#Marsveld

2025-04-16

De Tiber

De Tiber bij het eiland in Rome

Amsterdam ligt aan de Amstel, Antwerpen aan de Schelde en Rome aan de Tiber. Dat was destijds, vóór de kanalisering van 1870, een wispelturige rivier die vaak buiten haar oevers trad. Helaas stonden de Romeinse graanpakhuizen stroomafwaarts, tussen de heuvel Aventijn en de rivier. Als ze onder water kwamen staan, was de ellende niet te overzien. De Historia Augusta geeft een beschrijving:

[Keizer] Marcus Aurelius gaf zich geheel en al over aan de filosofie en won de genegenheid van de burgerij. Maar de overstroming van de Tiber, de ergste in zijn tijd, verstoorde dat geluk. Ze trof veel gebouwen in de stad, doodde talloze dieren en veroorzaakte een zeer ernstige hongersnood. Maar Marcus en [zijn medekeizer] Lucius Verus verlichtten de nood door hun zorgzaamheid en aanwezigheid.noot Historia Augusta, Marcus Aurelius 8.2-5.

Een tekst over de overstroming van een zijrivier van de Tiber bevat beeldende details die de gevolgen van watersnood illustreren. De auteur, Plinius de Jongere, bekleedde op het moment dat hij onderstaande woorden schreef, een hoge bestuurlijke functie, die hem verantwoordelijk maakte voor de bedding en oevers van de Tiber. Hij wist dus waarover hij het had. Ook betoont zich een auteur die iets niet simpel zegt als het ingewikkeld kan, want de beeldspraak in de eerste regel is een complexe manier om te zeggen dat er villa’s stonden in de uiterwaarden:

De Anio, elegantste van alle stromen, en daarom door de aanliggende landhuizen als het ware uitgenodigd en vastgehouden, heeft een groot deel de bossen waardoor hij wordt beschaduwd, geveld en meegesleurd. Heuvels heeft hij ondergraven en op veel plaatsen raakte hij versperd door aardverschuivingen, zodat hij, op zoek naar de bedding die hij was kwijtgeraakt, gebouwen heeft omvergeworpen en over de bouwvallen stortend is voortgeraasd.

Mensen die op hoger gelegen plaatsen door dat noodweer werden overvallen, zagen op de ene plek meubilair van rijken en massief huisraad, op een andere landbouwwerktuigen, hier weer ossen, ploegen met de voerman erbij, elders losgeraakte en onbeheerde kuddes en daartussendoor boomstronken of balken van woonhuizen lukraak her en der ronddrijven.

Zelfs streken die boven het bereik van de rivier lagen, bleven voor het onheil niet gespaard, want in plaats van de rivier had men daar continue stortregens en wervelstormen die uit de wolken neersloegen. Muren waarmee kostbare akkers omgeven waren, werden neergehaald, grafmonumenten ontwricht en zelfs tegen de grond gesmakt. Veel mensen zijn bij zulke rampzalige voorvallen verminkt, bedolven of verpletterd en behalve veel schade was er ook veel rouw.noot Plinius de Jongere, Brief 8.17.3-5; vert. Peters.

De Anio was, zoals gezegd, een zijstroom van de Tiber. De gevolgen van een Tiberoverstroming waren nog dramatischer. De fundamenten van de woonkazernes waren vaak slecht en konden worden los gespoeld, zodat het huis instortte. Tegelijk drong het rivierwater de riolering binnen en stroomde het vuil terug naar de stad. Watersnood ging daardoor gepaard met epidemieën. Cholera, dysenterie, hepatitis, tuberculose, lepra en tyfus waren vertrouwde verschijnselen in Rome.

Ter hoogte van het stadscentrum was een doorwaadbare plaats, waar ook een eiland lag. De Romeinen dachten dat het er niet altijd was geweest en de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius vertelt een aardig verhaal over het ontstaan. Ooit, kort voor het jaar 500 v.Chr., was koning Tarquinius Superbus verdreven en de Romeinse republiek ontstaan. De verdreven vorst beraamde daarop een complot om terug te keren, maar de Romeinse politicus Lucius Junius Brutus ontdekte dit op tijd.

Daarop werden de goederen van Tarquinius ter plundering aan het lagere volk vrijgegeven: had het volk zich eenmaal vergrepen aan die koninklijke buit, dan kon het alle hoop laten varen ooit nog vrede met de Tarquinii te sluiten. Het land van de Tarquinii, dat lag tussen de stad en de Tiber, werd gewijd aan Mars en was sindsdien bekend als het Marsveld.

Men zegt dat daar toen juist graan op de velden stond, rijp voor de oogst. Omdat het om godsdienstige redenen niet raadzaam was dit gewas voor consumptie te gebruiken, werd een grote groep mannen gelijktijdig ingezet om het met halm en al af te snijden, in manden te doen en zo in de Tiber te gooien. De rivier stond heel laag, zoals meestal middenin de zomer, en dus bleven er bergen koren steken in het ondiepe water en in de modder vastzitten. Daardoor ontstond langzamerhand een eiland. Later zijn daar vermoedelijk dammen aan toegevoegd en is er mensenwerk verricht om het terrein zo hoog te maken als het nu is en sterk genoeg om tempels en zuilengangen te dragen.noot Livius, Geschiedenis sinds de stichting van de stad 2.5.1-4; vert. Katwijk-Knapp.

Op de plaats op het eiland waar nu de S. Bartolomeo staat, was in de Oudheid de tempel van Asklepios, de van oorsprong Griekse god waaronder de gezondheidszorg ressorteerde. Hij werd afgebeeld met een slang. Livius vertelt over de introductie van zijn cultus in Rome op 1 januari 291 v.Chr.:

Omdat de staat te lijden had van een epidemie, werden afgezanten gezonden om het beeld van Asklepios van Epidauros naar Rome te brengen. Ze brachten een slang mee, die bij hen aan boord was gegaan en waarin de godheid zonder twijfel zelf aanwezig was. De slang begaf zich van het schip naar het Tibereiland en op die plaats werd een tempel voor Asklepios opgericht.noot Livius, Periochae 11; vert. Katwijk-Knapp.

Zieken konden op dit eiland eenvoudig in quarantaine worden gehouden en daarom waren hier ook in de Middeleeuwen en daarna ziekenhuizen. Het huidige hospitaal der Fatebenefratelli kan met enig recht beweren het oudste ter wereld te zijn.

#Anio #Asklepios #CampusMartius #cholera #dysenterie #hepatitis #HistoriaAugusta #lepra #LuciusJuniusBrutus #LuciusVerus #MarcusAurelius #Marsveld #PliniusDeJongere #Rome #TarquiniusSuperbus #Tiber #TitusLivius #tuberculose #tyfus

2025-04-10

Het theater van Marcellus

Het theater van Marcellus in Rome

Het is tegenwoordig wat moeilijk voorstelbaar, maar het deel van Rome dat nu het meest geldt als het historische centrum, het deel in de grote Tiber-boog, lag in de Oudheid buiten de stadsmuur. Het heette Campus Martius, “Marsveld”, en werd pas in de late derde eeuw na Chr. bij de stad getrokken. Toen was het volgebouwd met allerlei monumenten, waarvan de tempels van de Largo Argentina, het Mausoleum van Augustus en het Pantheon het opvallendste zijn. Omdat Pompeius hier een theater had gebouwd, wilde Julius Caesar dat ook doen, en uiteraard moest dat groter en luxueuzer zijn.

Het theater van Marcelles

Na Caesars dood bleef het werk liggen, maar toen Augustus eenmaal aan de macht was gekomen, werd de constructie hervat. Uit een inscriptie weten we dat het gebouw al was voltooid in 17 v.Chr., toen Augustus er een feest organiseerde. Niettemin werd het pas in 13 officieel ingewijd en genoemd naar Marcus Claudius Marcellus, de tien jaar eerder gestorven neef en schoonzoon van de keizer. De keizerbiograaf Suetonius vermeldt de schouwburg:

Augustus bouwde verschillende werken onder andermans naam, bijvoorbeeld die van zijn kleinzoons, echtgenote of zuster: de Porticus en de Basilica van Gaius en Lucius, de Porticus van Livia, die van Octavia en het Theater van Marcellus.noot Suetonius, Augustus 29.6-7; vert. Den Hengst.

De huidige ruïne is zo’n twintig meter hoog, maar destijds was het theater bekroond met een houten bovenbouw. De doorsnede van het halfronde bouwwerk is bijna honderddertig meter. Vijftienduizend toneelliefhebbers konden er een zitplaats vinden, en in het schellinkje waren nog eens vijfduizend staanplaatsen.

Romeins toneel

De toneelstukken waren óf plechtige tragedies óf grove kluchten die draaiden om seks en geweld. Als in zo’n stuk iemand werd verkracht, gemarteld of gedood, was dat bloedige ernst, waarbij de acteur of actrice op het moment suprême werd vervangen door een veroordeelde. In De dood van Hercules werd dus iemand levend verbrand en in Laureolus verscheurde een uitgehongerde beer een gekruisigde, zodat het publiek aan het einde van de voorstelling keek naar een van bloed druipende massa mensenvlees aan een kruis.

De pantomime was vriendelijker. Een beschrijving vinden we in De gouden ezel, de lange prozatekst van Apuleius waarover ik al eens blogde. Hij vertelt over een mythologisch tableau vivant, en wel het oordeel van Paris, die een gouden appel moest toewijzen aan één van drie godinnen:

Jongens en meisjes, in de bloei van hun jeugd, schoon om te zien, sierlijk gekleed, traden aan met bevallige pas om een Griekse wapendans uit te voeren. Ordelijk opgesteld vormden zij allerlei bekoorlijke figuren: nu eens stelden zij zich op in een zuivere cirkel, dan weer sloten zij zich aaneen tot een lange rij, splitsten zich in twee groepen. Maar zodra een laatste geschal van de trompet een einde had gemaakt aan de beurtelingse beweging en ingewikkelde wendingen, werd het scherm opgetrokken, de gordijnen opgerold en verscheen het decor.

Het was een berg van hout, naar het voorbeeld van de beroemde berg … Ida, zeer kunstig gebouwd, beplant met groene bosjes en levende bomen. Bovenaan de top had de hand van de bouwmeester een bron doen ontspringen, waaruit een riviertje stroomde. Enkele geiten graasden er en evenals Paris, de Frygische herder, speelde een jongeling, fraai gekleed, met van de schouders neerhangende mantel, het hoofd met een gouden muts bedekt, de rol van schaapherder. … Dan verscheen een meisje met een edel gelaat, gelijkend op de godin Juno; een blinkend diadeem omsloot haar hoofd en zij droeg een scepter. Een ander kwam aangelopen, ongetwijfeld Minerva, het hoofd bedekt door een glanzende helm en op die helm een olijfkrans. Zij hief haar schild op en zwaaide haar lans, zoals zij is wanneer zij ten strijde gaat.

Daarna kwam een derde binnen …, die door de bekoring van haar goddelijke kleur zich deed kennen als Venus, Venus nog als maagd, volmaakte schoonheid tentoonspreidend door haar naakt en onbedekt lichaam, behalve dat een dunne zijden doek haar nog even zichtbare schaamte beschaduwde. Soms woei de nieuwsgierige wind liefderijk spelend die doek even ter zijde, zodat de bloei der jeugd zich openlijk vertoonde, dan weer blies hij dartelend hem terug, zodat deze vastgekleefd de bekoring van haar leden als met een schrijfstift aftekende. De kleur van de godin was verschillend voor het oog, het lichaam blinkend wit, omdat zij afdaalt uit de hemel, de mantel blauw, omdat zij opstijgt uit de zee.noot Apuleius, Gouden ezel 10.29.4-32.1; vert. Schwartz.

Recital

Het Marcellustheater was ook de plaats waar de muzikale keizer Nero in 59 na Chr. voor het eerst in het openbaar optrad. De Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio beschouwde acteurs en muzikanten als mensen van bedenkelijk allooi en vond het gênant als een lid van het vorstenhuis een muziekuitvoering gaf. Het pijnlijkst was volgens hem dat ook mensen die wél wisten hoe het hoorde onder dwang stukjes moesten opvoeren:

Daarna bedacht Nero een nieuw soort feest: het heette Juvenalia (of Feest van de Jeugd) en werd gehouden ter ere van zijn baard. Die had hij namelijk in die tijd voor het eerst laten afscheren. De haren plaatste hij in een kleine gouden bol en hij wijdde ze aan Jupiter Capitolinus. Voor dit feest moest iedereen, ook de leden uit patricische geslachten, iets bijzonders presteren. Zo deed bijvoorbeeld Aelia Catella, afkomstig uit een vooraanstaande, rijke familie, maar ook al op leeftijd (ze was al in de tachtig), mee aan de opvoering van een pantomime.

Anderen, die vanwege hun leeftijd of slechte gezondheid zelf niet meer konden optreden, deden mee in het koor. Ze oefenden allemaal zo goed en zo kwaad als dat ging en de meest vooraanstaande mannen en vrouwen, meisjes en jongens, bejaarden, bezochten speciaal voor dat doel opgerichte scholen. Als iemand voor geen enkele vorm van amusement geschikt was, werd hij in het koor gezet. Toen sommigen van hen uit schaamte maskers voordeden om niet herkend te worden, gaf Nero het bevel dat ze de maskers af moesten zetten, zogenaamd omdat het volk dat wou. Zo kon iedereen over wie ze kort daarvoor als magistraat nog gezag hadden uitgeoefend, zien wie het waren die optraden.

… Nu kwam een bij al deze voorvallen passend hoogtepunt: Nero zelf trad op in het theater en werd onder zijn eigen naam door Gallio aangekondigd. Daar stond nu die keizer op het toneel, in het tenue van een kitharode, en richtte de volgende woorden tot het publiek: “Mijne heren, leent mij welwillend uw oor!” Toen voerde deze “keizer” bij de kithara liederen uit, met een groot aantal soldaten naast zich. En alle mensen voor wie er plaats was zaten te luisteren. Nero had, zeggen tenminste onze bronnen, maar een zwakke en niet zo heldere stem zodat hij iedereen aan het lachen en huilen tegelijk maakte.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 62.19.1-20.2; vert. Gé de Vries.

De zojuist genoemde Gallio was overigens de broer van de filosoof Seneca. Hij is, zoals ik al eens vertelde, ook bekend uit de bijbel, want als gouverneur van Griekenland heeft hij de apostel Paulus nog eens gered uit een benarde situatie. Het is een intrigerend gegeven dat de apostel zich tijdens dit feest in Rome bevond en vernomen moet hebben dat zijn beschermer was gepromoveerd tot spreekstalmeester.

#Augustus #CampusMartius #CassiusDio #LuciusApuleius #LuciusJuniusGallioAnnaeanus #MarcusClaudiusMarcellus #Marsveld #Nero #Suetonius #theater #TheaterVanMarcellus

2024-09-23

De zonnewijzer van Augustus

De zonnewijzer van Augustus (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Hij staat er nog steeds, niet ver van het Italiaanse parlementsgebouw: de Egyptische obelisk die keizer Augustus gebruikte als naald voor een zonnewijzer met de oppervlakte van twee voetbalvelden. Die was onderdeel van een enorm gebied dat als geheel een gedenkteken was voor Romes eerste keizer. Feitelijk bestond het uit vijf monumenten: het mausoleum van Augustus, dat uitzag op het oorspronkelijke Pantheon, de plaats waar zijn brandstapel had gestaan, het altaar van de Vrede (Ara Pacis) en de zonnewijzer.

Die trok natuurlijk de meeste aandacht. De obelisk – niet toevallig een monument dat was gewijd aan de zon – wierp zijn schaduw op het travertijnen plaveisel. Zoals gezegd: die was twee voetbalvelden groot. Hierover liep een waaier van bronzen lijnen die de uren aangaven. Als de zon rond het middaguur viel over de noord-zuid lopende daglijn, was daar de datum af te lezen.

De obelisk voor het Parlementsgebouw

Daarnaast stond in het Grieks, de taal van de antieke wetenschap en veel inwoners van Rome, ook andere informatie vermeld, zoals het sterrenbeeld waarin de zon stond, de seizoenen en enkele karakteristieke weersverschijnselen. Plinius de Oudere beschrijft de daglijn:

Keizer Augustus gaf de obelisk op het Marsveld de wondermooie taak met zijn schaduw de lengte aan te geven van de dagen en nachten. Er is een plaveisel neergelegd dat in overeenstemming is met de lengte van de obelisk, en wel zo dat de schaduw er nog op past op de dag waarop de zon ’s middags het laagst staat. Met brons ingelegde lijnen geven aan hoe de schaduw met het lengen der dagen geleidelijk korter wordt en daarna weer toeneemt. Het monument is ontworpen door Facundus Novus en verdient zijn roem. Op de top van de obelisk plaatste hij een vergulde bol die een scherp silhouet oplevert, want anders zou de spits een te vage schaduw hebben geworpen. Als voorbeeld hiervoor, zo zegt men, diende de schaduw van een mensenhoofd.

De waarnemingen zijn sinds een jaar of dertig niet meer accuraat, misschien doordat de baan van de zon onregelmatig is en is veranderd door een of ander astronomisch verschijnsel, misschien doordat de gehele aarde iets is verschoven ten opzichte van haar plaats middenin de kosmos (een verschijnsel dat, naar ik begrijp, ook op andere plaatsen is waargenomen), misschien doordat aardschokken in de stad de naald uit balans hebben gebracht, misschien doordat de  Tiberoverstromingen de bodem zacht hebben gemaakt (ook al zegt men dat de fundamenten even diep zijn als het erboven geplaatste gevaarte hoog is).noot Plinius de Oudere, Natuurlijke Historie 36.72-73.

De vergulde bol maakt nu deel uit van de Vaticaanse collectie. De huidige plaats van de obelisk is niet de plaats waar het monument in de Oudheid heeft gestaan, maar die plek is wel bekend. Daardoor kon de Duitse archeoloog Edmund Buchner in de jaren zeventig van de vorige eeuw uitrekenen dat het plaveisel van de antieke zonnewijzer zich op zeven meter diepte in de huidige Via di Campo Marzio moest bevinden. Het café dat een deel van het plaveisel in zijn kelder heeft, had ooit het monument afgebeeld op zijn deur. Ik weet of het er nog is.

Via di Campo Marzio

Het bleek geen zeven maar zes meter diep te zijn. De verklaring is dat keizer Domitianus, omdat de zonnewijzer niet meer gelijk liep, het monument weer had geijkt. Het was misschien goedkoper geweest de travertijnen platen iets op te schuiven, maar door ze te verhogen, was er ook voor gezorgd dat de zonnewijzer niet blank kwam te staan als de Tiber weer eens buiten zijn oevers trad. Dat het Romeinse maaiveld zeven meter onder het huidige ligt, zegt heel, heel erg veel over de toenmalige overstromingen.

Ik lees weleens dat de schaduw van de obelisk op de verjaardag van keizer Augustus, 23 september, zou wijzen naar het altaar voor de Vrede, maar ik begrijp dat niet goed. Het gebeurt immers elke dag een keer. Maar misschien begrijpt u het. De reageerpanelen staan voor u open.

#Augustus #CampusMartius #Domitianus #Marsveld #obelisk #PliniusDeOudere #Rome #zonnewijzer

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst