#Herodianos

2025-11-03

Het Senaatsgebouw in Rome (1)

Het door Julius Caesar gebouwde Senaatsgebouw

Een van de opvallendste gebouwen op het Forum Romanum, althans in de huidige staat, is het Senaatsgebouw, de Curia. Het ziet eruit als een grote bakstenen kubus. Daarvóór lag het Comitium, waar vertegenwoordigers van het volk zich bij officiële gelegenheden verzamelden.

Senaat en Volksvergadering

Volgens de staatsrechtelijke fictie die is verwoord in de formule Senatus PopulusQue Romanus (S.P.Q.R.), regeerden “Senaat en Volk van Rome” samen over het wereldrijk. Comitium en Senaatsgebouw vormden daarom hét bestuurscentrum van de Mediterrane wereld – althans in theorie. In de praktijk was het de keizer die het beleid bepaalde. Het échte hart van het imperium was dan ook het Auditorium op de Palatijn, waar de vorst overlegde met zijn adviseurs.

Ook al had de Senaat in de Keizertijd nog maar weinig invloed, toch deed de heerser er goed aan het college met respect te bejegenen. De zeshonderd multimiljonairs die er zitting in hadden, konden het ook iemand die dertig legioenen commandeerde immers knap lastig maken.

De Volksvergadering daarentegen was vanaf de regering van de eerste keizers – en eigenlijk al vanaf de laatste drie, vier jaar van Julius Caesar – echter monddood. Het is terug te zien in het ontwerp van dit deel van het Forum: het door Caesar gebouwde Senaatsgebouw stond deels over het Comitium, dat zo een stuk kleiner en overeenkomstig onbeduidender werd.

Ontstaan

De oudste vergaderzaal van de Senaat, de door koning Tullus Hostilius in legendarische tijden gebouwde Curia Hostilia, verrees op de plaats waar nu de SS. Luca e Martina staat, of beter: tien meter daaronder. Toen Sulla het aantal senatoren uitbreidde, liet hij ook die vergaderzaal vergroten. De nieuwbouw brandde echter af tijdens een rel in 52 v.Chr., wat Caesar de mogelijkheid bood zijn naam te verbinden aan de nieuwbouw: de Curia Julia. De vergaderzaal kreeg dezelfde oriëntatie als het Caesarforum en werd door Octavianus ingewijd in augustus 29 v.Chr., de maand waarin hij ook de tempel van de vergoddelijkte Caesar en een nieuw Sprekerspodium in gebruik nam.

Vóór de Curia stond een kleine zuilenhal, het Chalcidicum, die ruimte bood aan een standbeeld van de godin Minerva. Bezoekers van de Senaat, zelfs koningen, moesten hier even wachten voor ze werden binnengelaten. (Dat koningen moesten antichambreren, is een van de argumenten waarom Caesar vermoedelijk niet naar het koningschap verlangde: hij was daarvoor veel te verheven.) Het gebouw zelf was bekleed met wit marmer en beschilderd stucwerk, terwijl op de nok een gevleugelde Victoria leek neer te strijken. De twee godinnen symboliseerden de wijsheid van de senatoren en de kracht van het imperium.

De plaats waar de consuls (en de keizer) zaten

De inrichting

In de vergaderzaal zelf stonden driehonderd zetels, voldoende om de helft van de senatoren een plaats te geven. (Als er meer aanwezigen waren, vergaderde de Senaat in de tempel van de Eendracht.) De muren van de tegenwoordig nogal donkere ruimte waren in de Oudheid deels versierd met gekleurd marmer, mozaïeken en stucwerk, terwijl het houten dak schitterde van het goudbeslag. Achterin de zaal stonden de zetels van de consuls en de keizer en een ander beeld van Victoria. Vanuit de zaal gezien leek die godin neer te dalen op de keizer. Volgens de derde-eeuwse geschiedschrijver Herodianos vond keizer Heliogabalus, die tevens priester was van de Syrische zonnegod Elagabal, dat boven Victoria een afbeelding van een hogere godheid moest hangen:

Daarom liet hij een groot schilderstuk maken ten voeten uit zoals hij placht op te treden bij de vervulling van zijn priesterambt. Hij werd geschilderd terwijl hij offerde aan zijn god, die hij tevens op het schilderij liet afbeelden. Dit stuurde hij naar Rome met de opdracht het op te hangen in het midden van een wand van de Senaatszaal, heel hoog, boven het hoofd van Victoria, waarvoor de senatoren bij hun bijeenkomsten wierook offeren en wijn plengen.noot Herodianos, Geschiedenis 5.5.7.

Vanzelfsprekend viel dit niet in goede aarde. De senatoren konden ermee leven dat een oppergod stond boven Victoria, maar niet met het feit dat de keizer zich presenteerde op gelijke hoogte met het Opperwezen. Onnodig te zeggen dat het schilderij na de dood van de priester-keizer prompt werd verwijderd.

[Wordt vervolgd]

#Augustus #Comitium #Curia #Elagabal #ForumRomanum #Heliogabalus #Herodianos #JuliusCaesar #LuciusCorneliusSulla #Minerva #Octavianus #Rome #Senaat #TullusHostilius #Victoria #volksvergadering

2025-08-27

Antonijnse Epidemie

De genezende godheid Asklepios (Archeologisch museum, Antalya)

U weet: oudheidkunde is de wetenschap van de dataschaarste. Daardoor zijn er allerlei dingen die je nooit weten zult omdat je ze eenvoudigweg niet weten kunt. De Alpenpas waarover Hannibal naar Italië trok bijvoorbeeld. De data die oudheidkundigen wél hebben, zijn bovendien divers en worden bestudeerd door verschillende soorten onderzoekers, die onvoldoende communiceren om elkaar echt te begrijpen. Neem de gebeurtenis die bekendstaat als de Antonijnse Epidemie: de ziekte die na 165 na Chr. het Romeinse Rijk trof. Bij nader inzien is het allemaal minder duidelijk dan het lijkt.

Pestis, lues, loimos

Waaruit bestaat het bewijsmateriaal? Toevallig weet ik er iets van, omdat ik ooit belangstelling had voor demografische ontwikkelingen in de Romeinse tijd. Diverse bronnen noemen ziektes en gebruiken dan Latijnse woorden als pestis en lues of Griekse woorden als λοιμός. Hoewel “epidemie” de vertaling kan zijn, wil dat nog niet zeggen dat er sprake was een epidemie. Om te beginnen hebben deze woorden een bredere betekenis. Feitelijk verwijzen ze naar aandoeningen waarvoor antieke artsen geen meer specifieke naam hadden. Dat is dus elke ziekte die ze voor ’t eerst constateerden, ongeveer zoals wij in het najaar zeggen dat “de” griep heerst, ongeacht welk virus dat precies is.

Het tweede probleem is dat mensen het idee kunnen hebben gehad dat er iets aan de hand was, zonder dat dit feitelijk zo was. (Vergelijk de heksenwaan in de late zestiende eeuw.) Als we in onze bronnen dus lezen over een epidemie, betekent dat nog niet dat die er is geweest. Daarover zo meteen meer. Het derde probleem is dat vermeldingen van nare ziektes behoren tot de Grieks-Romeinse topiek. Wie het wangunstig tijdsgewricht wenste te betreuren, noemde epidemieën, misoogsten, de uitputting der mijnen, vijandelijke invallen en meer van zulk fraais.

Concreet zijn er allerlei bronnen die melding maken van een ziekte ten tijde van de keizers Marcus Aurelius en Lucius Verus. Ik noem de redenaars Lucianus en Aelius Aristides, de arts Galenus en de Historia Augusta, die voor deze jaren teruggaat op een betrouwbare bron. Ook Ammianus Marcellinus verdient vermelding: hij meldt dat de ziekte uitbrak toen Romeinse soldaten tijdens Lucius Verus’ Parthische Oorlog een Mesopotamische tempel plunderden en de ziekte uit een Pandora-achtig kistje lieten ontsnappen.

Feit? Ja. Nepfeit? Dat ook.

Dit zegt op zich niets. Dat we over iets bronnen hebben, zelfs veel bronnen, wil nog niet zeggen dat het belangrijk is (“positivistische misvatting”). Het enige wat we weten kunnen is dat er mensen waren die dáchten dat er een ziekte was uitgebroken. Dat denkbeeld kan een Lucius Verus hebben doen besluiten zijn oorlog tegen de Parthen af te breken. In de zin dat het idee van een epidemie leidde tot zo’n crisismaatregel, was de Antonijnse Epidemie reëel. In die zin, maar dan ook alleen in die zin, is er sprake van een historisch feit.

Er zijn redenen tot aarzeling. De geschiedschrijvers Cassius Dio en Herodianos noemen ook een epidemie, maar die was wel een kwart eeuw later. De Historia Augusta noemt besmettelijke ziektes ten tijde van Hadrianus en Antoninus Pius. Marcus Aurelius noemt in zijn Persoonlijke aantekeningen geen epidemie. We hebben slechts één epidemie-gerelateerde inscriptie die met zekerheid rond 165 te dateren is.

Daarom aarzelen oudhistorici al zeker anderhalve eeuw. Maar er blijven artsen die denken dat ze, aan de hand van klassieke teksten, een ziekte kunnen identificeren. Vervolgens, als ze dat denken te hebben gedaan, gaat zo’n conclusie een eigen leven leiden. Dan nemen oudhistorici aan dat de beschrijvingen, waarvan ze weten dat ze vaag zijn, toch verwijzen naar een reëel opgetreden aandoening en dan ontstaat, om zo te zeggen, een nepfeit.

Feitelijk is er tussen diverse onderzoekers onvoldoende communicatie om echt te begrijpen wat de collega’s nu eigenlijk bedoelen. De medische onderzoekers zouden iets beter moeten begrijpen dat antieke bronnen minder eenduidig zijn dan een modern medisch dossier, en dat de Antonijnse Epidemie wél reëel is in de zin dat het denkbeeld leidde tot maatregelen, maar níet reëel is in de zin dat er een identificeerbare bacil of viruskiem was. En de oudhistorici zouden iets kritischer mogen zijn op de bijdragen van niet methodisch-geschoolden.

Nieuw licht op de zaak

Het publieksboek dat behoort bij de expositie over Marcus Aurelius (tot 23 november in het Rheinisches Landesmuseum in Trier) bevat nu een intrigerend artikel van vijftien auteurs, die jaarringdateringen gebruiken om nieuw licht op de epidemie te werpen. Je kunt immers, als je monster ook spinthout en/of bast heeft, de kapdatum van een boom bepalen. Het team heeft ruim 2000 monsters uit de tweede en derde eeuw bekeken en geconstateerd dat er, juist op het moment dat er een epidemie zou moeten zijn, een afname van ongeveer een derde is in het aantal omgehakte bomen. Rond 175 wordt een dieptepunt bereikt, waarna er enig herstel is.

Het team ziet echter ook de complicaties. Primo, de afname zet eigenlijk al vóór 165 in. Secondo, ze heeft betrekking op Noordwest-Europa. (Het zou interessant zijn als we dit ook voor de Balkan, Anatolië en Armenië zouden vaststellen; andere gebieden zijn te arm aan bomen.) Terzo, er kunnen voor de afname van het aantal omgehakte bomen ook andere verklaringen zijn. Misschien speelde simpele ontbossing een rol. We kennen klachten over badhuizen die niet voldoende warm zijn gestookt.

En toch: dit is wel interessant onderzoek, van een type dat ik nog niet kende. En als u me een pistool op de borst plaatst en vraagt: “wat zijn de medische feiten die leidden tot het idee dat er een epidemie was?”, dan antwoord ik dat er diverse uitbraken van diverse ziektes waren, waaronder bijvoorbeeld pokken. Dat was eigenlijk helemaal niet opvallend, maar er was ook de schok van de nederlaag tegen de Parthen, en vervolgens kan een gerucht zijn aangezwollen en praatten alle antieke auteurs elkaar na. Het is net de moderne kletsende klasse.

Literatuur

Andreas Rzepcki e.a., “Der Seuche auf der Spur? Ein dendrochronologischer Bewertungsversuch der ‘Antoninischen Pest’ in Mitteleuropa” in: Peter Henrich (red.), Marc Aurel. Kaiser, Feldherr, Philosoph (2025) 79-89.

#AeliusAristides #AmmianusMarcellinus #AntonijnseEpidemie #CassiusDio #ClaudiusGalenus #dendrochronologie #epidemie #Herodianos #LucianusVanSamosata #LuciusVerus #MarcusAurelius #topiek

2021-03-08

“Naar alle kanten het Rijk vergroot” (2)

Ktesifon

[Vandaag het tweede van vier blogs over de veldtochten van keizer Septimius Severus (r.193-211), die het Romeinse Rijk bracht tot zijn grootste omvang. Dat dit onder Trajanus zou zijn gebeurd is vooral propaganda van Mussolini. Het eerste deel is hier.]

De verovering diende om de welvarende provincie Syrië meer veiligheid te bieden, aangezien deze door de Eufraat alleen slecht werd beschermd. De verovering van Mesopotamië was dus een defensieve maatregel. In dit licht moet ook de tweede Parthische veldtocht van Severus worden gezien: in 197/198 voer hij de Eufraat af naar de Koninklijke Kanalen, de verbinding tussen Eufraat en Tigris op het punt waar deze rivieren elkaar halverwege Irak even naderen. Herodianos schrijft (in de vertaling van M.F.A. Brok):

De troepen van Severus ontscheepten zich en plunderden het land. Alle vee dat hun in de weg kwam dreven ze weg om hun voedselvoorraad aan te vullen en de dorpen waar ze door kwamen staken ze in brand. Na korte tijd bereikten ze bij hun opmars Ktesifon, waar de koning der koningen resideerde. De Romeinse soldaten overvielen de volkomen verraste Parthen, vermoordden iedereen die hun in de weg kwam en plunderden de stad. Alle vrouwen en kinderen namen ze mee als krijgsgevangenen. De koning zelf was gevlucht met een groepje ruiters en zo konden de Romeinen zich ook van zijn schatkamers meester maken. Ze roofden alle sieraden en kostbaarheden en begonnen toen aan de terugtocht. (Herodianos 3.9)

Wat Severus’ tijdgenoot Herodianos hier beschrijft, is het type genadeloze afstraffing dat het uitgangspunt was van elke Romeinse defensiedoctrine. Men oordeelde dat het imperium pas veilig was als de vijand thuis had ervaren dat hij de Romeinen niet moest aanvallen. Dat de buit dit keer immens was, was mooi meegenomen, maar niet de reden voor deze campagne.

De hoeveelheid edelmetaal was echter kolossaal en er is geopperd dat het voldoende was om het financieringsprobleem waarmee het imperium kampte een halve generatie uit te stellen. De druk op de grenzen was in de loop van de tweede eeuw toegenomen en keizer Marcus Aurelius had zich genoodzaakt gezien het aantal legioenen uit te breiden van achtentwintig tot dertig. Hij had het gefinancierd door het allooi van de zilverstukken te verlagen, wat natuurlijk tot geldontwaarding leidde. Dankzij de buit uit Ktesifon kon Severus zich verder onthouden van creatieve geldschepping en toch extra legioenen lichten, die hij de weinig fantasievolle namen I  Parthica, II Parthica en III Parthica gaf.

De inname van Ktesifon was een triomf zoals de Romeinen nog maar zelden boekten en dat maakt het des te opmerkelijker dat Severus de overwinning op de koning der koningen niet liet vermelden op zijn ereboog op het Forum Romanum. Hij had zich Parthicus Maximus kunnen laten noemen, maar stelde zich tevreden met Arabicus en Adiabenicus, wat verwijst naar de stadstaatjes Edessa en Nisibis. Septimius Severus, die ook al een Parthische triomftocht afsloeg, was opmerkelijk bescheiden, voor een keizer.

[Wordt vervolgd]

#Edessa #Herodianos #IParthica #IIParthica #IIIParthica #Irak #Nisibis #SeptimiusSeverus #Syrië

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst