De Gouden Hoed van Berlijn
De Gouden Hoed van Berlijn (Neues Museum, Berlijn)Op de Bronstijdexpositie in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, die ik al eens aanstipte, is momenteel de Gouden Hoed van Schifferstadt te zien, die in 1835 is gevonden in de buurt van Spiers. Het wonderlijke voorwerp is ergens tussen 1400 en 1300 v.Chr. vervaardigd. Negen jaar later dook nog zo’n voorwerp op, dit keer in Avanton bij Poitiers. Dat is ruwweg even oud en ik zal niet snel vergeten hoe ik het eind oktober zag in het Musée Archéologie Nationale in Saint-Germain-en-Laye: het cliché “magisch” was zeker op zijn plaats. Een derde hoed is in 1953 in de omgeving van Neurenberg bij Ezelsdorf gevonden. Die wordt gedateerd rond 1000 v.Chr.
Tot slot verwierven de Berlijnse musea in 1996 een hoed met een schimmige herkomst. Ook die Gouden Hoed van Berlijn dateert van rond 1000 v.Chr. Ik heb het een paar keer gezien, sensationalistisch opgesteld in mysterieuze duisternis. Ondanks het gekunstelde pathos waarmee het Neues Museum het presenteert, blijft het een indrukwekkend voorwerp. Het is vijfenzeventig centimeter hoog en weegt een pond.
Is dit een hoed?
Maar wat is het? Om te beginnen: het heet een hoed, maar er is weinig zekerheid dat het een hoofddeksel is. Anders dan bij bijvoorbeeld de religie van de Bronstijd, waar taalkunde en archeologie elkaar aanvullen, zwijgt de taalkunde over de betekenis van prehistorische hoofddeksels. We hebben slechts vier gouden kokers. Dat dwingt het Neues Museum tot een slalom langs de aanwijzingen. Eén: in Schiffersdorf is het voorwerp begraven met drie bijlen. Twee: we hebben afbeeldingen, gevonden van Anatolië tot Scandinavië, van weergoden met bijlen en puntmutsen. Hier is een Anatolisch voorbeeld.
De Anatolische weergod Tarḫunz (Archeologisch Museum, Gazi Antep)Die mutsen lijken op het gouden voorwerp uit Schiffersdorf, ergo, dat is een hoed. Ergo, de drie andere gouden hoeden zijn hoeden. Bij gebrek aan voldoende breed bewijs moeten we het hiermee doen.
(Tussen haakjes: het Neues Museum noemt als voorbeeld van een gemutste bijl-god Thor, maar diens attribuut is de hamer Mjölnir. Het museum noemt bovendien de Anatolische weergod Rešef, maar dat was een Fenicische god die ziektes verspreidde, geen weergod. Zijn attribuut was een boog. Haakje sluiten.)
Even aannemend dat onze hoed een hoed is en dat hij van doen had met een weergod: probeert u eens een kegel van vijfenzeventig centimeter hoog op uw hoofd te balanceren. Het museum lost dit op met een aanname: er was een riempje waarmee de drager het voorwerp onder zijn kin bond. En dat impliceert weer een nieuwe aanname. Aan de binnenkant moet een voering zijn geweest, die met organische lijm (bijvoorbeeld boomhars) aan het metalen voorwerp was vastgekit. En aan die voering zat dus de kinband vast.
Als we accepteren dat de (met verkeerde voorbeelden geïllustreerde) afbeeldingen van weergoden met bijlen en puntmutsen inderdaad in de gehele oude wereld voorkwamen, is elke stap in de Berlijnse redenering te verantwoorden. Ik kan me bovendien voorstellen dat er meer argumenten zijn dan het museum in de opstelling aan het publiek overdragen kan.
Twijfel
Tegelijk voel ik me ongemakkelijk. Ik ken vooral afbeeldingen van bijl-goden uit Anatolië; of ze elders ook bestaan, weet ik niet. Dat het museum juist op dit punt verkeerde informatie geeft, vind ik niet geruststellend.
En er is nog iets. De geboden redenering is gebaseerd op een plausibele parallel. We kunnen echter ook aannemen dat de Bronstijdmensen de gouden koker plaatsten op een paal. Ook die hypothese moet je overwegen. Feitelijk is het bewijs, althans zoals het museum het presenteert, onvolledig: je werkt een plausibele hypothese uit, maar weerlegt de alternatieven niet.
Voor het goede begrip: ik zeg dus niet dat het voorwerp geen hoed is. Ik zeg evenmin dat het geen religieuze betekenis heeft. Wellicht heeft het iets van doen met een bijldragende weergod. Maar overtuigend vind ik de gepresenteerde bewijsvoering niet.
Antieke astronomie
Het Neues Museum geeft de gouden hoed een astronomische uitleg. Niet ondenkbaar. Stonehenge bewees al lang geleden dat de Bronstijdmensen geboeid waren door hemelverschijnselen; de Hemelschijf van Nebra bewees dat ze opgedane inzichten heroverwogen. Hier is echter de door het museum geboden toelichting, in vertaling.
De ster bovenaan symboliseert de zon, de halve maantjes en de sikkelpatronen staan voor de Maan en Venus, terwijl de cirkelvormige ornamenten als voorstellingen van de zon of de maan kunnen worden geïnterpreteerd.
Eh, kende men in de Bronstijd de schijngestalten van Venus? Dat is weleens geclaimd – voor Mesopotamië, waar de lucht uitzonderlijk droog is. Maar zelfs daar zijn geen spijkerschriftteksten bekend die het ondubbelzinnig documenteren. De astronoom die ik voor dit stukje raadpleegde, betwijfelde daarom a fortiori dat in Noordwest-Europa de schijngestalten van Venus waarneembaar zouden zijn.
Het museum vervolgt met uitleg van de kalenderproblematiek: een zonnejaar duurt elf dagen langer dan twaalf maanmaanden. “Al in het tweede millennium v.Chr. werden schrikkeldagen gebruikt om de zonne- en maancyclus te synchroniseren.” Dat moet natuurlijk schrikkelmanen zijn, maar soit; het gaat erom dat de versiering van de gouden hoed de Cyclus van Meton, waarmee mensen maanmaanden invoegen, zou documenteren.
Het patroon is als een kalender te lezen. Het aantal cirkels in de decoratieve banden komt bijvoorbeeld overeen met de 354 dagen van twaalf maanmaanden. Als je hier het aantal van de decoratieve banden optelt, krijg je de 365 dagen van het zonnejaar.
Het duurt negentien jaar voordat het zonnejaar en het maanjaar samenvallen. In de versiering van de hoed is gecodeerd dat er zeven maanmanden moeten worden ingevoegd in negentien jaar. Ook andere berekeningen, zoals de data van maansverduisteringen, zijn mogelijk.
Dat is een forse claim. En die moet je onderbouwen. Anders loopt de museumbezoeker weg met het gevoel dat de archeologen weer eens wat claimen dat ze niet waar kunnen maken. Hier zijn nog wat getalspeculaties die ik verder onbecommentarieerd laat.
Europese eenwording
Tot slot: heel Europa deelde astronomische en religieuze kennis, rituelen werden over grote afstanden hetzelfde uitgevoerd, de heerserscultus verspreidde zich van Griekenland naar Noord-Europa: “Europa wächst zusammen”. Toevallig weet ik dat het waar is. Maar zelfs als we aannemen dat het Neues Museum meer weet dan het uitleggen kan, is die culturele homogenisering van Bronstijd-Europa niet bewezen met vier hoeden van goud. Het bewijs bestaat uit de verspreiding van verwante Indo-Europese talen en de contacten van de handel in metaal.
Kortom, ik ben eigenlijk niet zo gelukkig met de Berlijnse Gouden Hoed. De presentatie in een verduisterde ruimte appelleert aan valse sentimenten. De geboden informatie bestaat uit claims die soms correct zijn, die soms niet zijn onderbouwd, en die soms zijn onderbouwd met onwaarheden. En tot slot is er de Europese eenwording als pseudorelevantie.
Maar weet je, die hoeden zijn nou net een voorbeeld waarbij je dat eeuwige archeologische cliché kunt gebruiken: het is een mysterie. Presenteer het als zodanig; exposities als Bodi tonen hoe. Of leg de nadruk op datgene wat je zonder sentimentsvervalsing of onnodig gespeculeer wél kunt vertellen: wat de hoeden ons zeggen over de antieke metallurgie en edelsmeedkunst. Archeologie is een wetenschap, het verleden is fascinerend, en in Berlijn hebben ze dat niet over het voetlicht gebracht.
[Dit was het 478e voorwerp in mijn reeks museumstukken.]
PS
De Bronstijdexpositie in Leiden duurt nog 16 maart.
#archeoastronomie #astronomie #BabylonischeAstronomie #Bronstijd #GoudenHoedVanAvanton #GoudenHoedVanBerlijn #GoudenHoedVanEzelsdorf #GoudenHoedVanSchifferstadt #HemelschijfVanNebra #kalender #NeuesMuseum #Rešef #Stonehenge #Thor #VenusPlaneet_