#coherentietheorieVanDeWaarheid

2025-10-31

Faits divers (42)

Een plaatje dat niets met onderstaande faits divers heeft te maken, maar goed, morgen begint de slachtmaand (Nieuw Museum, Cherchell)

Een nieuwe aflevering in de onregelmatig verschijnende reeks faits divers, met deze keer slecht nieuws, geen nieuws, gerelateerd nieuws, nieuws over nieuws en niet ter zake nieuws. Voilà.

Slecht nieuws

Zoals bekend wordt er elke twee maanden ergens een oudheidkundige instelling bedreigd. Dat kan een museum zijn of een archeologische opleiding. Deze maand is het een opleiding klassieke talen in Toronto. De petitie vindt u daar – en ik breng in herinnering dat petities effect hebben. Nou ja, af en toe. Dus neem even de moeite.

Geen nieuws

Voortdurend vergroten archeologen het oudheidkundig databestand. Dat is dagelijkse wetenschap en de dagelijkse activiteiten van oudheidkundigen zijn net zo min nieuws als die van machinisten, ambtenaren of IT-specialisten. Nieuws is als er zaken veranderen. Dat gebeurt immers ook.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat er zo nu en doen leuke ontdekkingen worden gedaan, zoals een Egyptisch fort, een Assyrische tekst in Jeruzalem, de grootste tot nu toe bekende lamassu, vondsten in Olympia en Agrigento, een nieuw en compleet afschrift van de tekst die we (incompleet) al kennen van de Steen van Rosetta, een massagraf bij Mursa en de eerste afbeelding van een Alaan op het Iberische Schiereiland.

Lieve archeologen: dit zijn leuke ontdekkingen, maar gebruik ze nou eens als lokkertjes om de aandacht te vestigen op de hypothesen die jullie formuleren en toetsen. Wie de aandacht trekt zonder dat het aandacht is tot iets, is alleen een aandachttrekker. En oninteressant. Maar dat is de oudheidkunde niet. Geef mensen dus inzicht in het wetenschappelijk proces en stop ermee louter trivia toe te werpen. Al waren dit natuurlijk wel leuke trivia.

Gerelateerd nieuws

Als we nog wetenschapsredacties hadden gehad, zouden we andere dingen hebben gelezen, want de oudheidkunde verbetert zich. En het is niet moeilijk om uit te leggen.

Een van de grootste prestaties van de geesteswetenschappen is de ontdekking van de Indo-Europese taalfamilie en de reconstructie van een oertaal. Dit is extreem belangrijk voor de archeologie, want als we weten dat iets heeft bestaan toen mensen eenmaal konden schrijven én in de samenleving van de sprekers van zo’n oertaal, dan kun je die informatie gebruiken voor de tussenliggende periodes. Zo is de archeologie van de Bronstijd voor een groot deel gebaseerd op talige aannames – lees maar hier of daar of daar of daar of daar.

Dat de methode om de vroege talen te reconstrueren correct is, wordt bewezen doordat het resultaat voldoet aan de coherentietheorie van de waarheid: een bewering is correct doordat ze voortvloeit uit eerdere, correct bevonden gegevens. Dat is hoe wiskundigen, taalkundigen en historici denken over waarheid. Maar zo denken archeologen niet. Die hebben een voorkeur voor de correspondentietheorie van de waarheid: iets is waar omdat het te toetsen is aan de hand van andere gegevens.

En nou is het probleem: we kunnen die onafhankelijke bevestiging niet krijgen omdat niemand ooit een Proto-Indo-Europeaan te spreken krijgt. Maar we kunnen de methode van taalreconstructie wel loslaten op bijvoorbeeld moderne romaanse talen, en kijken of we dan het Latijn reconstrueren. Dat is al eens gedaan, met een computer, en de methode blijkt tot correcte conclusies te komen. En onlangs is nog zoiets gedaan: men heeft diverse Midden-Amerikaanse talen gecombineerd om een oertaal te reconstrueren die voor het begin van de jaartelling in Mexico gesproken moet zijn geweest. En vermoedelijk correspondeert die zo gemaakte reconstructie met schrifttekens die al langer bekend zijn.

Het is u vergeven als u, geïnteresseerd in het oude Eurazië, Midden-Amerika wat ver weg vindt. Maar in Mexico worden methodes geijkt die ook voor de rest van de planeet belangrijk zijn. Hadden we nog maar wetenschapsredacties, dan hadden we over deze vooruitgang gelezen, in plaats van dit geneuzel.

Nieuws over nieuws

De oudheidkundige wetenschap komt niet als wetenschap in het nieuws en onbekend maakt onbemind maakt kwetsbaar. Des te belangrijker is een goede wetenschapsvoorlichting. En nu is er goed nieuws, tweemaal zelfs. Het eerste goede nieuws is dat het Nederlands Klassiek Verbond, dat al sinds mensenheugenis het sympathieke tijdschrift Hermeneus uitgeeft, alle nummers van de afgelopen kwart eeuw online ter beschikking stelt. U vindt de schatkamer hier.

Het andere nieuwtje is dat de Radbouduniversiteit een “kenniscentrum” heeft opgericht voor Romeins Nijmegen. Zo te lezen kan iedereen daar terecht met vragen. Omdat er sprake is van een “nationaal kenniscentrum”, dus groter dan Nijmegen alleen, en mits de Radbouduniversiteit die ambitie waar maakt, hebben we eindelijk wat al heel nodig is. En om eerlijk te zijn: het zou mij een hoop frustratie sparen als ik de dertig vragen die ik per dag te beantwoorden krijg, kan doorsturen naar mensen die wél kunnen zien wat de universiteiten de afgelopen kwart eeuw achter betaalmuren hebben verborgen.

Libanon

En nu ik toch persoonlijk ben: ik heb de laatste tijd veel geschreven over Libanon. De opbrengst van mijn korte geschiedenis is onlangs overgemaakt naar Cordaid. Dat geldt ook voor de royalties van de cursus die ik insprak voor Home Academy. Lees het boek (u bestelt dat hier) of beluister de cursus (u bestelt die daar).

En verder: op donderdag 20 november is er een lezing over het antieke Libanon in Boekhandel Van Rossum aan de Beethovenstraat 30-32 in Amsterdam (tramlijn 5, halte Gerrit v/d Veenstraat). Ik sta daar vanaf 20:00 te loeien. Ook aanwezig is de beroemde classicus Hein van Dolen, met wie ik heb mogen samenwerken bij het boek Goden en halfgoden. Hein leest een oude Fenicische mythe voor. Het wordt een leuke bijeenkomst en aanmelden is aangeraden.

#coherentietheorieVanDeWaarheid #correspondentietheorieVanDeWaarheid #digitaleHistorischeTaalkunde #FaitsDivers #HeinVanDolen #IndoEuropeanistiek #Mexico #NederlandsKlassiekVerbond #Nijmegen #taalkunde #wetenschapsjournalistiek

2025-05-10

Caesar bij Atuatuca: Berg?

Berg

Archeologie en teksten, dat is een ongemakkelijk huwelijk. Ik heb hier weleens uitgelegd waarom archeologen volgens mij wat al te makkelijk veronderstellen dat de Drususgrachten in Nederland hebben gelegen. Soms missen archeologen een kans om hun vakbroeders, de classici, te helpen: de vondsten in Velsen kunnen niet én bij een castra behoren én bij een castellum genaamd Flevum. Tenzij we het Latijn niet goed begrijpen, en het zou leuk zijn als archeologen eens over woordbetekenissen discussieerden met hun collega’s. Eerstgenoemden hebben laatstgenoemden iets te bieden. Ook de opgravingen van Herwen en Heerlen bieden meer mogelijkheden tot samenwerking dan momenteel worden waargemaakt.

Sommige dingen waren vroeger beter dan nu. De opleidingen waren bijvoorbeeld langer. De studieduurbekorting van de jaren tachtig beroofde archeologiestudenten van een eerlijke kans vertrouwd te raken met teksten – zelfs in vertaling. Andere dingen zijn tegenwoordig dan weer beter dan vroeger: archeologiestudenten leren veel meer over technieken en raken met meer data vertrouwd. Ook dat leidt echter weg van vertrouwdheid met de antieke bronnen. En dan ontstaat het gevaar dat je eerdere inzichten als vanzelfsprekend overneemt, zonder te weten dat classici en oudhistorici die inmiddels hebben weerlegd. Er is geen bewijs dat Hadrianus ooit in Voorburg is geweest, wat de plaatselijke VVV ook beweert, en het is hoogst discutabel Nijmegen als stad te typeren, wat de plaatselijke VVV ook beweert.

Daar komt nog bij dat archeologen een voorkeur hebben voor de correspondentietheorie van de waarheid terwijl hun collega’s een voorkeur hebben voor de coherentietheorie. (Dit was het thema van de discussie over maximalisme en minimalisme, die in Nederland na de studieduurbekorting abrupt ten einde is gekomen.) Doordat wetenschappers dezelfde woorden anders gebruiken, liggen misverstanden op de loer, en als de betrokkenen elkaar willen begrijpen, moeten ze beginnen heel goed naar elkaar te luisteren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ik herinner me een oudhistoricus die voorstelde een gesprek over interdisciplinariteit te voeren met Zoom of Teams, waarop de archeoloog concludeerde dat zijn collega de diepte van de problematiek niet doorgrondde en besloot de discussie op te schorten. Ik denk terecht.

Willen we de archeologie meer laten profiteren van de inzichten van tekststudie en willen we classici/oudhistorici meer laten profiteren van de archeologie, dan zijn ook meer data nodig. Veel meer data. Op dat punt is de conflictarcheologie belangrijk, omdat die vaak gaat over korte, snel ontwikkelende gebeurtenissen, zoals beschreven in teksten. Archeologie is hier geen wetenschap van de brede tijdsaanduidingen.

Berg

En nu is er een leuke ontwikkeling: Nico Roymans, die al jaren bezig is een brug te slaan tussen enerzijds de bodemvondsten en anderzijds het geschreven bewijs over de veldtochten van Julius Caesar, heeft een locatie gevonden waar Ambiorix’ Eburonen het Romeinse Veertiende Legioen kunnen hebben verslagen. Het zou gaan om Berg, de heuvel die je, fietsend van Maastricht naar Tongeren, twee kilometer voor aankomst rechts ziet liggen. Er staat een mooi oud kerkje. Hier zijn allerlei munten gevonden, heel erg veel munten zelfs. die sterk suggereren dat dit voor de Eburoonse stam de centrale plaats is geweest.

De hypothese, die al een tijdje rondzong, moet nog uitgebreid worden getest. En aangezien er daar wat grote infrastructurele projecten zijn, zijn er zowel bedreigingen als kansen. Op de uitkomst van het onderzoek vooruitlopend: er is iets dat heel erg voor deze hypothese pleit. Tongeren heette in de keizertijd Atuatuca en zo heette ook de plek waar het Veertiende ten onder ging. Tongeren zelf kan niet dat Eburoonse Atuatuca zijn, want vondsten uit die vroege tijd zijn afwezig. Bovendien is er zó veel gegraven in die stad, dat we niet langer mogen zeggen dat “absence of evidence is no evidence of absence”. Er woonden rond het midden van de eerste eeuw v.Chr. geen Eburonen, punt. Alle andere genoemde locaties liggen echter vér van Tongeren. Kanne-Caestert is weleens genoemd, onder andere door de Vlaamse archeoloog Heli Roosens, maar het zou betekenen dat de naam Atuatuca over een enorme afstand is verplaatst. Daarvoor kennen we geen parallel. Berg heeft dit bezwaar niet.

Meer onderzoek

We hebben nu meer data en een toetsbare hypothese, maar zoals gezegd: meer onderzoek is nodig. Degenen die uitgaan van de correspondentietheorie van de waarheid, zullen vermoedelijk pas tevreden zijn als er scherp dateerbare wapenvondsten zijn en slingerstenen met XIV of XIIII erop. Dat zal nog lastig worden – en juist dat maakt het debat over de twee door oudheidkundigen gebruikte waarheidstheorieën zo spannend, zo boeiend, zo belangrijk en zo urgent.

Eerder heeft Roymans geopperd dat Thuin de plaats was waar de Aduatuci (niet te verwarren met Atuatuca) werden belegerd, dat Kessel de plek was waar de Usipeten en Tencteri zijn verslagen, en dat bepaalde muntschatten in Zuid-Limburg de stille getuigen zijn van de door Caesar aangerichte genocide onder de Eburonen. Ik heb de discussie over deze hypothesen altijd vreemd gevonden. Ze behoorde te gaan over waarheidstheorieën en over de aard van het oudheidkundig bewijs; in de praktijk werd de correspondentietheorie impliciet aangenomen. Ik had, om te citeren wat een archeoloog over een soortgelijke discussie zei, de indruk dat menigeen de diepte van de problematiek onvoldoende doorgrondde.

Wat eigenlijk moet gebeuren? Meer kennis van de aard van de oudheidkundige bewijsvoering, dat om te beginnen. Daarnaast meer kennis van de problematiek van antieke bronnen, in vertaling. Kortom, we moeten de archeologische opleidingen terug brengen tot het wetenschappelijk minimum (zes of zeven jaar dus) en oud-studenten een kans geven zich bij te scholen om hun kennis op peil te brengen.

Literatuur

#absenceOfEvidenceIsNotEvidenceOfAbsence #Ambiorix #Atuatuca #België #Berg #coherentietheorieVanDeWaarheid #conflictarcheologie #correspondentietheorieVanDeWaarheid #HeliRoosens #interdisciplinariteit #JuliusCaesar #KanneCaestert #maximalismeEnMinimalisme #NicoRoymans #waarheid #XIVGemina

2014-06-28

Aquaduct

De bovenloop van het aquaduct op het terrein van Museumpark Orientalis

1.

In het oosten van Nijmegen ligt een oud Romeins aquaduct. De vijver, de geulen en de drie dammen zijn goed vergelijkbaar met antieke waterleidingen als die in Dorchester en Tongeren, maar er zijn weinig concrete vondsten gedaan. Hout, het materiaal waarmee de eigenlijke waterloop was gebouwd, is nu eenmaal vergankelijk en kan niet meer worden opgegraven.

Het is daarom begrijpelijk dat er een stevige discussie is losgebarsten of de vijver, geulen en dammen wel door de Romeinen zijn aangelegd. Aanvankelijk waren het sceptische burgers die vragen stelden; later kwamen daar journalisten bij; daarna gaf de Nijmeegse Rekenkamer advies; tot slot oordeelde de Nijmeegse politiek dat er geen reden was tot twijfel. De affaire interesseert me, maar niet om de vraag of er werkelijk een aquaduct is geweest. Voor zover we weten, was het er. Voor zover we weten, is de kritiek onterecht. Daarom is de scepsis zo boeiend. De Nijmeegse archeologen betalen namelijk voor fouten die niet zij hebben gemaakt.

2.

Eerst even een woord over de kritiek. De sceptici stellen dat er, alvorens te concluderen dat er een aquaduct is geweest, sprake moet zijn van concrete, positieve aanwijzingen. Zulk bewijs is echter niet te leveren: zoals gezegd is het bouwmateriaal te vergankelijk om op te graven. De onmogelijkheid iets vanuit direct bewijsmateriaal te reconstrueren geldt echter niet alleen voor het aquaduct, ze geldt voor alles uit de oude wereld. De oudheidkundige disciplines hebben nu eenmaal een smalle empirische basis.

Dat wil niet zeggen dat de oudheidkundige machteloos staat. In zijn omgang met de schaarse informatie lijkt hij meer op een detective of een medewerker van een inlichtingendienst: hij interpreteert aanwijzingen. Die interpretatie wordt gecontroleerd door enkele vuistregels: voor classici zijn er de eliminatie van bronnen en de eliminatie van manuscripten, voor historici de Everest Fallacy, de positivistische misvatting en testis unus testis nullus, terwijl archeologen wel eens spreken van absence of evidence is not evidence of absence. Deze regels worden zelden expliciet benoemd, maar de oudheidkundige wetenschappen zijn minder speculatief dan ze soms lijken.

De onderzoekers kunnen hun reconstructies bovendien toetsen door ze te vergelijken met andere reconstructies. Dat geldt bij de bestudering van oude teksten: ook al bestaat een inscriptie uit maar een paar letters, er valt door vergelijking met soortgelijke teksten vaak heel wat van te maken, zoals in dit voorbeeld. Dat geldt bij de bestudering van antieke samenlevingen: vergelijking met andere voorindustriële culturen leert dat bepaalde reconstructies waarschijnlijker zijn dan andere. En dat geldt voor de archeologie: de hypothese dat een vijver, wat geulen en drie dammen samen een aquaduct vormden, zou boterzacht zijn als we haar niet konden vergelijken met bijvoorbeeld Tongeren en als we de waterbehoefte van de legioenbasis van Nijmegen niet konden vergelijken met die van andere bases (om zo vast te stellen dat er een aquaduct geweest moet zijn omdat de capaciteit van de lokale waterbronnen te gering was). Naast empirie beschikt de oudheidkundige dus over vergelijkingen. Of, in jargontermen: naast de correspondentietheorie van de waarheid speelt de coherentietheorie een rol. Nog anders gezegd: de oudheidkunde is geen louter empirische maar tevens een rationalistische wetenschap.

Wie dus van een archeoloog of een andere oudheidkundige empirisch bewijs voor zijn reconstructie vraagt, zoals in Nijmegen gebeurde, heeft niet voldoende begrepen dat alles in de oudheidkunde draait om een gierend datagebrek en dat de vaktheorie ertoe dient om dat te omzeilen.

3.

Niemand verplicht mensen om dat te weten en ik zal geen enkele kritische burger iets kwalijk nemen. Sterker nog, ik ben blij dat er burgers en journalisten zijn die kritische vragen stellen. Er is namelijk – en nu kom ik ter zake – iets grondig verkeerd met de wijze waarop oudheidkundigen hun publiek voorlichten, en daarvoor betalen de Nijmeegse archeologen, die het zo slecht niet hebben gedaan, nu ten onrechte de rekening.

Simpel gezegd: 40% van de archeologische persberichten bevat onjuistheden die de betrokkenen hadden moeten herkennen. In Nederland is het wat minder, in landen als Griekenland en Israël is het wat meer, maar scepsis is gerechtvaardigd. Archeologen zijn ook niet de enige oudheidkundigen die overdrijven: hier is een recent voorbeeld van een onderzoeker die heus wel weet dat wat hij presenteert als ontdekking slechts een hypothese is. Een aantrekkelijke hypothese, zeker, maar ook niet meer dan dat.

Dit soort overdrijvingen illustreert de belangentegenstelling tussen enerzijds de wetenschapper en de wetenschappelijke instelling en anderzijds de wetenschap en u. De onderzoeker vergroot met een gelikt persbericht zijn kans op media-exposure, want hij werkt doorgaans voor een instelling die van hem verwacht dat hij een deel van zijn financiering zelf regelt, maar hij bereikt op de korte termijn vooral dat mensen verkeerde noties krijgen over zijn vakgebied. Op de middellange termijn worden de overdreven claims doorgeprikt, zeker nu een derde van de bevolking een hogere opleiding heeft en junkwetenschap kan beoordelen, en op de lange termijn is de wetenschap ongeloofwaardig geworden. Daarmee bent u gedupeerd.

Nijmegen heeft de pech dat de scepsis ten aanzien van de archeologie door de Venlose mikve-affaire een boost heeft gekregen, maar dat was bepaald geen noodzakelijke voorwaarde om een relletje geboren te laten worden. Archeologen en andere oudheidkundigen kampen wereldwijd al jaren met een geloofwaardigheidsprobleem. Er zijn teveel claims doorgeprikt. Het is echter niet terecht dat nu de archeologen in Nijmegen daarvoor opdraaien: hun valt weinig verwijten, behalve dat ze een beroep uitoefenen dat wordt bekritiseerd.

4.

Ik betoog dus dat het feit dat bona fide archeologen onder vuur liggen, mogelijk is geworden doordat het vakterrein als geheel ongeloofwaardig begint te worden. De archeologen moeten nu alle zeilen bijzetten om het vertrouwen te bewaren. En niet alleen de archeologen. Ik schrijf dit stukje als opmaat voor een vervolg over classici en oudhistorici.

Er is nog een tweede reden om alert te zijn: het informatieaanbod is door de opkomst van het internet zó ver vergroot dat mensen gedwongen zijn selecties aan te brengen. De wetenschap moet nu concurreren met andere kennistradities. Elke discipline moet nu tonen waarom haar informatie beter is dan andere. Dit is dan ook de strekking van het KNAW/JA-advies van twee jaar geleden: leg het wetenschappelijk proces uit. Dat advies werd overigens beslist niet voor het eerst gegeven – ik ken het zelf sinds 2006 en neem aan dat het binnen de universiteit al langer de ronde doet.

De echte vraag is daarom niet wat die geulen nou zijn of hoe oudheidkundigen omgaan met hun datatekort, maar waarom ze zich doorgaans niet adequaat uitleggen. Zouden ze wel uitleggen wat de oudheidkundige disciplines maakt tot een wetenschap, dan zou er begrip hebben bestaan voor de vergelijkingen waarmee ze de waarheid benadert. Dan zouden er geen verontruste burgers zijn geweest die de vele misschiens en waarschijnlijks uit de oudheidkundige publicaties ten onrechte hadden uitgelegd als aanwijzing dat er geen aquaduct is. En we zouden niet hebben meegemaakt dat een Rekenkamer onwetenschappelijk over wetenschappers oordeelde. Met betere wetenschapsvoorlichting zou het Nijmeegse relletje te vermijden zijn geweest.

5.

Tijdens het schrijven van dit stukje vernam ik dat de Nijmeegse gemeentearcheologen denken aan de publicatie van een boekje om alle argumenten op een rij te zetten. Ik denk dat het rendement van een goede website groter is, maar het is een goed idee.

Deze blog, die u ook via het Whatsapp-kanaal kunt volgen, is niet mijn enige activiteit. Ik bied ook cursussen aan.

Zelfde tijdvak


Verkiezingen in Algerije

december 12, 2019
Kwakgeschiedenis: Griekse theaters

oktober 17, 2017
Peter Connolly

mei 6, 2016 Deel dit:

#absenceOfEvidenceIsNotEvidenceOfAbsence #aquaduct #coherentietheorieVanDeWaarheid #correspondentietheorieVanDeWaarheid #NijmeegseAquaductaffaire #Nijmegen #TestisUnusTestisNullus #UlpiaNoviomagus

nijmegen_aquaduct_orientalis1

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst