de burgemeester van de stad Deventer, een toegewijd aanhanger van Willem van Oranje, en vooral een beroemd antiquariër. Hoe Cuper van De Bruijn wist, is niet bekend, maar de Nederlandse consul in Smyrna, die de schilder zo vriendelijk had ontvangen, wisselde brieven met Cuper en heeft de geleerde mogelijk over de schilder geïnformeerd. Een andere verklaring is dat Cuper vaak in Den Haag kwam (hij was lid van de Staten-Generaal) en mogelijk in zijn geboorteplaats over De Bruijn had gehoord.

Hoe het ook zij, de twee mannen ontmoetten elkaar en De Bruijn mocht een kopie maken van het schilderij dat Gerard Hofsted van Essen in 1691 in Palmyra had gemaakt. Ik noemde het in mijn vorige stukje en in een eerdere blog. Zo kon De Bruijn Palmyra toch opnemen in zijn boek.

Reizen in de belangrijkste delen van Klein-Azië verscheen in 1698 en was een spectaculair succes. Een Franse vertaling verscheen in 1700, de Engelse twee jaar later. De recensies in de Bibliotheca librorum novorum en het Journal des Savants, twee van ’s werelds eerste wetenschappelijke tijdschriften, waren enthousiast. En tenslotte bevatte de Franse editie een technische nieuwigheid: De Bruijn liet twee exemplaren drukken in kleur. Tot dan toe waren illustraties altijd met de hand ingekleurd, maar drukken in kleur was nog nooit eerder gebeurd. Opnieuw komt de vraag op hoe De Bruijn aan het geld kwam.

Nicolaes Witsen

Nicolaes Witsen

Zijn ster was rijzende. In 1699 trad hij op als bestuurder van de Accademie van de Teyken-Const in Den Haag. In het volgende jaar bezocht hij Londen, waar Godfrey Kneller zijn portret schilderde, en waar hij mogelijk andere belangrijke hovelingen heeft ontmoet. Terug in Nederland ontmoette hij Nicolaes Witsen (1641-1717), de burgemeester van Amsterdam. Witsen was ook een bekend cartograaf met een uitgebreid netwerk van belangrijke contacten in Azië. Hij stelde De Bruijn voor om nog een reis te maken, dit keer naar Rusland en Perzië.

Deze reis was van begin af aan bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek. Het hoofddoel zou een bezoek zijn aan Isfahan en Persepolis, de hoofdsteden van het toenmalige en van het antieke Perzië. De Bruijn zou reizen met aanbevelingsbrieven, kreeg verschillende wetenschappelijke instrumenten mee en hoorde waarop hij moest letten.

Peter de Grote loopt stage (Zaandam)

Een ander doel was Rusland, waar tsaar Peter de Grote (r.1682-1725) regeerde. Hij was bevriend met Nicolaes Witsen, die in 1697 Peters beroemde stage in Zaandam had geregeld. De tsaar wilde zijn rijk moderniseren en een koopvaardijvloot bouwen, en Witsen vermoedde dat de vorst een kunstenaar nodig had om westerlingen te tomen hoe het gemoderniseerde Rusland eruit zag. Zo zouden buitenlandse investeerders geïnteresseerd kunnen zijn in het imperium.

Cornelis de Bruijn zou deze kunstenaar worden. Nadat hij zijn testament had opgemaakt, verliet hij Den Haag op 28 juli 1701. Hij was bijna vijftig jaar oud en zou zeven jaar weg blijven.

Wordt vervolgd.

#AccademieVanDeTeykenConst #antiquarisme #auteursrecht #BibliothecaLibrorumNovorum #CornelisDeBruijn #DenHaag #Deventer #GerardHofstedVanEssen #GisbertCuper #GodfreyKneller #Isfahan #NicolaesWitsen #Persepolis #PeterDeGrote #ReizenDoorDeVermaardsteDeelenVanKleinAsia #RepubliekDerZevenVerenigdeNederlanden #Rusland #StadhouderKoningWillemIII #TheodoorVanDerSchuer #Zaandam

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst