Geliefd boek: Die Erweiterung
“Deze roof raakt iedere Roemeen” schreef Mira Feticu in het NRC van 1 februari jongstleden. Het gaat hier natuurlijk om de kunstroof uit het Drents Museum in Assen, waarbij de gouden helm van Coțofenești en drie armbanden van hetzelfde metaal werden buitgemaakt. Feticu legde uit hoeveel meer die helm voor de Roemenen betekent dan louter nationaal erfgoed. Hij is het symbool, de personificatie van hun nationale identiteit. En die nationale identiteit betekent meer voor een Balkanland dan wij ons hier in Nederland, of in West-Europa überhaupt, kunnen voorstellen.
Robert Menasse, Die Erweiterung
In 2022 kwam Die Erweiterung van Robert Menasse uit. De Nederlandse uitgave van deze roman heet De uitbreiding. Het Duitse “Erweiterung” is echter een veel dubbelzinniger woord: het betekent niet alleen uitbreiding, maar ook verwijdering. Verwijding en verwijdering.
Robert Menasse is de werkelijkheid drie jaar voor geweest. Ook hier is sprake van een gestolen helm met een grote symbolische betekenis. De roman begint in het Kunsthistorisch Museum in Wenen, waar een boomlange werkstudent suppoost is in “de roestkamer”, zoals de belangrijkste historische wapenverzameling van Europa door het personeel onder elkaar wordt genoemd. Een van de stukken in de roestkamer is de helm van Skanderbeg. Skanderbeg, zijn eigenlijke naam was Gjergje Kastriotti, is de nationale volksheld van Albanië. Hij verenigde in de vijftiende eeuw de verschillende Albaanse stammen in de strijd tegen de Osmanen en was daarmee de grondlegger van het koninkrijk Albanië.
De helm van Skanderbeg (©Wikimedia Commons | Gebruiker Jebulon)
Rond 2018 wil de republiek Albanië dolgraag bij de Europese Unie. Het is dan al vier jaar kandidaat-lidstaat. Het land zet vol in op het invoeren van de Europese staatsrechtelijke standaarden. Op het gebied van Justitie zijn bijvoorbeeld al grote stappen gemaakt: de willekeur en het smeergeld zijn in de hogere regionen zo goed als verdwenen. Albanië, kortom, doet ongelofelijk zijn best. De Europese Unie staat echter niet te trappelen om de kleine broeder in haar gelederen op te nemen. Frankrijk en Nederland spreken zelfs een veto uit. Maar ze nemen dat schielijk terug als ze beseffen dat Albanië weliswaar een klein landje met een grote moslimbevolking is, maar dat het vol zit met koper, nikkel, chroom, bauxiet, olie en aardgas. Daardoor komt Polen, dat zich door het veto van de twee landen niet uit hoefde te spreken, naar voren als grootste tegenstander van de toetreding van Albanië. Het katholieke Polen van de Pis-partij wenst geen moslimland in Europa.
***
In de Albaanse hoofdstad Tirana wordt intussen druk overlegd. Hoe kan Albanië toch een voet tussen de deur van de Europa krijgen? Fate Vasa, Albaans dichter en adviseur van de president, komt met het idee om de Europese Unie symbolisch te confronteren met een al even symbolisch Groot-Albanië. Er wonen immers Albanezen in Kosovo, Montenegro en Servië, in Noord-Macedonië en in Griekenland. En wat representeert dat Groot-Albanië beter dan de helm van Skanderbeg? Vate adviseert om de helm bij het Kunsthistorisch Museum in Wenen terug te eisen. Er staan verkiezingen voor de deur en de helm van Skanderbeg zal bij heel wat kiezers aanslaan, wat mooi meegenomen is.
Als de oppositie achter dit plan komt is ze in alle staten: als het de minister-president inderdaad lukt om de helm uit Wenen los te krijgen hoeft de oppositie bij wijze van spreken niet eens met de verkiezingen mee te doen. De symboliek van de helm is eenvoudigweg te groot. Wat te doen? Besloten wordt de helm dan maar te stelen, zodat de minister-president er niet mee aan de haal kan gaan.
***
De geschiedenis van de helmdiefstal zal door het hele boek meanderen. Maar nu eerst iets over het verschil tussen beschrijven en vertellen. Blz. 387-388. Gino Trashi, de boulevardpers-fotograaf met de toepasselijke naam, wil met zijn foto’s een verhaal vertellen.
Er hatte einmal einen Artikel von Ismail Kadare gelesen, seinem Lieblingsautor, dem grössten albanischen Schriftsteller, es ging um die Unterschied zwischen Beschreiben und Erzählen. Beschreiben, so Kadare, erhebe den grössten Anspruch an Objectivität, Authentizität und Erkenntnis und leiste doch nichts davon. Es sei bloss ein tautologischer Akt, der das, was der Leser onehin schon wisse und kenne, vorführe. Man könne ein Wald, aber auch ein Radiergummi, nur zum Beispiel, mit extremer Genauigkeit und sachlichem Blick auf zehn oder gerade fünfzehn Seiten beschreiben – es gebe Autoren, die das können und er für kühn und besonderes gekonnt halten – aber am Ende wisse der Leser nur, was ihm nie ein Rätsel gewesen sei: Das ist ein Wald, oder das ist ein Radiergummi. Und wenn der Autor etwas beschreibe, was der Leser noch nicht kenne, zum Beispiel die Regentänze der Hopi-Indianer oder die Gesetze der Blutrache in den Noordalbanischer Bergen, dann treffe gleichwohl das selbe Verdikt darauf zu: Die Beschreibing bestätige den Leser nur darin, was er schon wisse, nämlich dass ihm das Beschriebene völlig fremd sei. Wie langweilig! […] Der Erzähler aber zeige nicht der Oberfläche, sondern setze das Wesen ins Bild, halte nicht nur die Moment fest, sondern lasse ihn fliessen, vom Grund zur Wirkung. Erst der Anspruch des Beschreibens habe das Unbeschreibliche zur Welt gebracht, wärend wir alles erzählen können, letzlich auch das Unbeschreibliche.
Menasse is een rasverteller. “Vom Grund zur Wirkung” vloeien de verhalen uit zijn pen. Ze vlechten zich door elkaar, kronkelen door Europa, door het politieke theater en door de tijd. En door Albanië, uiteraard. Ik ga niet proberen het boek verder te beschrijven. Dat wordt een slap aftreksel dat Die Erweiterung geen recht doet. Het verhaal hieronder, dat de Albaanse en de Europese geschiedenis samenbrengt, wil ik je echter niet onthouden. Blz. 277/278. Het geeft een inkijk in de Kanun, het Albaanse gewoonterecht, dat in afgelegen delen van Albanië nog altijd geldt. De Kanun gaat niet alleen over eer en bloedwraak, maar ook over gastvrijheid. Die is heilig. Het verhaal speelt in 1944, in de afgelegen bergen van Noord-Albanië. Een Albaanse nazi, ene Essad Bej Demoli, heeft met Duitse medewerking een divisie opgericht: SS divisie Skanderbeg.
Demoli brüllte. Der Jude! Hier versteckt. Wir wissen. Der Jude. Wo steckt er. Heraus mit ihm. Ansonsten.
Adnit Raxhaku hatte keine Angst um sein Leben. Diese Soldaten waren Albaner. Auch wenn sie Deutsche Uniformen trugen. Er erkannte sie an die bunte Strümpfen aus dicker Wolle, und an die traditionelle Albanischen Filzhauben, die manche statt der Deutschen Feldmützen trugen … Und er wusste: Man würde ihn, weil er eine jüdische Flüchtling versteckt hatte und also dem Kanun gehorchte, nicht töten, kein Albaner würde dass tun, nicht hier, wissend, dass Verwandte des Ermordeten, bis zum letzten Clans, nicht ruhen und rasten würden, bis der Mörder seinerseits getötet war, der Mörder würde keine ruhige Minute mehr in seinem Leben haben, müsste ewig auf der Flucht sein oder sich versteckt aufhalten. Ein Albaner, der hier einen Albaner tötet, wäre selbst tot, früher oder später, Deutsche Uniform hin oder her. Das gebietet der Kanun.
In dieser situation, als der Bauer Adnit Baxhaku stramm vor dem geblendeten, schreienden Essad bej Demoli stand, prallten zwei Gesetze der Kanun aufeinander: das Gesetz der Blutrache und das Gesetz der Gastfreundschaft. Er war sicher, dass er für das Versteck des Juden nicht hingerichtet werden würde. Aber er wusste zugleich, dass er, wenn er den Juden auslieferte, was er nicht verhindern konnte, sozial gestorben wäre. Denn er hat die Besa gebrochen, das Ehrenwort […]
Also sagte er: Ich hole ihn. Ging ins Haus, wo sein Sohn mit dem junge Jude, der etwa das gleiche Alter wie er hatte, etwas mehr und etwas weniger als siebszehn Jahre, besammen sass, Hand in Hand, und sagte zu seinem Sohn: Du gehst mit ihnen. Und du sagst kein Wort. Der Sohn, er hiess Agan, begriff, stand auf und nickte. Der Vater umarmte ihn, küsste ihn auf den Mund, führte ihn hinaus und sagte: Das ist er.
So hatte er seinen Gast beschützt, wie der Kanun es befahl.
So wurde der Deutschprager Jude Egon Lenz gerettet.
Egons kleindochter Yberle zal nog een rol in Die Erweiterung spelen. De helm van Skanderbeg duikt aan het eind van het boek weer op, in de SS Skanderbeg – anno 2020 geen SS- divisie, maar het Albaanse cruiseschip waarop een informele conferentie plaatsvindt over de toetreding van Albanië tot de Europese Unie. Het einde is onthutsend en ontluisterend. Zoals eigenlijk het hele verhaal onthutsend en ontluisterend is. Menasse geeft een messcherpe analyse van het menselijk tekort zoals dat zich op allerlei niveaus manifesteert.
Ik heb het ademloos gelezen.
Op mijn uitnodiging aan de vaste lezers van deze blog om geliefde boeken te delen, ging Saskia Sluiter, de auteur van De Staalwoestijn, voor de zesde keer in. Ze schreef eerder over Robert Menasses boek Die Hauptstadt. Dank je wel Saskia!
#Albanië #Dacië #geliefdBoek #goudenHelmVanCoțofenești #IsmailKadare #MiraFeticu #OttomaanseRijk #RobertMenasse #Roemenië #Skanderbeg