#ijma_

2025-06-18

De madrasa en de universiteit

Mustansiriya-madrasa, Bagdad

[Dit is het laatste van acht blogjes over het ontstaan van het islamitisch recht. Het eerste was hier.]

In het vorige blogje beschreef ik hoe de ulama, de islamitische rechtsgeleerden, enkele jaren vervolgd waren geweest door de kalief. Dit was vanzelfsprekend traumatisch en het is logisch dat ze zich begonnen te organiseren. In eerste instantie gebeurde dat in de vorm van een gilde. Wie toetrad, moest de gebruikelijke drie rangen doorlopen: eerst was hij leerling ofwel mutafaqqih; na het afronden van zijn studie gold hij als gezel of sahib; blonk hij uit, dan kon hij meester ofwel mufti worden.

De madrasa

In tweede instantie versterkten de geleerden zich door deze gilden om te vormen tot een waqf, wat kan worden vertaald als “religieuze stichting”. Deze beheerde een groot vermogen, dat garandeerde dat de geleerden hun onafhankelijkheid konden handhaven. Vaak werd het kapitaal verworven door middel van een legaat of een andere schenking. Daarbij kon de schenker als voorwaarde stellen dat zijn afstammelingen bepaalde rechten zouden uitoefenen, wat handig was voor politici die hun kinderen wilden voorzien van geleerde raadsheren. Zulke rechtscolleges werden aangeduid als madrasa.

Steeds was het dagelijks bestuur en het beheer van de goederen opgedragen aan het gilde als geheel. Alle leden van het instituut, dus ook de studenten, hadden zitting in de vergadering van geleerden, dat het dagelijks bestuur opdroeg aan een voor een jaar gekozen voorzitter, de ra’is al-madhhab.

Tot zover de formele kant van de islamitische scholen. De kern van de studie zelf bestond uit het voortdurende debat tussen de geleerden. Dát was immers de manier om de ijma’, de consensus der geleerden, vast te stellen. Daarom was het van belang dat de lesprogramma’s duidelijk waren afgebakend en er scherpe eisen werden gesteld waaraan moest worden voldaan om te worden toegelaten tot een hogere wetenschappelijke rang. Niet iedereen mocht onderwijs geven of een bijdrage leveren aan de consensusvorming der geleerden: de lesbevoegdheid stond bekend als de ijazat at-tadris van de mufti.

De universiteit

De Amerikaanse arabist George Makdisi (1920-2002), over wie ik al eens blogde, heeft erop gewezen dat we hier in feite het ontstaan zien van het doctoraat: een erkenning, door andere geleerden, dat men een vakgebied voldoende beheerst om eraan te mogen bijdragen. In de wereld van de islam was dit een noodzakelijke ontwikkeling. Dáár was de consensus der geleerden immers van belang om de orthodoxie vast te stellen, dáár was een systeem van gekwalificeerde professionals noodzakelijk. Dat het doctoraat in de Middeleeuwen ook werd overgenomen in West-Europa, is echter opvallend: in het christendom, waarin concilies, synodes en kerkelijke autoriteiten bepaalden wat de juiste leer was, was het doctoraat in feite overbodig.

Er is echter meer aan de hand. De rechtsscholen hadden eigen middelen en konden daarmee de traditie van permanente discussie doorgeven aan toekomstige generaties. De madrasa’s konden daarmee een norm worden van wetenschappelijke rationaliteit. Dat de islamitische rechtswetenschap is gebaseerd op aannames die voor niet-moslims niet bewezen zijn, doet aan de rationaliteit van de rechtsvinding niet af.

U begrijpt het al: de vonk sprong over naar de universiteit in West-Europa. Terwijl er al kloosterscholen en andere onderwijsinstellingen waren, begonnen geleerden zich te organiseren als gilde, met eigen financiën, met omschreven lesbevoegdheden, met een universiteitsraad, met een gekozen rector en met methoden die waren geïnspireerd op die van de ulama. De introductie hiervan was een van de opvallendste aspecten van de Renaissance van de Twaalfde Eeuw, waarin de Europese cultuur zich verrijkte met het islamitische erfgoed.

#doctoraat #fiqh #GeorgeMakdisi #gilde #hadith #ijma_ #islamisering #islamitischRecht #madrasa #RenaissanceVanDeTwaalfdeEeuw #sharia #ulama #universiteit #waqf

2025-06-15

Islamitisch recht (5) rechtsscholen

Een qadi spreekt met een dame en heer (dertiende eeuw)

[Dit is het vijfde van acht blogjes over het ontstaan van de islam. Het eerste was hier.]

In het voorgaande hebben we gezien dat van islamitische rechtsgeleerden (ulama) werd verwacht dat hij, als hem een vraagstuk werd voorgelegd, zijn oordeel baseerde op een hiërarchie van autoriteiten. Eerst was er de heilige Koran, daarna de door mensen overgeleverde hadith (anekdotes over het leven van Mohammed en zijn metgezellen) en de ijma’ (de consensus der geleerden). Alleen als hij er zo nog niet uit was, kon hij een persoonlijk oordeel geven, mits dit gebeurde aan de hand van een goed beredeneerde analogieredenering (qiyas).

Vier scholen

Deze door Al-Shafi’i ontworpen hiërarchie was een kleine eeuw later op hoofdlijnen door alle rechtsgeleerden aanvaard. Omdat er echter verschillende hadithcollecties waren, bleef er nog genoeg te discussiëren over, zodat er verschillende rechtsscholen ontstonden. De grondleggers daarvan worden nog altijd in ere gehouden; zo kun je in Beiroet het graf bezoeken van Abd ar-Rahman al-Awza‘i (707-774). Uiteindelijk zouden vier rechtsscholen blijven bestaan.

Daarbij behoorden de oude rechtsscholen, die van Abu Hanifa in Kufa en van Malik ibn Anas in Medina. Zij namen Al-Shafi’i’s systeem niet zomaar over. Abu Hanifa liet de geleerden vanouds grote vrijheid om een eigen oordeel te formuleren, terwijl Malik ibn Abas een kleiner hadithcorpus hanteerde dan gebruikelijk, en daarnaast de gebruiken van de bewoners van Medina beschouwde als rechtsbron. De leerlingen van Al-Shafi’i zelf, de derde school, erkenden het algemeen belang als rechtsprincipe. Weer een andere school, die van Ahmad ibn Hanbal uit Mekka (780-855), hechtte meer waarde aan de consensus van Mohammeds metgezellen dan aan de ijma’ der geleerden.(Over Ibn Hanbal wordt verteld dat hij zijn leven lang geen dadels heeft genuttigd omdat hij geen betrouwbare hadith kende waaruit bleek dat Mohammed dadels had gegeten.)

Tot de scholen die in de Middeleeuwen bloeiden maar zijn verdwenen, behoren de school van de zojuist genoemde Al-Awza‘i en ook de zahirieten, die populair was in het Emiraat van Córdoba. De aanhangers van deze laatste school oordeelden dat de Koran zo letterlijk mogelijk moest worden genomen, wat neerkwam op een afwijzing van analogie en persoonlijk oordeel.

Overeenkomsten en verschillen

Met het verstrijken van de tijd zouden deze scholen elkaar erkennen en beïnvloeden, maar verschillen van inzicht bleven bestaan. Terwijl bijvoorbeeld de volgelingen van Malik ibn Anas waarde hechtten aan de intentie waarmee een verbintenis was aangegaan, concentreerden de aanhangers van Abu Hanifa zich meer op de formele kant van de overeenkomst. De scholen hebben momenteel een zekere regionale verspreiding:

De meeste gelovigen hadden – en hebben – met de variatie niet zo’n moeite. Bij het Laatste Oordeel zou God wel bekendmaken wiens mening de juiste was, en tot die tijd stond het de mensen vrij om verschillend te oordelen over tal van zaken. Marokkanen en Turken hebben, zoals we elk jaar weer lezen, niet altijd dezelfde data voor de ramadan, en daar ligt niemand wakker van. Waar het tot de Jongste Dag om draaide, waren de integriteit en de professionaliteit waarmee de geleerden zochten naar de waarheid als ze een juridisch oordeel (fatwa) moesten formuleren.

[wordt vervolgd]

#AbdArRahmanAlAwzaI #AbuHanifa #AhmadIbnHanbal #emiraatVanCórdoba #hadith #hanafisme #hanbalsime #ijma_ #islamisering #islamitischRecht #Koran #Kufa #MalikIbnAnas #malikisme #Medina #Mohammed #MuhammadAlShafiI #shafisme #sharia #ulama #zahirieten

2025-06-14

Islamitisch recht (4) Al-Shafi’i

Het mausoleum van Al-Shafi’i in Cairo (© Wikimedia Commons | gebruiker PaFra)

[Dit is het vierde van acht blogjes over het ontstaan van de islam. Het eerste was hier.]

In de vorige blogjes vertelde ik dat de moslims begin achtste eeuw begonnen met het ontwerpen van een islamitisch rechtstelsel, gebaseerd op de hadith, de tradities over het voorbeeldige leven van de profeet Mohammed en de eerste moslims. De relatie tussen de hadith, de Koran en de plicht van de rechter om goed na te denken, was echter niet uitgekristalliseerd. De algemene theorie van het islamitisch recht werd ontworpen door Muhammad al-Shafi’i (767-820).

Al-Shafi’i over Koran en hadith

In zijn Risala (“Verhandeling”) stelt hij dat de Koran de onfeilbare bron van recht is, en dat deze het gezag van de hadith legitimeert: er stond immers geschreven – en dat verschillende keren – “Gehoorzaamt God en zijn gezant”, en dat kon niets anders betekenen dan dat men zich niet alleen moest laten inspireren door Gods eigen woord, de Koran, maar ook door de anekdotes over de Profeet. Beide openbaarden de juiste levenswijze. Een ander argument was gebaseerd op de regel:

Maakt niet Gods tekenen tot bespotting
en gedenkt Gods weldaad aan u:
dat Hij de Schrift en de Wijsheid
op u heeft nedergezonden
om u daarmede te vermanen.noot Koran 2.231; vert. Kramers.

De woorden “de Schrift en de Wijsheid” gaven, volgens Al-Shafi’i, eveneens aan dat de hadith als rechtsbron even belangrijk was als de Koran zelf. Of, beter gezegd: even belangrijk zou kunnen zijn. De tradities konden namelijk in de praktijk niet helemaal dezelfde status hebben, omdat de overlevering mensenwerk was en de rechtsgeleerden dus minder zekerheid hadden over de betrouwbaarheid. Maar als de overleveringsketen in orde was, meende Al-Shafi’i, kon een hadith veilig worden aanvaard.

Regel en uitzondering

Onderlinge tegenspraken konden alleen schijnbaar zijn, bijvoorbeeld doordat de ene anekdote de algemene regel weergaf en de andere de uitzondering, of doordat Mohammed een regel had vervangen. Neem bijvoorbeeld de volgende Koranpassage, die de straf op overspel noemt:

De ontuchtige vrouw en de ontuchtige man,
geselt een ieder hunner met honderd geselslagen.noot Koran 24.2.

In de praktijk werd een overspelige echter niet gegeseld maar gestenigd. De volgende overlevering lijkt bedacht om de discrepantie op te heffen:

Een man uit Bani Aslam [in Jemen] kwam in de moskee naar Gods profeet en riep naar hem: “Profeet van God, ik heb ongeoorloofd geslachtsverkeer gehad.”
De Profeet wendde zich af, waarop de man zich voor hem plaatste en nogmaals zei: “Profeet van God, ik heb ongeoorloofd geslachtsverkeer gehad.”
Hierop wendde de Profeet zich opnieuw af, maar de man plaatste zich weer voor hem en herhaalde zijn bewering. Nogmaals wendde de Profeet zich af, nogmaals plaatste de man zich voor hem, nogmaals herhaalde hij zijn woorden. Toen de man zo viermaal tegen zichzelf had getuigd, sprak de Profeet hem aan en zei: “Ben je krankzinnig?”
Hij zei van niet, waarop de Profeet tegen zijn gezellen zei: “Ga heen en stenig hem.”
Deze man was getrouwd. Jabir ibn Abdallah zei: “Ik was een van degenen die hem stenigden. We doodden hem bij de gebedsplaats van Medina. Toen de scherpgerande stenen hem raakten, probeerde hij nog te vluchten maar we haalden hem in en wierpen stenen naar hem tot hij dood was.”noot Al-Buchari, Authentieke verzameling 63.161.

In deze anekdote wordt expliciet vermeld dat de man was getrouwd, met als implicatie dat voor hem een andere straf zou gelden dan als hij nog vrijgezel was geweest. Een getrouwde die met een getrouwde overspel pleegde werd, conform de hadith, gestenigd, terwijl een vrijgezel die iemand deed echtbreken de Koranische zweepslagen kreeg.

(Tussen haakjes: dit verschil zou als het onderscheid tussen dubbel en enkel overspel opduiken in de boeteboeken van de christenen, hoewel de Bijbel geen onderscheid maakt en in alle gevallen steniging voorschrijft.noot Leviticus 20.10. De ontlening is niet zo vreemd, omdat de samenstellers van de boeteboeken niet zelden tevens geïnteresseerd waren in de verspreiding van het geloof onder moslims, en vertrouwd waren met islamitische ideeën.)

Consensus

Na de Koran en de hadith was voor al-Shafi’i de consensus der geleerden (ijma’) de derde bron van recht. Dit criterium, dat we ook kennen uit het Sassanidische recht, was niet zonder problemen. In de eerste plaats moest worden vastgesteld wie geleerd genoeg waren, een kwestie waarop we nog zullen terugkomen. Een tweede probleem was dat de wereld van de islam inmiddels te groot was om alle bevoegde rechtsgeleerden (de ulama) te consulteren. Daarom definieerden latere rechtsgeleerden de kwestie iets anders: een lokale traditie die niet was gebaseerd op betrouwbare hadith, moest wijken als overal een andere mening werd verkondigd. In feite werd consensus hiermee, naast het voorbeeld van de Profeet, een tweede unificerend principe.

[wordt zondag vervolgd]

#hadith #ijma_ #islamisering #islamitischRecht #Koran #Mohammed #MuhammadAlShafiI #sharia #steniging #ulama

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst