#HemelschijfVanNebra

2025-10-06

Halle, Landesmuseum für Vorgeschichte

De Ruiter van Hornhausen

Vorige maand was ik in Saksen, waar ik Dresden en Leipzig bezocht. Vanuit die laatste stad brengt de trein je in twintig minuten naar Halle, dat een beroemd Landesmuseum für Vorgeschichte heeft. Het is inderdaad verbluffend.

Om te beginnen zijn er de topstukken. Het beroemdst is de Hemelschijf van Nebra, maar ook de Ruiter van Hornhausen mag er zijn. Vrijwel alle voorwerpen staan mooi opgesteld, goed in het licht, zodat je ze van alle kanten kunt bekijken. De uitzondering is, gek genoeg, de Hemelschijf, die in het aardedonker staat en eigenlijk ook geen beste uitleg krijgt. De expositie in Assen deed het bijzondere voorwerp meer recht.

Voorwerpen en uitleg

Behalve de voorwerpen zijn er mooie maquettes, goed ontworpen landkaarten en verhelderende reconstructietekeningen. Een paar opgravingen zijn als geheel te bewonderen, zoals de neolithische bijzetting van de “runderbaron” van Westerhausen, die een hele muur beslaat. Soms neemt het geschreven woord het over, zoals wanneer er uitleg is van het jaarritme van de vroege landbouwers (vergelijkbaar met wat het Gallo-Romeins Museum in Tongeren toont).

De “runderbaron” van Westerhausen

Als we lezen over het dagritme van de neanderthalers, vernemen we dat de vrouwen allerlei zinvolle dingen doen terwijl de mannen met lege handen van de jacht thuis komen. De verdeling tussen praktische vrouwelijke verzamelaars en moedige maar welbeschouwd niet zo nuttige mannelijke jagers is vanzelfsprekend het standaardbeeld van n’importe welke samenleving van jagers en verzamelaars: men of valor, women of value. Ik had in Halle wel willen weten of prehistorici hun algemene typering van die tijd baseren op archeologische informatie of dat ze antropologische informatie extrapoleren.

Ik was blij met uitleg van de prehistorische bekerculturen, zodat je leert hoe je die uit elkaar kunt houden. Leuk vond ik ook dat de museummuren soms waren gedecoreerd met motieven uit het getoonde tijdperk: de bovenrand van de muren van een zaal met voorwerpen uit de Late Oudheid had dus de krullen en cirkels die destijds ook in het houtsnijwerk voorkwamen.

De bordjes met uitleg vertelden over de vondst, de vindplaats, de vondstomstandigheden en/of verzamelgeschiedenis én het belang van de vondst. Die bordjes waren in het Duits. Je kunt zeggen dat dat weinig inclusief is, maar van de andere kant: Engelstalige uitleg neemt ruimte in beslag die je net zo goed – en vermoedelijk met meer rendement – kunt gebruiken voor tweede-lijnsvoorlichting. Sprekend over inclusiviteit: opdringerig geluid ontbrak, dus mensen met hyperacusis hoeven Halle niet te mijden.

Gouden Bronstijd-kom uit Gröningen

Vooroordelen

Kortom, een mooi museum. Maar toch. Ik las laatst een boek over gender-vooroordelen in de archeologie. Een daarvan was dat mannen altijd actief worden afgebeeld en vrouwen passief, en een ander vooroordeel was dat de vrouwen uit het verleden altijd voldoen aan hedendaagse schoonheidsidealen. Ik blogde destijds dat ik die vooroordelen niet herkende uit de Nederlandse musea, maar de afbeeldingen in Halle illustreren ze wél. Het zou vermoedelijk niemand opvallen als de afbeelding van de eerste Homo sapiens als centerfold stond in Playboy.

Iets anders: het gebruik van geschreven bronnen om archeologische vondsten te duiden is natuurlijk prijzenswaardig, maar het museum leest slechts wat er staat, terwijl begrijpend lezen draait om wat er niet staat. Het museum gebruikt bijvoorbeeld een passage van Plinius de Oudere om crematie te illustreren, zonder te herkennen dat de Romeinse auteur slechts in schijn encyclopedische informatie biedt en feitelijk de Griekse wetenschap romaniseert. Culturele appropriatie, zouden wij zeggen. Het citaat bewijst daardoor niet wat het museum denkt te bewijzen.

De Late Oudheid

De presentatie van de Late Oudheid is verrassend. Terwijl je zaal na zaal interessante informatie hebt gehad over de levenswijze van de mensen in de Prehistorie en de Romeinse tijd, draait het hier vrij onverwacht om oorlog en geweld. Feitelijk is dit het frame van de gewelddadige Grote Volksverhuizingen. Een bewegend landkaartje toont (net als in het museum in Brussel en tijdens de Germanen-expositie in Bonn) de steeds veranderende plaatsen waar deze of gene bevolkingsgroep woonde.

Avaarse stijgbeugel

Dat is op zich niet verkeerd. Namen als “Vandalen” e.d. vinden we in de geschreven bronnen inderdaad steeds op andere plekken. Door dit ineens te benadrukken, wekt het museum echter de indruk dat laatantieke migratie belangrijker zou zijn geweest dan voordien. Dat is een oud idee, dat samenhangt met het frame dat het West-Romeinse Rijk door volksverhuizingen ten onder is gegaan. De feitelijke vraag is of we het tijdperk wel zo moeten typeren. Door bij de presentatie van de laatantieke transitie de nadruk te leggen op geweld en migratie, loopt het museum curieus uit de pas met het lopende onderzoek.

De Germanen

Dit wil niet zeggen dat die Late Oudheid niet superinteressant is. Zeker Nederlanders kunnen in Halle hun hart ophalen. De transitie van Romeinse tijd naar Middeleeuwen is immers de periode van wat ik gemakshalve de Germanen zal noemen: de mensen die ooit centraal stonden in ons geschiedbeeld maar de afgelopen kwart eeuw opvallend uit ons verleden zijn verwijderd. Mij blijft deze verdwijning verbazen. In een land dat voor de helft niet Romeins was, zou eigenlijk voor elk boek over de Romeinen ook een boek over de Germanen moeten verschijnen.

Graf van een Hermundurische hoofdman uit Quetzdölsdorf

Wat me in Halle opviel, was het zelfvertrouwen waarmee het museum vondsten etnisch interpreteerde. Van het ene graf wist men zeker dat het representatief was voor de Hermunduren, elders wist men zonder zweem van twijfel Juthungen en Langobarden te identificeren. Ik wil best geloven dat het klopt, maar ik kan me niet herinneren dat ik ergens een opmerking heb gezien dat er allerlei Germaanse groepen zijn geweest waarvan we, gegeven de fragmentaire en arbitraire wijze waarop de geschreven informatie tot ons is gekomen, de naam niet kennen. Dat maakt zulke identificaties suspect.

Evengoed waren de Germaanse vondsten natuurlijk waanzinnig interessant. Ze deden mij verlangen naar meer Germaanse vondsten, replica’s desnoods, in Nederlandse musea. De verhalen over de tijd van van Nebisgast tot Elegast zijn immers ook ons verleden. Ik denk dat ik dus een half uur heb staan kijken naar de Ruiter van Hornhausen. In dezelfde zaal waren ook voorwerpen die het museum identificeerde als Avaars en die me ineens deden realiseren dat Halle al zo’n beetje op de rand ligt van het gebied van het volk dat een kwart millennium dé supermacht in Centraal-Europa is geweest.

Kortom, het was een mooi bezoek aan een mooi museum. Ik heb veel gezien en geleerd, en hoewel ik wegliep met wat bedenkingen, heb ik elke minuut in Halle genoten.

#GroteVolksverhuizingen #HemelschijfVanNebra #LandesmuseumFürVorgeschichte #Neanderthaler #RuiterVanHornhausen #tweedeLijn

2025-01-07

De Gouden Hoed van Berlijn

De Gouden Hoed van Berlijn (Neues Museum, Berlijn)

Op de Bronstijdexpositie in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, die ik al eens aanstipte, is momenteel de Gouden Hoed van Schifferstadt te zien, die in 1835 is gevonden in de buurt van Spiers. Het wonderlijke voorwerp is ergens tussen 1400 en 1300 v.Chr. vervaardigd. Negen jaar later dook nog zo’n voorwerp op, dit keer in Avanton bij Poitiers. Dat is ruwweg even oud en ik zal niet snel vergeten hoe ik het eind oktober zag in het Musée Archéologie Nationale in Saint-Germain-en-Laye: het cliché “magisch” was zeker op zijn plaats. Een derde hoed is in 1953 in de omgeving van Neurenberg bij Ezelsdorf gevonden. Die wordt gedateerd rond 1000 v.Chr.

Tot slot verwierven de Berlijnse musea in 1996 een hoed met een schimmige herkomst. Ook die Gouden Hoed van Berlijn dateert van rond 1000 v.Chr. Ik heb het een paar keer gezien, sensationalistisch opgesteld in mysterieuze duisternis. Ondanks het gekunstelde pathos waarmee het Neues Museum het presenteert, blijft het een indrukwekkend voorwerp. Het is vijfenzeventig centimeter hoog en weegt een pond.

Is dit een hoed?

Maar wat is het? Om te beginnen: het heet een hoed, maar er is weinig zekerheid dat het een hoofddeksel is. Anders dan bij bijvoorbeeld de religie van de Bronstijd, waar taalkunde en archeologie elkaar aanvullen, zwijgt de taalkunde over de betekenis van prehistorische hoofddeksels. We hebben slechts vier gouden kokers. Dat dwingt het Neues Museum tot een slalom langs de aanwijzingen. Eén: in Schiffersdorf is het voorwerp begraven met drie bijlen. Twee: we hebben afbeeldingen, gevonden van Anatolië tot Scandinavië, van weergoden met bijlen en puntmutsen. Hier is een Anatolisch voorbeeld.

De Anatolische weergod Tarḫunz (Archeologisch Museum, Gazi Antep)

Die mutsen lijken op het gouden voorwerp uit Schiffersdorf, ergo, dat is een hoed. Ergo, de drie andere gouden hoeden zijn hoeden. Bij gebrek aan voldoende breed bewijs moeten we het hiermee doen.

(Tussen haakjes: het Neues Museum noemt als voorbeeld van een gemutste bijl-god Thor, maar diens attribuut is de hamer Mjölnir. Het museum noemt bovendien de Anatolische weergod Rešef, maar dat was een Fenicische god die ziektes verspreidde, geen weergod. Zijn attribuut was een boog. Haakje sluiten.)

Even aannemend dat onze hoed een hoed is en dat hij van doen had met een weergod: probeert u eens een kegel van vijfenzeventig centimeter hoog op uw hoofd te balanceren. Het museum lost dit op met een aanname: er was een riempje waarmee de drager het voorwerp onder zijn kin bond. En dat impliceert weer een nieuwe aanname. Aan de binnenkant moet een voering zijn geweest, die met organische lijm (bijvoorbeeld boomhars) aan het metalen voorwerp was vastgekit. En aan die voering zat dus de kinband vast.

Als we accepteren dat de (met verkeerde voorbeelden geïllustreerde) afbeeldingen van weergoden met bijlen en puntmutsen inderdaad in de gehele oude wereld voorkwamen, is elke stap in de Berlijnse redenering te verantwoorden. Ik kan me bovendien voorstellen dat er meer argumenten zijn dan het museum in de opstelling aan het publiek overdragen kan.

Twijfel

Tegelijk voel ik me ongemakkelijk. Ik ken vooral afbeeldingen van bijl-goden uit Anatolië; of ze elders ook bestaan, weet ik niet. Dat het museum juist op dit punt verkeerde informatie geeft, vind ik niet geruststellend.

En er is nog iets. De geboden redenering is gebaseerd op een plausibele parallel. We kunnen echter ook aannemen dat de Bronstijdmensen de gouden koker plaatsten op een paal. Ook die hypothese moet je overwegen. Feitelijk is het bewijs, althans zoals het museum het presenteert, onvolledig: je werkt een plausibele hypothese uit, maar weerlegt de alternatieven niet.

Voor het goede begrip: ik zeg dus niet dat het voorwerp geen hoed is. Ik zeg evenmin dat het geen religieuze betekenis heeft. Wellicht heeft het iets van doen met een bijldragende weergod. Maar overtuigend vind ik de gepresenteerde bewijsvoering niet.

Antieke astronomie

Het Neues Museum geeft de gouden hoed een astronomische uitleg. Niet ondenkbaar. Stonehenge bewees al lang geleden dat de Bronstijdmensen geboeid waren door hemelverschijnselen; de Hemelschijf van Nebra bewees dat ze opgedane inzichten heroverwogen. Hier is echter de door het museum geboden toelichting, in vertaling.

De ster bovenaan symboliseert de zon, de halve maantjes en de sikkelpatronen staan voor de Maan en Venus, terwijl de cirkelvormige ornamenten als voorstellingen van de zon of de maan kunnen worden geïnterpreteerd.

Eh, kende men in de Bronstijd de schijngestalten van Venus? Dat is weleens geclaimd – voor Mesopotamië, waar de lucht uitzonderlijk droog is. Maar zelfs daar zijn geen spijkerschriftteksten bekend die het ondubbelzinnig documenteren. De astronoom die ik voor dit stukje raadpleegde, betwijfelde daarom a fortiori dat in Noordwest-Europa de schijngestalten van Venus waarneembaar zouden zijn.

Het museum vervolgt met uitleg van de kalenderproblematiek: een zonnejaar duurt elf dagen langer dan twaalf maanmaanden. “Al in het tweede millennium v.Chr. werden schrikkeldagen gebruikt om de zonne- en maancyclus te synchroniseren.” Dat moet natuurlijk schrikkelmanen zijn, maar soit; het gaat erom dat de versiering van de gouden hoed de Cyclus van Meton, waarmee mensen maanmaanden invoegen, zou documenteren.

Het patroon is als een kalender te lezen. Het aantal cirkels in de decoratieve banden komt bijvoorbeeld overeen met de 354 dagen van twaalf maanmaanden. Als je hier het aantal van de decoratieve banden optelt, krijg je de 365 dagen van het zonnejaar.

Het duurt negentien jaar voordat het zonnejaar en het maanjaar samenvallen. In de versiering van de hoed is gecodeerd dat er zeven maanmanden moeten worden ingevoegd in negentien jaar. Ook andere berekeningen, zoals de data van maansverduisteringen, zijn mogelijk.

Dat is een forse claim. En die moet je onderbouwen. Anders loopt de museumbezoeker weg met het gevoel dat de archeologen weer eens wat claimen dat ze niet waar kunnen maken. Hier zijn nog wat getalspeculaties die ik verder onbecommentarieerd laat.

Europese eenwording

Tot slot: heel Europa deelde astronomische en religieuze kennis, rituelen werden over grote afstanden hetzelfde uitgevoerd, de heerserscultus verspreidde zich van Griekenland naar Noord-Europa: “Europa wächst zusammen”. Toevallig weet ik dat het waar is. Maar zelfs als we aannemen dat het Neues Museum meer weet dan het uitleggen kan, is die culturele homogenisering van Bronstijd-Europa niet bewezen met vier hoeden van goud. Het bewijs bestaat uit de verspreiding van verwante Indo-Europese talen en de contacten van de handel in metaal.

Kortom, ik ben eigenlijk niet zo gelukkig met de Berlijnse Gouden Hoed. De presentatie in een verduisterde ruimte appelleert aan valse sentimenten. De geboden informatie bestaat uit claims die soms correct zijn, die soms niet zijn onderbouwd, en die soms zijn onderbouwd met onwaarheden. En tot slot is er de Europese eenwording als pseudorelevantie.

Maar weet je, die hoeden zijn nou net een voorbeeld waarbij je dat eeuwige archeologische cliché kunt gebruiken: het is een mysterie. Presenteer het als zodanig; exposities als Bodi tonen hoe. Of leg de nadruk op datgene wat je zonder sentimentsvervalsing of onnodig gespeculeer wél kunt vertellen: wat de hoeden ons zeggen over de antieke metallurgie en edelsmeedkunst. Archeologie is een wetenschap, het verleden is fascinerend, en in Berlijn hebben ze dat niet over het voetlicht gebracht.

[Dit was het 478e voorwerp in mijn reeks museumstukken.]

PS

De Bronstijdexpositie in Leiden duurt nog 16 maart.

#archeoastronomie #astronomie #BabylonischeAstronomie #Bronstijd #GoudenHoedVanAvanton #GoudenHoedVanBerlijn #GoudenHoedVanEzelsdorf #GoudenHoedVanSchifferstadt #HemelschijfVanNebra #kalender #NeuesMuseum #Rešef #Stonehenge #Thor #VenusPlaneet_

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst