#PubliusVergiliusMaro

2025-10-30

Publius Annius Florus

Portret van een tijdgenoot van Hadrianus (Archeologisch museum, Zadar)

Al een paar keer heb ik op deze blog de Romeinse schrijver Publius Annius Florus genoemd, die zeker niet verbleef op de toppen der Parnassos, maar waaraan best een blogje te wijden valt. Florus weet namelijk wel hoe hij een verhaal moet vertellen en is bovendien een vertegenwoordig van wat weleens wordt aangeduid als het Zilveren Latijn. Die naam verraadt een oud waardeoordeel, namelijk dat het Latijn van de eerste eeuw v.Chr. het allerbeste was geweest. Toen stond er voor redenaars echt iets op het spel, en dat maakte het Latijn van auteurs als Cicero zo briljant. Daarna was de retorica in verval geraakt, en zouden geschiedschrijvers hielenlikkers zijn geweest. Nog steeds aardig Latijn, luidde het vooroordeel, maar geen Cicero.

Het vooroordeel is allang weerlegd. Ook een feestrede kan immers een literair hoogtepunt zijn. Los daarvan: geen taalkundige zal zeggen dat het taalgebruik van de ene eeuw beter is dan het andere. Desondanks blijven de zilveren schrijvers (zeker in het onderwijs) wat onderbelicht, hoewel het project van Plinius de Oudere, die feitelijk de wetenschap op de Grieken veroverde, een enorme ambitie verraadt, hoewel een Tacitus echt wel iets te melden heeft, en hoewel je nog altijd kunt lachen om dichters als Juvenalis en Martialis.

En toch. Zelfs als we het zilver opwaarderen, behoort Florus niet tot de top. Hij lijkt tussen pakweg 70 en pakweg 140 geleefd te hebben en publiceerde tijdens het bewind van keizer Hadrianus (r.117-138) een geschiedkundig overzichtswerkje en nog wat andere teksten. Het is overgeleverd onder verschillende namen: Florus, Annius Florus, Publius Annius Florus en Lucius Anneus Florus. Classici zijn het er echter over eens dat het gaat om dezelfde schrijver.

Biografie

In de Late Oudheid noteerde Virgilius van Toulouse wat biografische informatie over Florus. Die zou ten tijde van keizer Domitianus uit Africa naar Rome zijn gekomen om deel te nemen aan een poëziewedstrijd. Hoewel zijn voordracht kon rekenen op grote publieke bijval, won hij niet de eerste prijs. Zijn naam was echter gevestigd en hij werd een gevierd sofist: een concertredenaar die het publiek vermaakte met mooie, geïmproviseerde redevoeringen.

Na een rondreis door de Griekse wereld keerde hij terug naar Rome en reisde hij verder naar Gallië, wat suggereert dat hij geen patroon had kunnen vinden in de hoofdstad. Uiteindelijk vestigde hij zich in Tarragona, waar hij een school stichtte. Hij hield van de stad, schreef hij, waar de mensen eerlijk waren en het klimaat aangenaam. Hier schreef hij een dialoog over de vraag of de beroemde Vergilius moest worden beschouwd als een redenaar of als een dichter. Deze tekst is overgeleverd op zijn eigen naam, Publius Annius Florus.

Enkele jaren later, toen de Spaanse keizer Trajanus aan de macht was gekomen, keerde hij terug naar Rome, waar iedereen zijn gedichten bleek te kennen. Hier verbleef Florus nog steeds toen Hadrianus in 117 aan de macht kwam. Hij raakte bevriend met deze eveneens Spaanse keizer en het is interessant dat een familie genaamd Annius Verus in deze tijd een belangrijke rol speelde in het keizerlijk bestuur. Waren dat verwanten van Florus?

Zijn vriendschap met de vorst wordt geïllustreerd door een (beschadigd overgeleverd) puntdicht, waarin hij zich bewonderend uitliet over Hadrianus’ reislust, die hem voerde naar de onaangename landen aan de rand van de aarde:

Ik wil echt geen Caesar zijn,
lopen door Britannië,
schuilen bij <…>
kou in Skythië doorstaan.

Waarop Hadrianus antwoordde:

Ik wil echt geen Florus zijn,
lopen door de rosse buurt,
schuilen bij de voedselbank,
muggen vet van bloed doorstaan.noot Historia Augusta, Hadrianus 16; vert. John Nagelkerken.

Overigens krijgen we hier een doorkijkje naar Hadrianus zelf, want dit gedichtje is overgeleverd in de Historia Augusta, die via de biografieëncollectie van Marius Maximus (vroege derde eeuw) teruggaat op Hadrianus’ autobiografie. Blijkbaar was Hadrianus heel erg ingenomen met de door hem geschreven parodie.

Epitome

Terug naar Florus zelf. Hij is vooral bekend om de Epitome van de Geschiedenis van Titus Livius. Die is slechts twee boekrollen lang, gericht op krijgsgeschiedenis en eenzijdig pro-Romeins. Florus benut de aristotelische metafoor van groei, bloei en verval: de heerschappij van de koningen was Romes zuigelingentijd, de verovering van Italië was Romes jeugd, en als mediterrane macht was Rome volwassen. De onvermijdelijke conclusie dat Rome, nu het een keizerrijk was, feitelijk in verval was geraakt, is onvermijdelijk. Florus spreekt van de inertia Caesarum, en je hoeft geen Latijn te studeren om dat te vertalen. Het roept de vraag op wie de tekst hebben gelezen, want dit was geen compliment aan Hadrianus, die afzag van expansie.

Dit pessimisme is interessant, maar er is nog een reden om Florus, zelfs al vertelt hij eigenlijk alleen maar na wat Livius vóór hem had geschreven, niet te negeren: hij gaat verder waar Livius ophoudt. Diens geschiedwerk eindigde rond het jaar 9 v.Chr., maar Florus’ Epitome vertelt ook over latere campagnes. We weten niet zeker welke bronnen hij daarvoor heeft gebruikt, maar een daarvan moet een vóór 41 gepubliceerde geschiedenis van de Germaanse Oorlogen zijn geweest. Hij vertelt namelijk dat een van de drie tijdens de Slag in het Teutoburgerwoud verloren veldtekens nog steeds niet was teruggevonden, terwijl die standaard in 41 was heroverd bij de Chauken. De vergissing bewijst overigens dat Florus zelf niet veel wist over het verleden, want anders zou hij wel hebben geweten dat het veldteken weer in Romeinse handen was.

De Epitome is dus geen historiografisch hoogtepunt, maar desondanks een nuttige tekst, die ons enerzijds een idee geeft van de verloren delen van Livius’ Geschiedenis van Rome sinds de Stichting van de Stad en ons anderzijds informeert over enkele gebeurtenissen uit de eerste eeuw na Chr. En Florus vertelt vlot. Daarom is de Epitome tot in de negentiende eeuw gebruikt als schoolboek, wat welbeschouwd een eerbetoon is aan Florus’ vertelkwaliteiten.

#antiekeGeschiedschrijving #Domitianus #Hadrianus #HistoriaAugusta #MariusMaximus #PubliusAnniusFlorus #PubliusVergiliusMaro #Trajanus #VirgiliusVanToulouse

2023-04-15

Hero en Leandros

De Hellespont tussen Sestos (L) en Abydos (R)

Het verhaal is eigenlijk vrij simpel. In Sestos, aan de Europese kant van de Dardanellen (de antieke Hellespont), leefde Hero, priesteres van de godin Afrodite. Op de Aziatische oever, in Abydos, leefde haar geliefde Leandros. Die kon zijn vriendin alleen in de nacht bezoeken en daarom zwom hij elke nacht de zeestraat over. Hero stak altijd een fakkel aan, zodat Leandros wist waarheen hij moest richten. Op een keer woei de fakkel uit en raakte de zwemmer de weg kwijt. De volgende ochtend ontdekte Hero het levenloze lichaam van haar verdronken minnaar en sprong ze van een toren af, dood.

Het zou zomaar echt gebeurd kunnen zijn. De stromingen hier zijn berucht. Van de Griekse auteurs Polybios en Strabon weten we dat zelfs schepen onmogelijk rechtstreeks van de ene naar de andere oever konden varen. Bovendien valt Sestos niet rechtstreeks vanaf de tegenoverliggende kust te bereiken omdat de stroming van de haven af stroomt en zich richt op een punt even verderop. Op de aanlegplaats stond een toren, die voor schippers een noodzakelijk oriëntatiehulpmiddel was. In de Romeinse Keizertijd was dit baken vervangen door een vuurtoren.

Overlevering

Het verhaal, dat niet gaat over goden of helden maar over gewone stervelingen, lijkt ergens in de eerste eeuw v.Chr. te zijn ontstaan. We weten niet wie het heeft bedacht. Het is sindsdien verschillende keren opgetekend. De dichters Vergilius en Horatius alluderen eraan, de geograaf Strabon veronderstelt de toren bekend, de dichter Antipatros van Thessaloniki vat het verhaaltje samen en Ovidius verzon twee brieven die de geliefden elkaar zouden hebben geschreven. Allemaal aan het begin van de jaartelling. En allemaal nemen ze aan dat de toehoorder of lezer wist wie de star-crossed lovers waren.

Hero en Leandros (Altes Museum, Berlijn)

De schildering hierboven is al even oud: het begin van onze jaartelling. Ze is in 1907 gevonden in een grafkamer bij Morlupo, een kilometer of dertig ten noorden van Rome. Er zijn een paar kleine afwijkingen ten opzichte van de standaardversie die ik hierboven aanhaalde: de man helemaal links is een dienaar die vermoedelijk is vergeten een lantaarn aan te doen, de personen rechts zijn niet geïdentificeerd. We hebben hier te maken met een variant op de anekdote.

Mondelinge literatuur

Varianten documenteren de mondelinge overlevering van zo’n verhaal: iedereen vertelt het aan elkaar, iedereen kent het, er zijn allerlei versies, eigenlijk hoeft niemand het volledig op te schrijven. En het springt van cultuur naar cultuur over, van taalgebied naar taalgebied. In het Nederlandse taalgebied is het Lied van de Twee Koninghs Kindren voor het eerst opgetekend in 1525. Een Beierse sage over een monnik en een non speelt op twee eilanden in de Chiemsee. Die vindt u hier.

Hero en Leandros (Archeologisch Museum, Djemila)

Zulke parallellen zijn volkomen normaal. Rond 1910 verzamelde de Finse geleerde Antti Aarne ze in een catalogus, die in 1927 door de Amerikaan Stith Thompson is uitgebreid en in 2004 nog een keer door de Duitser Hans-Jörg Uther. In de Aarne-Thompson-Uther-catalogus is dit verhaal nummer 666.

Ik schreef zojuist dat het verhaal van Hero en Leandros echt gebeurd kan zijn. De locatie is geschikt en er zijn geen wonderbaarlijke elementen. Ik sluit het oprecht niet uit. Maar het verhaal is te vinden in allerlei uiteenlopende culturen en van begin af aan zijn er varianten. Dat suggereert een mondeling doorgegeven anekdote, populair omdat ’ie zo mooi tragisch is.

[Dit was de 434e aflevering in mijn reeks museumstukken.]

#AarneThompsonUther #AbydosAzië_ #AntipatrosVanThessaloniki #AnttiAarne #HeroEnLeandros #Horatius #mondelingeLiteratuur #PubliusOvidiusNaso #PubliusVergiliusMaro #Sestos #Turkije

2025-09-21

Literarischer #21September

„Entstehen möge ein Rächer aus unserem Gebein.“

#PubliusVergiliusMaro #Vergil #Aeneis Tod 19 vdZ

2025-02-10

Romeinse vondsten uit de Waal

Caesar met vondsten uit de Waal

Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden bezit meer voorwerpen dan het kan exposeren. Tegelijk zijn er regionale musea die weleens iets anders willen tonen dan het gebruikelijke materiaal. Daarom is er een leuke en mijns inziens belangrijke reeks exposities Onder Ons, waarbij lokale musea het Leidse materiaal gebruiken. Ik heb al geblogd over de Vorst van Oss in Museum Jan Cunen in Oss, over de Etrusken in museum Wierdenland in Ezinge en over het laatantieke grafveld van Rhenen in het plaatselijke Stadsmuseum.

De Etrusken in Ezinge niet te na gesproken is het belang dit: een historische belangstelling begint plaatselijk; een kind ziet iets dat lokaal en herkenbaar is, maar ook anders; het ontwikkelt zo belangstelling voor het verleden. Door de voorwerpen te exposeren waar ze het meest aanzetten tot reflectie, gebruiken musea de culturele waarde van hun objecten het best. De Vorst van Oss dus in Oss, en het laatantieke grafveld van Rhenen in Rhenen.

Caesar aan de Waal

En dus is momenteel ook de Nijmeegse Caesarbuste thuis in Nijmegen, in het mooie museum De Bastei. Onze kaalkop maakt deel uit van de Onder-ons-expositie “Romeinse Waalschatten”. Tussen alle moois in Leiden mist niemand het ding, terwijl het hier menige puber zal fascineren. Als ik Nijmegenaar was, vroeg ik het portret in permanente bruikleen.

Hoewel ik dus blij ben dat Caesar is waar ’ie het meest inspireert, voel ik me ongemakkelijk bij de tentoonstelling. En dan bedoel ik niet dat elke student je inmiddels kan uitleggen waardoor titels met het woord “schat” erin zo schadelijk waren. Mijn ergernis betreft het negeren van de sleuteldoelgroep.

De tweehoornige riviergod Rijn; reliëf uit Bonn

Rhenus bicornis

De sleuteldoelgroep bestaat uit mensen die een museaal signaal kunnen versterken. Zij kunnen zeggen “die expositie over Bodi in Bonn, die is werkelijk informatief, daar moet je heen”. Gaat het om de Romeinse Oudheid, dan bestaat ze grosso modo uit twee overlappende groepen: mensen met een archeologische belangstelling en mensen die gymnasium deden. En helaas is het zo dat je je als lid van de eerste groep te kijk zet als incompetent in de ogen van de tweede groep wanneer je fouten maakt in de taal van de Romeinen.

En het museum gaat volgens mij de mist in als het de Rhenus Bicornis erbij haalt, de “tweehoornige Rijn”, waarover ik al eens blogde. Het poëtische beeld is ontleend aan Italiaanse Romeinen als Vergilius en Ovidius.noot Vergilius, Aeneis 8.727; Ovidius, Tristia 4.2.40; vgl. EDCS-17700496. Geen Bataafse Romein zou de Rijn of de Rijngod echter systematisch aanduiden als “de tweehoornige Rijn”. Dat gebeurt op de tentoonstelling wel. Vergelijk het met een ander door Vergilius bedacht poëtisch beeld: zou er een Romein zijn geweest die de provincie Africa voortdurend aanduidde als Africa terra triumphis dives (“triomfrijk Africa”)? Of zou iemand de rivier de Tiber steeds Tiber Pater noemen, “vader Tiber”? Het museum presenteert een bijvoeglijk naamwoord als onlosmakelijk deel van een naam, en elke gymnasiast herkent dat dit raar Latijn is.

En was het museum nou maar consequent. Lees echter even mee op de website, voor veel mensen de eerste kennismaking en de plek waar ze nog even dingen nazoeken. Meteen een fout.

Voor het goede begrip: ik zeg niet dat het bovenstaande inhoudelijk belangrijk is – ik heb het over presentatie. De Bastei zet zich voor de halve sleuteldoelgroep neer als ondeskundig. De oplossing zou simpel zijn geweest: vraag een classicus. Die helpt je graag en snel. Ik appte voor dit blogje met een classicus en had antwoord in twee minuten.

En dan is er nog iets dat me verbaasde. De Romeinen hadden er geen moeite mee Gallische woorden als Rhenus over te nemen, maar de Bataven hechtten aan hun Germaanse achtergrond. Kijk maar naar hun namen, die door de Romeinen werden weergegeven als Chariovalda, Imerix, Servofredus en Civilis: Legerleider, Krijgsheer, Gewapendebeschermer en Strijder. Toen de Bataven zich hadden gevestigd in de Betuwe, bleven ze “hun” rivier aanduiden met de Germaanse naam: Waal.noot Het is onduidelijk of *Wahal- “meanderend” of “voortstromend” betekent, maar het is zeker Germaans. Ik vermoed dat een antieke Nijmegenaar die de Bastei zou bezoeken, Vergilius’ tweehoornige Rijn er met de haren bijgesleept zou hebben gevonden.

Amforen

Sleuteldoelgroep

Nog iets. Ik was niet de enige bezoeker die meer informatie wilde hebben. Als het museum bijvoorbeeld uitlegt dat er handel was op de Waal en daarom vijf puntgaaf bewaarde amforen neerzet, kan het toch méér vertellen dan “Amfoor | 19 voor tot 450 n.Chr.” en “de vorm vertelt ons iets over de inhoud en soms ook over de herkomst”? Hoe moeilijk is het om met de drie woorden “Olijfolieamfoor uit Andalusië” de wereld van interregionale handel te evoceren?

Zo is er meer, waar de Bastei de sleuteldoelgroep onvoldoende bedient. En dat keert zich tegen het museum, want een sleuteldoelgroep kan ook het signaal “dit was slecht” versterken. Omdat ik dat niet wil, zal ik niet meer voorbeelden geven; daarvoor is Romeins Nijmegen, waar ik ooit bestuurswerk deed, me te dierbaar. Maar er zijn dus problemen.

Oplossingen

De eerste oorzaak is dat de Nederlandse archeologie, net als andere geesteswetenschappen, een intellectuele opdoffer heeft gehad door de studieduurbekorting van de jaren tachtig. En omdat de Nederlandse archeologen daardoor onvoldoende weten, zijn ze ervan overtuigd dat er niets méér is dat ze moeten weten – bijvoorbeeld dat je anderen om advies kunt vragen.

Het tweede probleem is specifiek Nijmeegs: de gemeente heeft te veel verleden en te weinig geld. De kennis van zaken schiet regelmatig tekort, men is wat in zichzelf gekeerd en er gebeuren daar aan de Waal vaker rare dingen. Dat heeft zich ook hier gewroken.

Is er een oplossing? Idealiter verwijdert het museum alle verwijzingen naar de tweehoornige Rijn, want die stoot de halve sleuteldoelgroep af. Ik vrees echter dat het voor die aanpassing te laat is. Maar overvraag ik als ik verzoek om uitgebreidere uitleg op de bordjes?

En o ja: hou die Caesarbuste alsjeblieft waar hij hoort, in Nijmegen aan de Waal.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect, vindt u daar.]

#DeBastei #GermaanseTalen #Nijmegen #PubliusOvidiusNaso #PubliusVergiliusMaro #Rijn #sleuteldoelgroep #Waal

2024-10-15

Literarischer #15Oktober

„Die einzige Rettung für die Besiegten keine Rettung zu erhoffen."

#PubliusVergiliusMaro #Vergil #Aeneis Geburt 70 vdZ

2024-09-21

Literarischer #21September

„Ich fürchte die Danaer, auch wenn sie Geschenke bringen."

#PubliusVergiliusMaro #Vergil #Aeneis Tod 19 vdZ

2023-10-15

Literarischer #15Oktober

„Weiche dem Unheil nicht, doch geh ihm mutiger entgegen!“

#PubliusVergiliusMaro #Vergil #Aeneis Geburt 70 vdZ

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst