#primaireBron

2025-05-21

1700 jaar Nikaia (6): bronnen

Ik heb in de voorafgaande blogjes al een paar keer verteld dat de handelingen (actae) van het Concilie van Nikaia verloren zijn gegaan en dat de deelnemerslijst (Synodikon) een reconstructie is. Die is bovendien overgeleverd in uiteenlopende talen en versies, wat ons confronteert met een uitdagend tekstkritisch probleem. We zijn voor onze informatie over de kerkvergadering aangewezen op andere bronnen. Gelukkig zijn die er.

Antieke geschiedschrijving

Om te beginnen is er het boek dat Eusebios van Caesarea veertien jaar na de gebeurtenissen publiceerde: het Leven van de zalige keizer Constantijn. Deze terugblik is een invloedrijke tekst, die ook ten grondslag ligt aan de legende dat Constantijn aan de vooravond van de veldslag tegen zijn rivaal Maxentius aan de hemel een lichtend kruis zou hebben gezien en zich na dat visioen tot het christendom zou hebben bekeerd.

Voor zover ik kan overzien heeft Eusebios over het Concilie van Nikaia nergens gelogen, maar is hij wel selectief. Dat komt deels doordat hij Constantijn portretteert als ideale heerser en deels doordat hij liever onvermeld laat dat hij zelf aanvankelijk sympathiseerde met Areios. Eusebios liet zich tijdens de vergadering echter overtuigen en stuurde na afloop een brief naar huis waarin hij de geformuleerde geloofsbelijdenis toelichtte.

Die brief is een van de weinige primaire bronnen over het Concilie van Nikaia. We beschikken daarnaast, zoals in eerdere blogs aangegeven, over de Armeense tekst van een deel van de uitnodiging. Verder is er wat correspondentie: de brief die de vergadering van bisschoppen stuurde naar de kerk in Egypte en twee brieven van Constantijn. Een derde keizerlijk schrijven betreft de verbanning van twee bisschoppen uit Bithynië. Deze correspondentie wordt geciteerd door de kerkhistorici Sokrates en Theodoretos.

Daarnaast kennen we de in Nikaia genomen beslissingen (de canones) in een bewerkte, Byzantijnse versie en in een ingekorte versie van de kerkhistoricus Rufinus. De beste versie lijkt de Aramese te zijn, te vinden in de Armeense collectie waar ook de uitnodiging toe hoort. Het besluit over de paasdatum is volledig overgeleverd in de Latijnse vertaling van bisschop Caecilianus van Karthago.

Alles bij elkaar hooguit vijf of zes A4tjes: meer primaire bronnen zijn er niet. Met Athanasios van Alexandrië en Eusthathios van Antiochië, allebei onverzoenlijke tegenstanders van Areios, komen we al in de sfeer van de terugblik. En met de vier kerkhistorici Rufinus, Sokrates, Sozomenos en Theodoretos zitten we driekwart eeuw later. Dit zijn secundaire bronnen. Dat zij het echter eens zijn over bepaalde zaken die niet bij Eusebios te vinden zijn, suggereert dat er minimaal één andere door dit viertal gedeelde bron is geweest die zij betrouwbaar achtten. Vermoedelijk waren het meer bronnen.

Ze zijn echter, zoals zo vaak in de Oudheid, verloren gegaan. We mogen nog wel hopen op de publicatie van Armeens en Aramees materiaal, want dat is nog lang niet allemaal uitgegeven.

Moderne geschiedschrijving

Als ik afga op de bezoekersaantallen, dan zijn de voorafgaande vijf blogjes u goed bevallen. De stof is boeiend genoeg. Ongeacht wat men denkt van het moderne christendom: in 325 is dat ontstaan in een voor ons herkenbare vorm. Dat geeft het onderwerp een zeker belang.

Het is daarnaast ook wetenschappelijk interessant, want we kunnen de continuïteit van toen tot nu documenteren. Ik houd niet van claims dat in de Oudheid dingen zijn ontstaan die nog steeds bestaan, want de bewering dat een aspect van de ene, antieke samenleving de andere, moderne samenleving beïnvloedt, is sociaalwetenschappelijk van aard, terwijl oudheidkundigen zulke claims zelden met het sociaalwetenschappelijk instrumentarium onderbouwen. Anders gezegd: menig oudheidkundige bedrijft simsalabimsociologie. In dit geval is echter overtuigend aan te tonen dat een gebeurtenis uit een oude cultuur vormende werking (agency) heeft op onze cultuur.

Tel uit je winst. Als je als oudheidkundige eens wil tonen wat je vak inhoudt, dan heb je met het Concilie van Nikaia een dijk van een thema. Het onderwerp heeft belang en is boeiend. De continuïteit is overtuigend bewijsbaar. Je kunt vertellen wat oudheidkundige tekst- en bronkritiek is. De wezenlijke vraag of individuen als keizer Constantijn de geschiedenis vormgeven, of dat er daarnaast dieperliggende processen zijn, valt mooi te illustreren. De meertaligheid van de oude wereld is hier mooi zichtbaar. Je kunt uitleggen dat het mogelijk is een narratief te baseren op bronnen maar dat zoiets desondanks onvolledig is zonder reflectie op welke informatie verloren is gegaan. Je kunt een knipoog geven naar Nikolaas van Myra. Het gaat over de Late Oudheid, die momenteel sterk in de belangstelling staat. En vooral: het publiek vraagt om niet vanuit kerkelijk perspectief geboden informatie over het ontstaan van een wereldgodsdienst.

Gemiste kans

Maar nu moet ik onze Nederlandse oudhistorici even beknorren. Ze hebben deze kans vermoedelijk weten te missen. Ik schrijf “vermoedelijk” omdat er één boek is gepubliceerd, namelijk De erfenis van het Concilie van Nicea. Samen beraden, geloven en vieren van Peter Nissen. Ik heb het nog niet kunnen lezen – ik was in Frankrijk – en hoop dat ik me vergis, maar het boek lijkt vooral het pastoraat te willen dienen. Ik lees althans hier dat het “gespreksvragen om door te praten binnen de parochie, gemeente of gespreksgroep” bevat en dat het is “aangevuld met gebeden, mooie citaten, afbeeldingen en liturgisch materiaal voor vieringen”.

Begrijp me niet verkeerd: ik heb niets tegen liturgisch materiaal of theologie. Maar het ontstaan van een wereldgodsdienst is een voor iedereen belangrijk thema, voor oudheidkundigen te belangrijk om uit te besteden aan theologen. Wie meer over Nikaia wil lezen, kan terecht bij het fijne boek van Claire Reggio, Nicée. 1700 ans d’histoire, dat een paar weken geleden is verschenen. Ik heb er bij het schrijven van deze reeks veel aan gehad. Zeer aanbevolen.

#agency #Areios #AthanasiosVanAlexandrië #Caecilianus #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #EusthathiosVanAntiochië #NikolaasVanMyra #paasdatum #PeterNissen #primaireBron #Rufinus #secundaireBron #SokratesKerkhistoricus_ #Sozomenos #Synodikon #tekstkritiek #Theodoretos #vormendeWerking

2025-05-20

1700 jaar Nikaia (3): het concilie begint

Constantijn (let op het embleem op de helm; Staatliche Münzsammlung, München)

Het is vandaag 1700 jaar geleden dat in Nikaia, het huidige İznik in Turkije, de grote kerkelijke vergadering begon die bekendstaat als het Eerste Oecumenische Concilie. Nu zou het zomaar eens kunnen zijn dat u nog nooit een oecumenisch concilie hebt bijgewoond, dus leek het me zinvol eens te vertellen wat er zoal gebeurde. Hoewel de handelingen (actae) verloren zijn gegaan en we dus geen primaire bron hebben, zijn er redelijk wat secundaire bronnen, waarover ik later nog zal bloggen.

Voorbereidingen

Uiteraard werden eerst uitnodigingen verstuurd. Toevallig is een zo’n uitnodiging overgeleverd in een in de vijfde eeuw door een Armeense geleerde aangelegde verzameling. Het was Constantijn (en niemand anders) die de bisschoppen uitnodigde, en uitlegde dat de locatie in Nikaia was gekozen omdat de stad voor Italische bisschoppen makkelijk bereikbaar was, omdat er een gunstig klimaat was en omdat hij zelf ook van plan was vanuit Constantinopel langs te komen. De genodigden – zoals gezegd: niet iedereen die zich christen noemde – ontvingen behalve reisvouchers ook de agenda. Die is verloren, maar Eusebios van Caesarea vermeldt dat er reden was om te overleggen over de relatie tussen God de Vader en God de Zoon, over bisschoppen die (zoals Meletios van Lykopolis) hun autonomie wilden handhaven en over de kwestie van de paasdatum.

Vanuit het perspectief van de christenen, traditioneel geleid door autonome bisschoppen, was het, zoals gezegd, wat dubieus dat het concilie zich bevoegd achtte algemeen geldende regels op te stellen. De keizer had, als hoofd van de staatsgodsdienst, dit recht wel. Hij diende zichzelf echter niet aan als pontifex maximus, “hoogste priester”, zijn titel als hoofd van de staatsgodsdienst. In plaats daarvan benutte hij de meer christelijke titel episkopos. Dat woord betekent doorgaans bisschop, maar de oorspronkelijke betekenis was die van opzichter en het lijkt erop dat Constantijn dat heeft bedoeld. Dat hij zich echter met een voor christenen herkenbare titel presenteerde, suggereert een persoonlijke betrokkenheid.

Evengoed was het uniek dat de keizer ingreep in christelijke aangelegenheden. Om de pil te vergulden, werden christelijke aanwezigen herinnerd aan een precedent: de vergadering in Jeruzalem die staat genoemd in de Handelingen van de apostelen. De apostelen hadden daar hun beslissing genomen “in overeenstemming met de heilige Geest”,noot Handelingen 15.28. en dat zou ook in Nikaia gelden: het mocht dan een keizerlijke ingreep zijn, aangezien er consensus groeide, was evident dat Gods zegen er desondanks op rustte. De Oostenrijkse oudheidkundige Günter Stemberger heeft er overigens op gewezen dat de bevoegdheden van het Concilie van Nikaia feitelijk waren geïnspireerd door het joodse Sanhedrin.

20 mei 337

Op 20 mei begonnen in het paleis van Nikaia, zes eeuwen eerder gebouwd door koning Nikomedes I van Bithynië, de voorbereidende besprekingen. Er waren gasten uit de hele wereld, dus niet alleen het Romeinse Rijk: ook uit Mesopotamië en Armenië kwamen bisschoppen.We weten niet precies hoeveel aanwezigen er waren: Eusebios stelt dat het er “meer dan 250” waren, andere auteurs noemen 270, “bijna 300” en zelfs 318. De diverse handschriften van het Synodikon, de lijst van deelnemers, bevatten tussen de 200 en 220 namen.

De bisschop van Rome, Sylvester I, liet zich vertegenwoordigen door twee priesters. De verklaring is dat de paus al oud was, maar er speelt mogelijk meer: de bisschop van Rome claimde destijds al de eerste onder gelijke bisschoppen te zijn, en zou later het recht opeisen de beslissingen van elke kerkelijke vergadering te mogen bekrachtigen. Het kan zijn dat dit ook Sylvesters positie al was: hij liet anderen debatteren en zei dan na afloop ja of nee. Dataschaarste zijnde dataschaarste valt dit niet precies te weten. Overigens erkende het Concilie van Nikaia het gezag van de bisschop van Rome over alle Latijnse provincies – niet gering.

Constantijn in Nikaia

Drie dagen na het begin van de voorbesprekingen arriveerde Constantijn zelf – met alle op effect gerichte fanfare waarmee een antieke vorst zijn onderdanen kon overdonderen. Denk aan trompetgeschal en een presentatie die hem, aldus Eusebios, “deed lijken op hemelse gezant van God”. Het is wonderlijk dat de auteurs van onze bronnen deze epifanie opvatten als uiting van bescheidenheid. Het curieuze argument is dat een keizer traditioneel al op zijn troon zat als de gasten binnenkwamen, en dat het dit keer de bisschoppen waren die al zaten.

Nu is de keizerlijke aanwezigheid misschien aanleiding tot vragen. In christelijke bronnen staat Constantijns aanwezigheid ook vermeld voor de Synode van Arles (314), hoewel we weten dat hij feitelijk een campagne leidde tegen de Franken. Dat Constantijns aanwezigheid in Nikaia eveneens een vroom verzinsel is, is dus denkbaar, maar we weten uit de wettencollectie die bekendstaat als Codex Theodosianus dat de keizer in deze tijd te Nikaia regelgeving heeft uitgevaardigd. Hij was er zeker.

Het was óf Eusebios van Caesarea óf Eusthathios van Antiochië die de keizer welkom heette met een gebed voor ’s keizers gezondheid. Constantijn bedankte in het Latijn, de taal die de keizer altijd sprak aan het begin van een officiële plechtigheid. De eigenlijke beraadslagingen waren in het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, de moedertaal van de meeste aanwezigen en de taal waarin ook de Latijnse, Armeense en Aramese bisschoppen uit de voeten konden.

[wordt vervolgd]

#Aramees #bisschop #CodexTheodosianus #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #dataschaarste #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #EusthathiosVanAntiochië #GünterStemberger #GriekseTaal #Latijn #MeletiosVanLykopolis #NikomedesI #primaireBron #Sanhedrin #secundaireBron #SylvesterI #Synodikon

2022-10-16

De constructie van Mohammed

Soms lees je een boek waarvan je denkt: dit was echt geweldig, geweldig goed. Ik heb het hier weleens gehad over The Rise of Civilization van Redman, Pirennes Mahomet et Charlemagne en Meiers Geschichte der Völkerwanderung. Boeken van oudheidkundigen die de data in de volle breedte overzien, die een synthese bieden van wat bekend is en die nieuwe richtingen aanwijzen. Zo’n boek is ook Muhammad and the Empires of Faith van de Amerikaanse arabist Sean Anthony, dat twee jaar geleden is verschenen. Het gaat over de wijze waarop de eerste generaties moslims een beeld van hun profeet vormden, een modieus onderwerp, en is tevens interessant omdat het werkelijk ingaat op de uitdagingen van de eenentwintigste-eeuwse oudheidkunde.

Ibn Ishaq over Mohammed

Eerst iets over de eigenlijke inhoud, waarvan dit natuurlijk duidelijk is: het begin van de islam hangt samen met het optreden van Mohammed. Lange tijd was het beeld dat westerse wetenschappers van de profeet hadden, in wezen identiek aan dat van de moslims, zij het ontdaan van wat wonderverhalen. Dit beeld gaat terug op het oeuvre van Ibn Ishaq, die een geschiedenis schreef die begon bij de schepping en culmineerde in het optreden van Mohammed. Onderzoekers als Patricia Crone wezen erop dat dit boek laat is gepubliceerd – ruim een eeuw na de dood van de profeet – en probeerden zelf een geschiedenis te schrijven die was gebaseerd op meer contemporaine bronnen, islamitisch of anders. Ze wezen ook op de grotere context: het antieke Arabië was geen geïsoleerd gebied maar onderdeel van een wereldsysteem.

Een vulgarisering hiervan is dat er niets te zeggen zou zijn over Mohammed. Zo zijn er onderzoekers die menen dat de islam is ontstaan uit verkeerd begrepen christelijke teksten. Alternatief: de islam is ontstaan in Perzië en onderging boeddhistische invloeden. Het probleem is hier niet alleen dat dit onderzoek ideologisch gemotiveerd is, maar ook dat het voor collegiale kritiek immuun is doordat het is geïnstitutionaliseerd in een onderzoeksschool.

Een zinniger reactie focust op Ibn Ishaq. Er zijn namelijk ook andere oude auteurs die over Mohammed hebben geschreven – zie deze blog – en door vergelijking daarmee kunnen we beter begrijpen hoe Ibn Ishaq zijn stof bewerkte. Hierbij helpt het dat we in de vorm van de Koran, munten, het zogeheten Umma-document en inscripties beschikken over primaire bronnen. Ook helpt het dat we de productie van Ibn Ishaq en zijn collega’s kunnen vergelijken met die van hun niet-Arabische tijdgenoten.

Abbasidische vertekeningen

Ibn Ishaq was geen historicus maar een religieuze biograaf. Bovendien iemand die leefde in de tijd dat de dynastie van de Umayyaden werd uitgemoord door de Abbasiden. Hij zat in het centrum van een zegevierend revolutionair regime. Anthony toont dat het Abbasidische hof nogal wat sporen heeft nagelaten in Ibn Ishaqs boek. Zo moest worden gelegitimeerd dat er zoiets hoorde te bestaan als islamitisch leiderschap (lees: het kalifaat). Ook de nadruk op Mohammed als veldheer zegt iets over Abbasidische preoccupaties.

Een ander probleem is dat Ibn Ishaq nogal gretig documenten citeert. Soms gaat dat goed, zoals bij het Umma-document, terwijl het aanhalen van christelijke bronnen zelfs duidt op een prijzenswaardige onbevangenheid. Zijn tijdgenoten bekritiseerden Ibn Ishaq echter ook voor de kritiekloosheid waarmee hij informanten geloofde die hem oude Arabische poëzie konden leveren van mensen waarvan bekend was dat ze nooit een gedicht hadden geschreven. Alle reden dus om verder te kijken dan Ibn Ishaq.

Anthony beschrijft hoe al vóór de Abbasidische tijd het Laat-Umayyadische hof invloed uitoefende op Ibn Ishaqs leermeester Al-Zuhri. Diens schets van het leven van de profeet valt te reconstrueren en komt op veel punten overeen met wat Ibn Ishaq schrijft. Nog een laag dieper zijn enkele brieven van Urwah ibn al-Zubayr. We kunnen dus veel dieper kijken dan Ibn Ishaq.

De vroege Mohammed

Hoewel het beeld op hoofdlijnen niet verandert, zijn er intrigerende constateringen. Zo wordt Mohammed in de oudste tradities niet getypeerd als koopman maar als herder. Dat hij koopman zou zijn geweest, zoals we vaak lezen, is een betrekkelijk late toevoeging aan de anekdotes. Intrigerend genoeg is dit idee wél te vinden in de vroegste christelijke bronnen en is het groot gemaakt door Ibn Ishaq. Dit wil niet zeggen dat het traditionele verhaal over Mohammed als koopman een christelijk verzinsel is dat moslims hebben overgenomen; het wil zeggen dat er diverse tradities waren over Mohammeds jeugd en dat christelijke auteurs er een kenden. Wat waarheid is, is niet te achterhalen.

Op soortgelijke wijze toont Anthony dat er naast het standaardverhaal over een eenmalige roeping door de engel Djibriël ook verhalen waren waarin Mohammed langzamer uitgroeide tot het profeetschap. Simpel samengevat: er circuleerden veel meer verhalen en Ibn Ishaq selecteerde. Net als zijn voorgangers. Het Umayyadische en het Abbasidische hof hadden daarbij aanzienlijke invloed en het is nuttig om dieper te graven.

Reizende verhalen

Zoals gezegd is Muhammad and the Empires of Faith niet alleen boeiend omdat het gaat over een modieus onderwerp, maar ook omdat het werkelijk ingaat op de uitdagingen van de eenentwintigste-eeuwse oudheidkunde. We weten al heel lang dat dezelfde verhalen soms op grote afstand van elkaar kunnen opduiken, zoals de eilandgrote vis die zowel Sindbad de Zeeman als Sint-Brandaan tegenkomen, of de Zevenslapers die in recordtempo bekend werden van Gallië tot Sogdië. Lange tijd is gezocht naar verklaringen voor deze verspreiding, maar het isotoop- en DNA-onderzoek maakte duidelijk dat dit alleen maar te verwachten was. Immers, waar mensen massaal migreren – en die conclusie lijkt sinds pakweg 2015 wel zeker te zijn – migreren ook ideeën en verhalen.

De DNA-revolutie gaat vanzelfsprekend niet over het inzicht dat mensen migreerden. We spreken immers pas van een wetenschappelijke revolutie als de wetenschap zélf verandert en dat is wat we nu meemaken: de crux van de DNA-revolutie is dat  ze een hermeneutische revolutie is. We moeten heel anders gaan kijken naar tekstinterpretatie en de netten veel wijder werpen dan tot tien jaar geleden gebruikelijk was. Er zullen nieuwe criteria gevonden moeten worden om zinnige en onzinnige parallellen en contexten te scheiden. In een prachtig slothoofdstuk gaat Anthony in op een parallel tussen het bekeringsverhaal van Mohammed, dat frappante overeenkomsten heeft met wat Beda de Eerbiedwaardige vertelt over de roeping van de Angelsaksische dichter Caedmon.

We moeten hier een Latijnse tekst, geschreven door Beda, interpreteren aan de hand van Arabische teksten. Anthony stelt daarover een reeks goede vragen. Hoe verhuisden verhalen? Welke mensen gaven ze door? Was een religieuze grens wel zo onneembaar? De antwoorden op die vragen zijn zo makkelijk niet te geven, wat ook niet te verwachten viel in tijden van een wetenschappelijke revolutie. Anthony stelt de vragen echter duidelijker dan ik tot nu toe ergens ben tegengekomen. Alleen al om die reden is Muhammad and the Empires of Faith driedubbel aanbevolen.

Mijn boek over Libanon is verschenen. De opbrengst is geoormerkt voor Cordaid Libanon.

PS: u kunt deze blog volgen via het Whatsapp-kanaal.

Zelfde tijdvak


De eerste Arabische marine

maart 1, 2025
Qasr el-Azraq

augustus 29, 2023
Rotsreliëfs aan de Indus

mei 7, 2022 Deel dit:

#Abbasiden #UrwaIbnAlZubayr #Caedmon #IbnIshaq #IbnShihabAzZuhri #Kalifaat #Mohammed #PatriciaCrone #primaireBron #SeanAnthony #Umayyaden #Zevenslapers

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst