#NieuweTestament

2025-05-04

De sleutels van de hemel

Bij de bron van de Jordaan

Er was bizar veel aandacht voor het overlijden van paus Franciscus. Acht pagina’s in de Volkskrant. En alles wat werd geschreven, was voorspelbaar. Gespeculeer over nieuwe kandidaten. Een necrologie. Uitleg, veel uitleg, van Vaticaanse gebruiken en tradities. Het is immers makkelijke kopij: mannen in jurken met rare gewoontes, die de komende weken beleid gaan maken, vol goede bedoelingen en vol politieke manoeuvres. Het zijn net mensen, zelfs al bestaat het decor uit de grootste verzameling kunst ter wereld.

“Jij bent Petrus”

Aan al die bladvulling voeg ik in mijn reeks over het Nieuwe Testament nog eens een stukje toe over de scène waarin Jezus in Caesarea Filippi, bij de bronnen van de rivier de Jordaan, zijn leerlingen vraagt of ze weten wie hij is.

“U bent de messias, de zoon van de levende God,” antwoordde Simon Petrus.
Daarop zei Jezus tegen hem: “Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.”noot Matteüs 16.16-19; NBV21.

De opmerking over de sleutels en het verbinden in de hemel, ontbreekt in de parallelpassages in het evangelie van Marcus en het evangelie van Lukas.noot Marcus 8.29-30; Lukas 9.18-21. Dit is dus een zinnetje dat Matteüs invoegde. Waarop hij dat baseert, valt niet te weten.

Pauselijke claims

Wat we wel weten is dat de toevoeging een enorme lading kreeg toen het christendom een eigen organisatie begon te krijgen met aan het hoofd enkele patriarchen. De patriarch van het Westen – de paus, zeggen wij – claimde dat hij (via de bisschoppen die aan hem vooraf waren gegaan) stond op de schouders van Petrus, en dat hij daarom de sleutels van het koninkrijk bezat. Vandaar dat Matteüs’ woorden prominent zijn afgebeeld in de Sint-Pieter en dat het Vaticaanse wapen bestaat uit twee sleutels.

Het is maar de vraag of deze interpretatie klopt. Om te beginnen is niet zeker of Petrus in Rome is geweest. In de Handelingen van de apostelen zit hij in Antiochië in de gevangenis en wordt hij door een wonder bevrijd. Daarmee verdwijnt Petrus uit de geschiedenis. Verder is niet duidelijk wat bedoeld is met de door Jezus gestichte kerk; het Griekse woord ekklesia betekent zoiets als “vergadering”. Als we niet wisten dat er een wereldreligie ontstond, zouden we redeneren dat Petrus hier opdracht kreeg leiding te geven aan Jezus’ volgelingen.

Wat is een rots?

En dan is er nog de vraag wat bedoeld is met die rots. Je zou uit Matteüs’ tekst kunnen afleiden dat Simon al eerder Petros, “rots”, werd genoemd en dat Jezus een woordgrapje maakt en hem of zijn antwoord promoveert tot fundament van een toekomstig geloof. Je zou ook kunnen zeggen dat Simon de naam Petrus (kefa in het Aramees) van Jezus krijgt, waarbij je dan de hulphypothese moet accepteren dat de evangelisten die bijnaam ook gebruiken vóór die gebeurtenissen.

En tot slot: we staan hier aan de bronnen van de Jordaan. Dat is de rivier waar Jozua twaalf rotsen liet plaatsen als getuigen van de Joodse intocht in het Beloofde Land.noot Jozua 4.3. De oosterse kerken, die vanzelfsprekend niets te maken hebben met de claim van de patriarch van het Westen, geven de scène een andere uitleg. Petrus zal getuige zijn van gebeurtenissen die vergelijkbaar zijn met de intocht, namelijk het messiaanse herstel van Israël.

Kortom, het is allemaal zo eenduidig niet als de Vaticaan-watchers het u de komende dagen zullen presenteren.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#EvangelieVanLukas #EvangelieVanMarcus #EvangelieVanMatteüs #FranciscusPaus_ #katholicisme #NieuweTestament #paus #Petrus #sleutel

2025-04-27

Muggenziften

Een zeef om te muggenziften

Het antieke jodendom kende diverse stromingen, waarvan we er sommige bij naam kennen. De sadduceeën, de essenen, de farizeeën, de sicariërs en de christenen zijn bekend uit de geschriften van Flavius Josephus; het Nieuwe Testament voegt de mysterieuze Herodianen toe; we kennen verder de sekte van de Dode Zee-rollen; en kort voor de verwoesting van de Tempel duiken de zeloten op. Over de farizeeën en de sekte van de Dode Zee-rollen weten we voldoende om te weten dat het ging om meer dan één groep. Van de christenen en sicariërs is bekend dat ze ook niet-Joodse leden hadden.

Zoals dat gaat: de aanhangers van deze groepen respecteerden elkaar en scholden elkaar uit. Zolang de Tempel er was, was er iets dat hen verbond. Maar in 70 gaf Titus opdracht die te verwoesten (het was geen toeval, zoals Josephus insinueert). Met de Fiscus Judaicus zette de Romeinse overheid vervolgens druk op de joodse gemeenschappen, en het jodendom raakte gepolariseerd tussen twee stromingen.

Enerzijds waren er de farizeeën en met hen verwante groepen, die het leiderschap erkenden van de rabbijnen; anderzijds waren er de christenen. Er zijn (mijns inziens: voldoende sterke) aanwijzingen dat het leiderschap aanvankelijk was in handen van Jezus’ familie. Erg belangrijk is het niet – het gaat erom dat de late farizeeën ofwel vroeg-rabbijnse joden zich afzetten tegen de christenen en dat de christenen zich afzetten tegen de farizese, vroeg-rabbijnse joden.

Deze polarisatie vormt de context waarin Matteüs de redevoering tegen de farizeeën samenstelde. Het gebruikte materiaal is ouder, maar de intern-joodse polemiek van de oorspronkelijke woorden is, doordat van de vele stromingen er maar twee waren overgebleven, veranderd in een christelijk-joodse polemiek. Wat ooit bedoeld was geweest als het soort verwijt aan een andere joodse stroming, het soort verwijt waarvan er destijds dertien in een dozijn gingen, was nu een verwijt aan het leiderschap van alle niet-christelijke joden. Anders gezegd, leiders die niet hadden gezien dat Jezus de messias was geweest en te verblind waren om de christelijke leiders erkennen.

Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.noot Matteus 23.23-24; NBV21.

Het laatste beeld spreekt tot de verbeelding. Je ziet zo iemand z’n drank zeven om te verhinderen dat er een mug in zit die hij zou kunnen opdrinken. Ik vraag me echter af welk verbod hieraan ten grondslag ligt. Het is niet iets dat ik meteen herken uit de joodse spijswetten.

De farizese canon van de geïnspireerde literatuur komt overeen met wat wij kennen als de joodse Bijbel; ik weet niet welke regel voorschrijft dat je je drank moet filteren. Leviticus 11.44 komt in de beurt (“verontreinig je keel niet met dieren die op de grond rondkruipen”), en de uitleg maakt duidelijk dat daar allerlei soorten dieren mee zijn bedoeld, maar eigenlijk kruipen muggen niet zoveel over de grond. Het door Matteüs geciteerde verwijt is dus dat men bij het vervullen van een gebod verder gaat dan noodzakelijk. Eigenlijk verwijst ons woord muggenziften dus niet naar iemand die zich druk maakt over trivialiteiten, maar naar iemand die roomser is dan de paus.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#EvangelieVanMatteüs #farizeeën #FlaviusJosephus #Leviticus #mug #muggenziften #NieuweTestament #spijswetten

2025-04-06

Het Gehenna

Het Laatste Oordeel (Catacombe van Domitilla, Rome)

Die foto van de Duivelsbrug van afgelopen vrijdag, die maakte ik vorige week, toen ik in Breda moest zijn om een lezing te verzorgen over joodse eindtijdverwachtingen. Dat bleek een nogal complex thema, want in de Eindtijd velt de Mensenzoon het Laatste Oordeel. En dan herleven de doden, want het kan niet zo zijn dat martelaren hun beloning niet krijgen en slechte mensen onbestraft blijven. Daniël:

Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd.noot Daniël 12.2; NBV21.

Gehenna

Anders gezegd: beloningen en straffen. En zo moest ik me in mijn Bredase lezing ook bezighouden met de hel, die in het Nieuwe Testament wordt aangeduid als Gehenna. De evangelist Marcus weet meer:

Als je hand je ten val brengt, hak hem dan af: je kunt beter verminkt het leven [d.w.z., het Paradijs] binnengaan dan in het bezit van twee handen naar de Gehenna gaan, naar het onblusbare vuur. Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af: je kunt beter kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee voeten in de Gehenna geworpen worden. En als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft.noot Marcus 9.43-47; NBV21.

Dat het Gehenna een plaats is waar je na je dood pas terechtkomt, blijkt uit een passage bij Lukas, waarin Jezus zijn vrienden voorhoudt

niet bang [te zijn] voor degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar daarna niets meer tegen je kunnen uitrichten. Ik zal jullie zeggen voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor Hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar daarna ook in de Gehenna te werpen.noot Lukas 12.4-5; NBV21.

Ook Matteüs noemt het Gehenna enkele keren, net als de auteur van de Brief van Jakobus, maar ze voegen weinig toe aan wat we uit Marcus en Lukas leren: na zijn dood wachten de zondaar knagende wormen en een onblusbaar vuur dat niet dooft.

Hinnomdal

En dat is nog niet zo’n gek beeld, want Gehenna is de Griekse weergave van het Hebreeuwse ge-hinnom, “Hinnomdal”, waar je dagelijks vuur en wormen kon zien. Het was namelijk de vuilnisbelt bezuiden Jeruzalem, waar afval werd verbrand. Ook de lichamen van gestenigde misdadigers werden er gedumpt als prooi voor honden, vogels en wormen.

Maar er is meer. Vanaf de vierde eeuw v.Chr. associeerden de Joodse auteurs het Hinnomdal met de plek waar koning Achaz (r.736-725) zijn zoon had geofferd aan de god Baäl.

Achaz deed niet wat goed is in de ogen van de Heer … en ging zelfs zo ver dat hij godenbeelden maakte voor de Baäls. Ook ontstak hij offers in het Hinnomdal en verbrandde hij zijn zonen als offer.noot 2 Kronieken 28.2-3; NBV21.

Dit citaat uit 2 Kronieken is een bewerking van een passage uit 2 Koningen, dat het dal van Hinnom niet vermeldt. Het is echter vrij plausibel dat de door de chroniqueur toegevoegde locatie correct is, in het licht van een passage uit Jeremia. (Een tofet is de begraafplaats voor geofferde kinderen – meer hier.)

De dag zal komen dat er niet meer gesproken wordt over Tofet of het Hinnomdal, maar over het Moorddal. Men zal de doden in Tofet begraven tot er geen plaats meer is.noot Jeremia 7.32; NBV21.

Kortom, de beelden die de auteurs van het Nieuwe Testament gebruiken voor het Gehenna, zijn ontleend aan de vuren en het ongedierte dat iedereen kende van Jeruzalems vuilnisbelt, en verwijzen ook naar de meest afschuwelijke offers die we ons kunnen voorstellen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

PS: Prebunking

Voor ik u achterlaat, nog even dit. Binnenkort is het Pasen, dus u krijgt de komende tijd de nodige flauwekul over u uitgestort. Dat is een oudheidkundige traditie die bekendstaat als de paashoax. In de aanloop naar Pasen verlangen journalisten die niets echt willen uitzoeken namelijk naar makkelijke kopij over het christendom, zodat oudheidkundigen die niet echt iets hebben te melden, hun persberichten de deur uitdoen, zodat academische bestuurders die de wetenschap niet echt begrijpen, tevreden zijn met de publiciteit, die uw inzicht dus niet echt wil verhelderen. Overzicht van paashoaxes: hier.

Ook op komst: op 21 april 753 v.Chr. is Rome gesticht, toch? Nee. Daar.

#Achaz #Baäl #Eindtijd #EvangelieVanLukas #EvangelieVanMarcus #Gehenna #hel #Jeruzalem #NieuweTestament #paashoax #tofet

2025-03-16

De Bijbelkennis van de duivel

Een nieuwe zondag, een nieuw blogje over het Nieuwe Testament. En ik keer terug naar een onderwerp waarover ik al eens eerder schreef, namelijk Lukas’ verhaal over de pogingen van de duivel om Jezus te verleiden. Hier is dat verhaal in de NBV21-vertaling.

De duivel zei tegen hem: “Als u de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen.”
Maar Jezus antwoordde: “Er staat geschreven: ‘De mens leeft niet van brood alleen.’”

Jezus antwoordt met een beroep op de Wet van Mozes, en dat is natuurlijk keurig volgens het boekje. U zult dit citaat echter vergeefs zoeken in uw bijbel, want de evangelist citeert hier een vers uit Deuteronomium in de Griekse vertaling die bekendstaat als Septuaginta.noot Lukas 4.3-4; Deuteronomium 8.3. De vertaling van dit vers is eigenlijk meer een parafrase.

Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen plaats en liet hem in één ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. De duivel zei tegen hem: “Ik geef u de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn.”
Maar Jezus antwoordde: “Er staat geschreven: ‘Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.’”noot Lukas 4.5-8; Deuteronomium 6.13

Opnieuw een citaat uit (de Griekse vertaling van) Deuteronomium. Terzijde: er wordt hier impliciet commentaar gegeven op de keizer in Rome.

In elk geval verloopt de discussie tot hier zoals je zou verwachten. Op vragen volgen, bij wijze van antwoord, schriftverzen. Maar inmiddels begrijpt de duivel Jezus’ gesprekstechniek en hij besluit die te volgen. Minimaal kun je zeggen dat de tegenstrever in zijn poging Jezus te overtuigen, blijk geeft van enige empathische vermogens. Hij ondersteunt zijn vraag dus met een citaat uit de Bijbel.

De duivel bracht Jezus naar Jeruzalem, zette hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen hem: “Als u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: ‘Zijn engelen zal Hij opdracht geven om over u te waken.’ En ook: ‘Op hun handen zullen zij u dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.’”
Maar Jezus antwoordde: “Er is gezegd: ‘Stel de Heer, uw God, niet op de proef.’”
Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij hem vandaan.noot Lukas 4.9-13; Psalm 91.11-12; Deuteronomium 6.13.

Deze derde uitwisseling ontbreekt in de paralleltekst, bij Matteüs. Ik weet niet of die auteur iets uit de gedeelde bron (“Q”) van Lukas en Matteüs heeft weggelaten of dat Lukas iets heeft toegevoegd, maar erg belangrijk is die kwestie niet. Het Joodse Commentaar op het Nieuwe Testament attendeert in een voetnoot op de ironie van de passage: deze psalm, Psalm 91, wordt in de Dode-Zee-rollen en rabbijnse literatuur geciteerd als bezwering tegen uitgerekend de duivel. Die mag dan beschikken over enige empathische vermogens, zijn kennis van de joodse religieuze literatuur laat te wensen over.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#beproeving #Deuteronomium #duivel #EvangelieVanLukas #NieuweTestament #Septuaginta

2025-02-23

Lysanias van Abila

Een inscriptie die een Lysanias verneldt – maar welke?

Zoals de trouwe lezers van deze blog weten, schrijf ik op zondag vaak over de joods-Romeinse wereld van het Nieuwe Testament. Inmiddels zijn we beland in een kleine “sub-serie” over mensen die ook bekend zijn uit andere bronnen dan de Bijbel, en vandaag moet dat maar eens een Syriër zijn: Lysanias. Niet het bekendste personage. Hij heeft precies één vermelding:

In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus Judea bestuurde, en Herodes tetrarch was over Galilea, zijn broer Filippos over het gebied van Iturea en Trachonitis, en Lysanias over Abilene, en toen Ananos en Kajafas hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias.noot Lukas 3.1-2; NBV21.

Tweemaal Lysanias

De evangelist Lukas doet zijn best het optreden van Johannes de Doper exact te dateren en geef en passant een schets van de Joodse wereld: Kajafas hogepriester, Ananos als de machtige patriarch van Kajafas’ familie, in het zuiden de Romeinse provincie Judea, en verder de herodiaanse vorsten Herodes Antipas en Filippos in de wat noorderlijker gebieden. En Lysanias was dus tetrarch in Abilene, dat wil zeggen in een stukje van het Antilibanon-gebergte aan weerszijden van de weg van de Bekaavallei naar Damascus. De titel van tetrarch werd gegeven aan heersers die regeerden over een gedeelte van een ouder, groter rijk. Later zou de tetrarchie van Abilene worden toegewezen aan Herodes Agrippa I.

En dit, beste lezers, is alles wat we over Lysanias weten. Hij was tetrarch van Abilene in het vijftiende regeringsjaar van Tiberius, zo rond 28 na Chr. We kunnen verder nog wat speculeren: een ruime halve eeuw eerder, rond 40 v.Chr., was een andere Lysanias hier aan de macht. Dat kan zijn opa of een oudoom zijn geweest.

Inscriptie

En dan is er nog de hierboven afgebeelde inscriptie. Die is in 1912 bestudeerd door de Franse archeoloog Raphaël Savignac en bleek letterlijk dezelfde tekst te bevatten als een eerder ontdekte inscriptie, die echter op dat moment al verloren was.

Voor het welzijn van Heren Augusti en hun gehele huis heeft Nymfaios, zoon van Abimmes, vrijgelatene van de tetrach Lysanias, de weg laten aanleggen, de tempel laten bouwen en de gehele beplanting verzorgd, op eigen kosten, voor heerser Kronos en zijn vaderland, uit vroomheid.noot Revue biblique 1912, 536; vertaling Gert Knepper.

Kronos is de Griekse naam van de oud-oosterse god El. Het vervelende is nu dat (voor zover ik weet) niemand de herontdekte inscriptie ooit nog heeft gezien; we hebben dus alleen deze afbeelding uit 1912. Savignac meende dat de inscriptie alleen kon slaan op “onze” Lysanias, omdat Abilene later was toegewezen aan Herodes Agrippa. De verwijzing naar de heren Augusti, meervoud, suggereert echter een veel latere datering, toen er meer dan één keizer was. Het is helemaal niet uitgesloten dat Nymfaios de vrijgelatene is geweest van een nog latere, derde Lysanias.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AnanosI #Antilibanon #El #EvangelieVanLukas #FilipposHerodiaan_ #HerodesAgrippaI #HerodesAntipas #inscriptie #JohannesDeDoper #Kajafas #Kronos #LysaniasVanAbila #NieuweTestament #PontiusPilatus #RaphaëlSavignac #Syrië

Jona lenderingJonaLendering
2025-02-16

Een nieuwe zondag, een nieuw blogje over het . Op naam van Paulus zijn zeven authentieke en zes bediscussieerde brieven overgeleverd. Waarop baseren wetenschappers hun oordeel?

mainzerbeobachter.com/2025/02/

Mozaïek met de apostel Paulus
2025-02-16

Echte en onechte brieven van Paulus

Paulus (Rome, Santa Prassede)

Een nieuwe zondag, een nieuw stukje over de wereld van het Nieuwe Testament. En we gaan het eens hebben over auteurschap. Meer in het bijzonder: wie schreef de dertien brieven van de apostel Paulus? Daar is nogal wat om te doen, namelijk. Voor degenen die de Bijbel als het woord van God nemen, is dit een non-probleem: ongeacht wie de pen in de hand had, zijn alle teksten uit het Nieuwe Testament door God geopenbaard, zodat elke tekst normatief is, wie ze ook schreef.

Desondanks is er al sinds mensenheugenis discussie over. De Alexandrijnse geleerde Origenes, die schreef in de eerste helft van de derde eeuw, betwijfelde al of Paulus de Brief aan de Hebreeën had geschreven. En Origenes was een scherpzinnig geleerde, die wist van de tekst- en bronkritische hoeden en randen. Sindsdien zijn er allerlei argumenten naar voren gebracht. Ik zal de uitkomst alvast verklappen: niemand trekt de authenticiteit in twijfel van Romeinen, 1 Korintiërs, 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, 1 Thessalonicenzen en Filemon. Over de rest is discussie.

Waarom discussie?

Eén van de redenen om te debatteren is dat antieke brieven met een levensbeschouwelijke inslag sowieso verdacht zijn. Classici voeren een vrolijke discussie over de brieven van de Atheense filosoof Plato en voeren geen discussie over de brieven van Apollonios van Tyana (allemaal vals). De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos citeert in zijn Leven van Alexander uit een fictieve correspondentie tussen Alexander en Aristoteles.noot Ik noem dit omdat het bewijs dat Alexander de leerling is geweest van Aristoteles minder sterk is dan wel wordt aangenomen. Dat geleerden vraagtekens plaatsen bij het auteurschap van Paulus, is dus heel normaal: het genre schreeuwt erom.

De aanleiding tot de vraag zit soms ook in de brief. Hebreeën vermeldt geen afzender en heeft sowieso een beetje de vorm van een essay. De authenticiteitsvraag dringt zich dan vanzelf op.

De complicaties

Het probleem is nu: we hebben eigenlijk wat weinig context. We hebben een algemeen verhaal over Paulus’ reizen, de Handelingen van de apostelen, maar dat is meer een roman dan een biografie. En hoewel het te ver zou gaan de tekst als historisch volslagen onbetrouwbaar neer te zetten, zijn er toch wel heel gekke discrepanties tussen de Paulus van de Handelingen en de Paulus van de authentieke brieven.

Volgens de brieven-Paulus konden niet-Joden toetreden tot het Verbond zonder dat er eisen werden gesteld, terwijl de Handelingen-Paulus akkoord gaat met de Noachitische geboden. In de brieven noemt Paulus zich te pas en te onpas “apostel”, Handelingen duidt hem één keer zo aan.noot Handelingen 14.4. Ook de biografie van de twee Paulussen is anders. Samenvattend: de auteur van de Handelingen schetst geen reële Paulus maar een ideale christen. Of beter: de auteur herkende allerlei spanningen tussen de diverse soorten christenen en paste zijn Paulus zó aan dat consensus mogelijk was. Dat is een duidelijk doel, maar maakt het lastig om de authenticiteit van de brieven te toetsen aan de hand van Handelingen.

Criteria

Theologie dan? Er zijn tussen de authentieke en bediscussieerde teksten overeenkomsten en verschillen. Er liggen nu twee problemen. Het eerste is: niet-authenticiteit is altijd makkelijker te beredeneren. Het is vrij simpel verschillen te benoemen die overtuigend ogen, terwijl het aanwijzen van overeenkomsten neerkomt op het opsommen van platitudes. Dat Paulus en iemand die deed alsof ’ie Paulus was, allebei geloofden in één god en aan Christus een speciale plek toewijzen: dat is allemaal zo logisch dat het niet overtuigt.

Het tweede probleem is dat denkende mensen van mening veranderen. Zoiets geldt zeker voor Paulus, die begon als farizee en zich ontwikkelde tot christen. We weten dus dat deze man niet over alles altijd hetzelfde dacht.

Nog iets: voor wie schreef iemand? Een Paulus die zich richtte tot mensen die hem al kenden zou hun andere dingen vertellen dan aan mensen die hem niet kenden. Elke auteur past zijn vorm aan zijn doelgroep aan: de Max Havelaar die zich richt tot de hoofden van Lebak hanteert islamitisch jargon, de Max Havelaar van “Over de verhouding der europesche ambtenaren tot de Regenten op Java” niet. Verschillen in vorm en stijl zijn dus te verwachten.

Woordkeuze is ook weleens genoemd. De auteur van de omstreden Brief aan de Efesiërs hanteert woorden die overeenkomen met de Eerste brief van Clemens, die een halve eeuw na Paulus geschreven moet zijn. Van diezelfde brief aan de Efesiërs is weleens opgemerkt dat ze een kerk-in-wording veronderstelt, die er in Paulus’ eigen tijd zeker nog niet was.

Tot slot: stylometrie? Helaas zijn de brieven wat kort, maar er is wel onderzoek gedaan. Logischerwijs nemen onderzoekers de zeven authentieke teksten als norm en vergelijken de andere teksten daarmee. Dan lijken de omstreden Efeziërs en Kolossenzen authentieker te zijn dan de twee brieven aan Timotheüs.

Ik komt tot een soort conclusie. Toen ik me voornam dit eens uit te zoeken, meende ik te weten dat zeven brieven echt waren en de rest omstreden. Dat is nog steeds mijn conclusie, want de consensus van de wetenschappers is zwaarwegend. Maar nu ik me er wat in verdiep, begrijp ik wel beter waarom geleerden verdeeld zijn over de andere brieven: het is heel lastig om authenticiteit en gebrek aan authenticiteit aan te tonen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier. En een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect van de oudheidkunde vindt u daar.]

#AlexanderDeGrote #ApolloniosVanTyana #Aristoteles #authenticiteitscriteria #BriefAanDeEfesiërs #BriefAanDeFilippenzen #BriefAanDeGalaten #BriefAanDeHebreeën #BriefAanDeKolossenzen #BriefAanDeRomeinen #BriefAanFilemon #briefliteratuur #EersteBriefAanDeKorintiërs #EersteBriefAanDeThessalonicenzen #EersteBriefAanTimotheüs #EersteBriefVanClemens #HandelingenVanDeApostelen #MaxHavelaar #NieuweTestament #Paulus #Plato #Ploutarchos #stylometrie #TweedeBriefAanDeKorintiërs #TweedeBriefAanTimotheüs

2025-01-26

“De Egyptenaar”

De Olijfberg

Een paar maanden geleden noemde ik in dit zondagse reeksje over nieuwtestamentische personen die we ook van buiten de Bijbel kennen de man die in de Handelingen van de apostelen wordt aangeduid als “de Egyptenaar”. Ik citeerde de passage al eens eerder:

Vlak voordat Paulus de kazerne binnengebracht zou worden, zei hij tegen de tribuun: “Mag ik u iets vragen?” De tribuun [Claudius Lysias] antwoordde: “Spreekt u Grieks? Bent u dan niet die Egyptenaar die onlangs in opstand kwam en met vierduizend oproerkraaiers de woestijn in getrokken is?” Paulus zei: “Ik ben een Jood uit Tarsos in Cilicië, burger van een niet onbelangrijke stad.”noot Handelingen 21.37-39; NBV21.

Die Egyptenaar, die kennen we, al kennen we zijn naam niet. Maar de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vertelt erover. Tweemaal zelfs. Het gaat om de rebellen die Josephus de schuld geeft van de vernietiging van de Tempel in 70 na Chr.: gewelddadig, anti-Romeins verzet was wezensvreemd aan het Joodse volk, en als dit rapaille in toom was gehouden, had het dagelijks offer gewoon voortgang kunnen vinden. Hoewel Josephus het begin van de verzetstraditie te vroeg plaatst, vermeldt hij in de kwart eeuw vóór de Joodse Opstand inderdaad enkele opstandelingen. Zoals de Egyptenaar, die we rond 58 moeten plaatsen. Josephus schrijft in De Joodse Oorlog:

Een nog ernstiger slag werd de Joden toegebracht door de valse profeet uit Egypte. Bij aankomst in het land verzamelde deze man, een charlatan die zich voordeed als profeet, dertigduizend goedgelovige lieden. Langs grote omwegen voerde hij hen van de woestijn naar de zogeheten Olijfberg. Hij had het vaste voornemen van hieruit een doortocht naar Jeruzalem te forceren, het Romeinse garnizoen te overmeesteren en zichzelf te installeren als tyran van het volk. Zijn gewapende volgelingen beschouwde hij als een geschikte lijfwacht. Maar [gouverneur Antonius] Felix verhinderde dat er van zijn plannen iets trekken. De hele bevolking schaarde zich achter hem. Het resultaat van de botsing was dat de Egyptenaar met slechts een handjevol mannen wist te ontkomen, maar dat het overgrote deel van zijn aanhang gedood of gevangen genomen werd; de rest van zijn volgelingen werd uiteengeslagen. Ieder probeerde stilletjes zijn eigen huis te bereiken.noot Josephus, Joodse Oorlog 2.261-263; vert. Wes/Meijer.

In de Joodse Oudheden komt Josephus erop terug. Maar de accenten liggen anders: het aantal volgelingen lijkt meer in lijn met de vierduizend die de auteur van de Handelingen noemt. Ook vermeldt Josephus de tweede keer niet dat de profeet dreigde geweld te gebruiken om de toegang tot Jeruzalem te forceren.

De Egyptenaar zei dat hij hun vanaf de Olijfberg wilde laten zien hoe op zijn bevel de muren van Jeruzalem zouden instorten, en hij kondigde aan dat hij hen vervolgens dwars door de puinhopen heen de stad zou binnenleiden. Toen Felix dat vernam, gaf hij zijn soldaten bevel de wapens op te nemen. Hij rukte met een groot aantal ruiters en voetsoldaten op uit Jeruzalem en stortte zich op de volgelingen van de Egyptenaar. Vierhonderd van hen bracht hij om het leven, tweehonderd nam hij gevangen. De Egyptenaar zelf wist uit het strijdgewoel te ontsnappen en verdween spoorloos.noot Josephus, Joodse Oudheden 20.169-171; vert. Wes/Meijer.

De tweede keer is Josephus duidelijker over de aard van de Egyptische profeet: die modelleerde zijn optreden op Jozua, die ooit de muren van Jericho had laten instorten. Maar er is meer. Dit was duidelijk een messiaanse bewering, al onderdrukt Josephus die informatie. De eerste weggever is dat hij erkent dat de man wilde heersen als tyran, alleenheerser. Hij zal zichzelf wel Koning Messias hebben genoemd. De tweede aanwijzing is de vermelding van de Olijfberg, de plek waar God op de Dag des Oordeels zou staan om de strijd tegen de vijanden van Israël te voeren.noot Zacharia 14.4.

Dat de tribuun die Paulus arresteerde, meende dat hij de Egyptenaar had gearresteerd, is eigenlijk wel logisch: Paulus werd ervan beschuldigd dat hij “overal en aan iedereen een leer verkondigt die tegen ons volk gericht is en tegen de wet en de tempel.”noot Handelingen 21.28. Die dreigende aankondiging was een punt van overeenkomst, en het zou teveel gevraagd zijn geweest van een Romeinse officier om het verschil te begrijpen tussen een Egyptenaar die zijn optreden modelleerde op Jozua en een farizee die zei de profeet te zijn van Jezus. Wij zijn het niet meteen, maar het zijn twee weergaven van dezelfde Aramese naam Yešua.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#ClaudiusLysias #FlaviusJosephus #HandelingenVanDeApostelen #Jozua #MarcusAntoniusFelix #messianisme #messias #NieuweTestament #Olijfberg #Paulus #Tarsos

2025-01-19

Nikolaos

Portret van een Romein, tweede kwart eerste eeuw (Archeologische collectie, Mérida)

Ik heb in mijn zondagse reeks over het Nieuwe Testament wel vaker geblogd over de Twaalf, de door Jezus aangewezen leiders van het te herstellen Israël. Na de dood van Judas Iskariot zijn de Elf nog een keer op sterkte gebracht, zo lezen we in de Handelingen van de apostelen, maar vervolgens verdwijnen ze, althans als groep, uit de geschiedenis. Het initiatief komt bij een andere groep, die we doorgaans aanduiden als de diakens, al gebruikt de Bijbel die aanduiding niet. De aanleiding:

Toen het aantal leerlingen toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Hebreeuwssprekendennoot “Hebreeuws” is hier de Nederlandse weergave van het Griekse woord voor de taal die wij “Aramees” noemen. verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld.noot Handelingen 6.1; NBV21.

Nikolaos

De Twaalf besluiten hierop zeven mannen aan te wijzen die zich bezighouden met de praktische zaken. Hoewel het woord dus niet valt, ontstaat hier feitelijk het diaconaat van de latere christelijke kerken: het beheer van de gemeenschappelijke middelen, zoals voor armenzorg. Een van de zeven diakens heet Nikolaos.

Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaos, een proseliet uit Antiochië.noot Handelingen 6.5; NBV21; een proseliet is een bekeerling.

Marcus Vankan attendeert er in zijn mooie boek over Sint-Nikolaas op dat deze diaken, verantwoordelijk voor uitdelingen, weleens van invloed kan zijn geweest op het idee dat Sinterklaas geschenken uitdeelt. Een legende als die over de drie meisjes die een bruidsschat toegeworpen krijgen, past inderdaad heel mooi bij wat een diaken zoal deed/doet.

Nikolaïeten

Terug naar de Nikolaos uit de Handelingen. Of beter: verder naar de Openbaring van Johannes, die begint met enkele korte brieven aan christelijke gemeenten in Klein-Azië. De christenen in Pergamon krijgen een verwijt te horen:

Sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de nikolaïeten.noot Openbaring 2.15; NBV21.

Uit de context valt af te leiden dat dit van doen heeft met het eten van offervlees. Sommige christenen redeneerden dat dit verboden was, omdat joden vanouds weigerden andermans offervlees te eten; andere christenen redeneerden dat als het vlees was geofferd aan valse goden, je het veilig kon opeten. Die goden bestonden immers toch niet, dus wat zou het? De Nikolaïeten stelden zich blijkbaar op dit standpunt, dat de auteurs van het Nieuwe Testament beschouwden als onorthodox.

Latere christelijke auteurs, zoals Eirenaios van Lyon (ca. 140-202), meenden dat deze ketterij was begonnen met de Nikolaos die we kennen uit Handelingen. Het is niet ondenkbaar dat Eirenaios, die afkomstig was uit Klein-Azië, iets heeft vernomen dat verder nergens is opgeschreven. Het is ook denkbaar dat het idee is gebaseerd op niets meer dan een naamsovereenkomst, zoals de Grieken ook zeker meenden te weten dat de Meden afstamden van Medeia en de Romeinen wisten dat Remus Reims had gesticht. Behoudens de vondst van nikolaïsche teksten zullen we het antwoord nooit weten.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#diaken #EirenaiosVanLyon #HandelingenVanDeApostelen #MarcusVankan #NieuweTestament #nikolaïeten #NikolaosDiaken_ #offervlees #OpenbaringVanJohannes #SintNikolaas #Sinterklaas

2025-01-12

Antonius Felix

Portret van een Romein, midden eerste eeuw (Museo civico, Milaan)

Zoals de trouwe lezers van deze blog wellicht hebben gemerkt, blog ik in de zondagse reeks over het Nieuwe Testament momenteel vooral over personages die we ook van buiten de Bijbel kennen. Eén daarvan is Antonius Felix, de Romeinse gouverneur van Judea die een rol speelde in het proces tegen de apostel Paulus. Ik heb er al vaker over verteld: Paulus werd in Jeruzalem gearresteerd en op transport gesteld naar Caesarea, waar gouverneur Felix verbleef. Die hoorde Paulus’ aanklagers en diens verdediging, en hield de aangeklaagde in verzekerde bewaring.

Enkele dagen later ging Felix samen met zijn vrouw Drusilla, die een Jodin was, naar de gevangenis. Hij liet Paulus halen om te horen wat hij over het geloof in Christus Jezus te zeggen had. Maar toen Paulus sprak over gerechtigheid en zelfbeheersing en over het komende oordeel van God werd Felix bang en zei: “Voorlopig kunt u gaan. Wanneer ik in de gelegenheid ben, zal ik u weer laten roepen.” Maar intussen hoopte hij dat Paulus hem geld zou aanbieden; daarom liet hij hem telkens weer komen voor een gesprek. noot Handelingen 23.24-26; NBV21].

Toen Felix het gouverneurschap overdroeg aan Festus, zat Paulus nog altijd vast. Zoals ik al vertelde, hernieuwde deze de rechtszaak met Agrippa II en Berenike als adviseurs. Uiteindelijk ging Paulus door naar Rome voor hoger beroep.

De knevelaar

Het detail dat ons vermoedelijk het meeste opvalt, is dat Felix zijn gevangene vasthield in de hoop op steekpenningen. Vermoedelijk keek een ingezetene van het Romeinse Rijk minder op als hij hoorde van knevelarij. Het betalen van baksjisj was niet ongebruikelijk. Toch is opvallend dat ook de Romeinse geschiedschrijver Tacitus een vernietigend oordeel heeft over Felix. In de Historiën schrijft hij:

Antonius Felix putte zich uit in wreedheden en lusten, mat zich koningsrechten aan met de geest van een slaaf. Hij had Drusilla getrouwd, kleindochter van Kleopatra en Antonius.noot Tacitus, Historiën 5.9; vert. Vincent Hunink.

In de Annalen laat Tacitus zich in soortgelijke bewoordingen uit: Felix zou hebben gemeend zich ongestraft elke misdaad te kunnen veroorloven.noot Tacitus, Annalen 12.54. Beide passages zijn overigens vrij tendentieus: in het eerste geval leidt Tacitus het in met een opmerking dat Antonius Felix behoorde tot de ridderstand en dus niet, zoals Tacitus zelf, behoorde tot de senatoriële bestuurselite; in het tweede geval herinnert Tacitus eraan dat de gouverneur van Judea de broer was van een vrijgelatene. Een korreltje zout is dus op zijn plaats, zoals altijd bij Tacitus, zoals altijd bij n’importe welke antieke tekst.

De bestuurder

Eén reden waarom we wellicht met een ander karakter te maken hebben dan je op het eerste gezicht zou denken, is dat Antonius Felix acht jaar lang gouverneur was, van 52 tot 60 na Chr. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeldt dat Felix onrust in Caesarea met geweld onderdruktenoot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.177. en optrad tegen roversbenden. Vaak ging het om verarmde mensen die geen andere uitweg meer zagen dan banditisme. Iets wat we na 40 steeds vaker zien.

Dagelijks pakte Felix een groot aantal van hen op, samen met de terroristen, die hij vervolgens liet terechtstellen. Ook Eleazar de zoon van Dinaeus, de man die de rovers verenigd had in een georganiseerd geheel, kreeg hij via een list in handen. Hij had hem namelijk zijn woord van trouw gegeven dat hem niets kwaads zou overkomen en hem er zo toe overgehaald naar hem toe te komen. Daarop had hij hem in de boeien geslagen en op transport gesteld naar Rome.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.160; vert. Wes & Meijer.

Er is hier een mooie parallel uit de Lage Landen, waar gouverneur Corbulo de zeerover Gannascus op ongeveer hetzelfde moment op ongeveer dezelfde wijze gevangen wist te nemen. Een andere oproerkraaier waar Felix mee afrekende, staat bekend als “de Egyptenaar” en was – al zegt Josephus het niet met zoveel woorden – een messiaanse pretendent. Vierhonderd aanhangers zouden om het leven zijn gebracht.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.171. Dit zullen opnieuw verarmde mensen zijn geweest.

Tot slot was er het conflict met de hogepriester Jonathan, die bij keizer Claudius had gevraagd om Felix als gouverneur, en te laat ontdekte dat de Romein hard optrad tegen het gewone volk. Jonathan werd door moordenaars, mogelijk sicariërs, uit de weg geruimd, volgens Josephus op verzoek van Felix, die de moord onbestraft had gelaten.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.164-165. Dit kan laster zijn, en in elk geval speelt op de achtergrond mee dat Jonathan niet behoorde tot de sadducese familie die het hogepriesterlijk ambt in deze tijd min of meer monopoliseerde. Het is denkbaar dat we de opdracht tot de moord moeten zoeken bij die familie.

Wat ik maar zeggen wil: wat Josephus heeft te melden, duidt niet per se op een incompetente bestuurder. De Joodse geschiedschrijver heeft echter ook een vooringenomenheid: hij walgt van iedereen die zich tegen het gezag van de Joodse elite en de keizer verzette, en slikt kritiek in op een gouverneur die daartegen optrad.

De netwerker

Geen enkele Romeins bestuurder kon zonder patronage. In het geval van Antonius Felix hebben we daarvan een beeld. Tacitus en Josephus noemen allebei Felix’ broer Pallas, een van de naaste medewerkers van de keizers Claudius en Nero. Pallas en Felix waren allebei slaaf geweest van Drusus en Antonia Minor, maar vrijgelaten. En vrijgelatenen uit de keizerlijke familie konden het vér brengen. Pallas beschermde zijn broer later, toen hij zich moest verantwoorden voor zijn optreden in Caesarea.

We weten nog meer over Felix’ netwerk. Zijn eerste echtgenote was Drusilla, een prinses uit Mauretania, wier vader Juba II in 40 door Caligula was geëxecuteerd. Inderdaad was Drusilla, zoals we hierboven zagen, een afstammelinge van Marcus Antonius en Kleopatra VII. Een huwelijk in een koninklijke familie zal Felix’ carrière zeker niet hebben geschaad en ook kapitaal hebben opgeleverd. Toen hij gouverneur werd, behoorde hij tot de ridderstand.

Eenmaal in Judea, hertrouwde Felix met een andere prinses die eveneens Drusilla heette: de zus van Agrippa II en Berenike. Zoals we al zagen, noemde ook de auteur van de Handelingen deze Drusilla. Flavius Josephus bekritiseert de prinses omdat zij zou zijn getrouwd “in strijd met de wetten van haar voorvaderen”,noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.143. maar in dit geval hangt het er maar van af wiens uitleg je wil volgen. Lang niet iedereen zag dat zo.

Kortom: terwijl de auteur van de Handelingen en Tacitus redenen hebben om Felix negatief te beoordelen, heeft Josephus redenen om niet al te scherp te oordelen. Als hij al verwijten maakt, betreft het Felix’ echtgenote. We blijven achter met een intrigerende puzzel.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Berenike #CaesareaMaritima #Claudius #DrusillaHerodiaansePrinses_ #DrusillaMauretanischePrinses_ #FlaviusJosephus #Gannascus #HandelingenVanDeApostelen #HerodesAgrippaII #JubaII #Judea #MarcusAntoniusFelix #MauretaniaCaesariensis #NieuweTestament #PallasVrijgelatene_ #Paulus #PubliusCorneliusTacitus

2025-01-06

Nog één keer: de wijzen uit het oosten

4QTestimonia, met teksten over de messias (Jordan Museum, Amman)

Ik heb al redelijk wat keren geblogd over Matteüs’ verhaal van de wijzen uit het oosten die naar Betlehem kwamen. Ik doe het vandaag nog één keer en dan houd ik ermee op, althans voor 2025.

Magiërs

Het door Matteüs voor de wijzen gebruikte Griekse woord is magos, en ik vertelde dertien jaar geleden al eens dat dat verwees naar religieuze specialisten uit Perzië. Probleem één: dat zijn geen sterrenwichelaars, hoewel we daar bij Matteüs wel mee te maken hebben. In het Grieks heten sterrenwichelaars soms mathematikoi, vaak chaldaioi en zo nu en dan astrologoi. Geen magoi. Speculaties dat de Perzische magoi aan sterrenwichelarij waren gaan doen toen de Perzen Babylonië hadden onderworpen, zoals geopperd door Mary Boyce, zijn vooral bedacht om dit probleem op te lossen.

Toch is de woordkeuze van Matteüs niet onlogisch. Magoi waren namelijk wel aanwezig als een machthebber ergens arriveerde. Ze zeiden dan gebeden, vaak staand bij een vuuraltaar waarop ze geurstoffen verbrandden. Aangezien Matteüs Jezus presenteert als koning, is hun aanwezigheid in zijn evangelie logisch. Maar hij presenteert ze dus niet in de eerste plaats als sterrenkundigen.

De ster

Dan is er die ster. Dat is, om zo te zeggen, het beeldmerk van de messias. Sinds de vroege eerste eeuw v.Chr. – eigenlijk zolang als het messianisme bestaat – dacht men dat het vers uit Numeri 24.17:

Een ster komt op uit Jakob,
een scepter uit Israël.
Hij verbrijzelt Moab de slapen,
de kinderen van Set slaat hij neer.

verwees naar de messias. Dat Matteüs hier echt naar verwijst, blijkt uit de precieze formulering: de magiërs zeggen tegen koning Herodes “Wij hebben zijn ster zien opkomen”.noot De Statenvertaling “ster in het Oosten” gaat op dit punt de mist in. Met deze verwijzing maakt Matteüs duidelijk wat Jezus’ plaats is in de heilsgeschiedenis.

Citaten en allusies

Verder weeft hij nogal wat verzen uit de joodse religieuze literatuur door zijn betoog. Afgezien van het Numeri-citaat citeert hij letterlijk Micha 5.1, Hosea 11.1, Jeremia 31.15 (“Er klinkt een stem in Rama”) en Exodus 4.19, en alludeert hij aan Jesaja 60.6 en Exodus 1.16. Matteüs’ slotopmerking dat Jezus kwam te wonen in Nazaret om een profetie in vervulling te laten dat hij nazoreeër genoemd zal worden, verwijst naar een onbekend geschrift dat niet in de Bijbel is opgenomen. Het gaat om een woordspel: een nazoreeër is iemand uit Nazaret, is iemand die een gelofte heeft ingelost en verwijst naar netzer, “loot”, wat een ander messiaans motief is: zie Jesaja 11.1.

Ik som dit op omdat de aller-, allereerste vraag die we bij een tekstanalyse moeten stellen, die is naar het genre. Je kunt een roman niet lezen alsof het non-fictie is, een gedicht vergt een andere leeshouding dan proza, en toneel lees je hardop. In dit geval is de dichtstbijzijnde parallel de Dode Zee-rol die bekendstaat als 4QTestimonia, een bloemlezing uit de joodse literatuur die betrekking heeft op de messias. Matteüs heeft zulke citaten genomen en er een verhaal van geschapen.

Het verhaal is dus – ik vertel opnieuw wat ik al eens herhaalde – een literair spel. Het literaire vlechtwerk levert een gek verhaal op, met bijvoorbeeld een hoogst onlogische vlucht naar Egypte, die er vooral is om een Hosea-passage in vervulling te laten gaan. Het heeft dus niet zoveel zin te zoeken naar de ster van Betlehem, want dat is net zoiets als vragen wat die stem uit Rama heeft gezegd.

Niet alles is fictie

Dat Matteüs’ verslag van de geboorte van Jezus is geschreven op de wijze waarop joodse religieuze teksten destijds in elkaar zaten, wil overigens niet zeggen dat alles fictie is. Door wat citaten uit liedjes van Taylor Swift te combineren, kun je een feitelijk accuraat verslag schrijven van de ochtend in januari waarop je de kerstverlichting hebt opgeruimd. Zoals ik al eens schreef, kan de historicus een antieke tekst nooit zomaar helemaal letterlijk nemen maar is het ook verkeerd aan te nemen dat alles literaire fictie is.

Wat ik hierboven vertel, heb ik in diverse stukjes allemaal al weleens uitgelegd. Ik maakte deze samenvatting op verzoek van de onlangs overleden journalist Paul Damen, die hierover nog eens een stuk wilde schrijven en informatie bij me kwam vragen. Maar toen ik het op een druilerige zondagmorgen samenvatte, viel me iets op.

Heidense wijzen

De joodse religieuze literatuur verwijst weleens naar de magiërs, zoals in Daniël 2.2 en in Filon van Alexandriës Leven van Mozes 1.264. De magiërs zijn strijk en zet dwazen, die het eigenlijk niet snappen. Het zijn geen wijzen uit het oosten, maar onwijzen. De Griekse auteur Herodotos denkt er precies zo over. De Joodse precedenten van Matteüs zijn, als ik het goed zie, wel negatief, maar nog vér van de latere typering van magiërs als bedriegers.

In eerste instantie dacht ik dat Matteüs wilde zeggen dat de dwazen het licht zagen opkomen dat koning Herodes tot elke prijs wil doven. Dat zou, dacht ik, dezelfde omkering zijn die we bij Lukas aantreffen: herders, die spreekwoordelijke outcasts van de antieke samenleving, zijn daar de eersten die op de hoogte zijn van goed nieuws. Veel christelijker kon het niet, leek me, als de laatsten de eersten waren.

Gert Knepper, die weleens op deze blog schrijft en die ik altijd om advies kan vragen, had een betere uitleg van het curieuze gegeven dat Matteüs magoi presenteert die er in de joodse religieuze literatuur slecht vanaf komen. Hij attendeert erop dat de magiërs in Daniël het niet snappen doordat hun wijsheid tekortschiet in vergelijking met de inzichten die de joodse religie biedt. In het Matteüs-evangelie concluderen ze echter op grond van hun beperkte wijsheid correct dat er een Joodse koning is geboren.

Zo’n presentatie – het zijn heidenen maar wel goede heidenen – past prima, zowel aan het einde van de eerste eeuw v.Chr. als in de eerste eeuw na Chr. In het eerste geval past het omdat het jodendom een steeds bredere definitie was gaan definiëren van het Verbondsvolk (vgl. het blogje van 24 november); in het tweede geval omdat het christendom eind eerste eeuw na Chr. steeds meer heidense aanhangers kreeg.

Kortom, er is aan de Kerstverhalen nog een hoop te ontdekken, maar voor 2025 vind ik het wel mooi geweest.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#4QTestimonia #Daniël #EvangelieVanLukas #EvangelieVanMatteüs #Exodus #FilonVanAlexandrië #HerodesDeGrote #HoseaProfeet_ #Jeremia #Jesaja #magiërs #MaryBoyce #messias #Micha #NieuweTestament #PaulDamen #Statenvertaling #SterVanBetlehem #TaylorSwift

2025-01-05

Berenike

Inscriptie van Berenike en Agrippa II uit Beiroet (klik=groot)

De Joodse prinses Berenike maakt in het Nieuwe Testament één keer haar opwachting en dat leidt tot zegge en schrijve drie vermeldingen. Dat is niet veel, maar we vangen desondanks een glimp op van een van de meest fenomenale vrouwen uit Romeinse geschiedenis. Ze was de dochter van de Joodse koning Herodes Agrippa I (r.37-44) en de zus van koning Herodes Agrippa II (r.43-100). Hier zijn de drie vermeldingen.

Paulus

Koning Agrippa en Berenike kwamen naar Caesarea om bij Festus hun opwachting te maken. Tijdens hun verblijf, dat verscheidene dagen duurde, sprak Festus met de koning over de rechtszaak tegen Paulus.noot Handelingen 25.13-14; NBV21.

Die rechtszaak was al oud. Paulus was voorgeleid bij de vorige gouverneur, Felix, die de zaak had aangehouden en overgedragen aan zijn opvolger. Ik blogde er al eens over. Festus wilde de kwestie nu oplossen met de hoogste Joodse gezagdragers.

De volgende dag verschenen Agrippa en Berenike in vol ornaat. Samen met de legeraanvoerders en de voornaamste inwoners van de stad betraden ze de ontvangstzaal, waarna Paulus op bevel van Festus werd voorgeleid.noot Handelingen 25.23; NBV21.

We lezen hoe Festus uitlegt dat hij niet weet wat hij met de zaak aan moet en we lezen Paulus’ verdedigingsrede. Daarna stond koning Agrippa op,

evenals de procurator en Berenike en de anderen die de zitting hadden bijgewoond. Ze trokken zich terug en overlegden met elkaar.noot Handelingen 26.30-31a; NBV21.

Paulus wordt hierna feitelijk vrijgesproken, maar dat is waarom ik hierover blog. Het oordeel wordt dus gevormd door een Romeinse gouverneur, een Joodse koning, wat andere aanwezigen en Berenike. Het stond een gouverneur vrij van iedereen advies te vragen, maar dat er een vrouw bij aanwezig is, illustreert dat Berenike iemand was om rekening mee te houden. En dat was niet voor niets.

Driemaal getrouwd

Als je vader koning was en als je broer koning zou worden, wachtte je een prinsessenhuwelijk. En inderdaad: Berenike, dertien jaar oud, trouwde in 41 na Chr. met het hoofd van de Joodse gemeenschap in Alexandrië, Marcus Julius Alexander (een neef van de filosoof Filon van Alexandrië).noot Josephus, Joodse Oudheden 19.276-277.

Na de dood van haar echtgenoot trouwde Berenike voor de tweede keer, nu met een oom, koning Herodes van Chalkis, die heerste over de Bekaavallei. Ze lijkt een rol te hebben gespeeld bij de promotie van Tiberius Julius Alexander, de broer van haar eerste echtgenoot, tot gouverneur van Judea. Van Herodes had ze twee zonen, over wie we verder weinig weten.noot Josephus, Joodse Oudheden 19.277, 20.104.

Na Herodes’ dood in 48 droeg keizer Claudius diens koninkrijk over aan Agrippa. Berenike, koningin van Chalkis en op twintigjarige leeftijd tweemaal weduwe, verhuisde nu naar het hof van haar broer. Haar rang als koningin zal een deel van de verklaring zijn voor haar invloed.

Wat ook een rol gespeeld zal hebben, was de zichtbare genegenheid tussen haar en haar broer. Bovenstaande inscriptie uit Beiroet, EDCS-15300229, noemt de twee in één adem. (Om precies te zijn: ze noemt koningin Berenike vóór koning Agrippa.) De Babylonische Talmoed bewaart een onschuldige herinnering aan een discussie die de twee voerden over de kwaliteiten van geiten- en schaapsvlees.noot Babylonische Talmoed, Pesahim 57a. Er gingen echter ook geruchten over een incestueuze relatie; de Romeinse dichter Juvenalis verwijst ernaar.noot Juvenalis, Satiren 6.155-158.

Een derde huwelijk volgde – volgens de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus om de geruchten te bezweren.noot Josephus, Joodse Oudheden 20.145-146. Haar echtgenoot was koning Polemon van Cilicië, maar dit huwelijk eindigde al snel in een echtscheiding. Omdat ze terugkeerde naar het hof van Agrippa II kregen de geruchten weer een nieuw leven. Wat de lezers van de Handelingen van die geruchten hebben gedacht, zullen we wel nooit weten, maar ze zullen hebben geweten dat de twee onafscheidelijk waren. Vandaar dat de auteur van de Handelingen bekend kan veronderstellen wie Berenike was.

Titus

In 66, zes jaar na de besprekingen over Paulus, brak de Joodse Opstand uit. Agrippa was de loyale bondgenoot van de Romeinse generaal Vespasianus. In deze tijd ontmoette Berenike Vespasianus’ zoon Titus, met wie ze een relatie begon. Hoewel de Romeinen niet onbekend waren met de situatie in het Nabije Oosten, was een lokale adviseur natuurlijk welkom: Berenikes rol zal niet zo groot zijn geweest als die van een Barsine of een Doña Marina, maar ze moet haar geliefde zo nu en dan suggesties hebben gedaan.

Na de vernietiging van de Tempel in 70 ging ze met Titus mee naar Rome. De Romein schijnt een huwelijk overwogen te hebben, maar toen hij in 79 zelf keizer werd, stuurde hij haar naar huis. Invitus invitam, schrijft Suetonius, “tegen zijn zin, tegen haar zin”.noot Suetonius, Titus 7.2.

Ze zal zijn teruggekeerd naar het hof van haar broer, maar haar verdere lot is onbekend, al zal ze invloed op Agrippa hebben gehouden. We zien echter ook een andere werkelijkheid: een vrouw kon alleen formidabel worden dankzij haar vader, haar broer en haar echtgenoot. Uiteindelijk was de Romeinse wereld een mannenwereld.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#BabylonischeTalmoed #Berenike #CaesareaMaritima #Claudius #FilonVanAlexandrië #FlaviusJosephus #HandelingenVanDeApostelen #HerodesAgrippaI #HerodesAgrippaII #HerodesVanChalkis #MarcusAntoniusFelix #MarcusJuliusAlexander #NieuweTestament #Paulus #PolemonVanCilicië #PorciusFestus #Suetonius #TiberiusJuliusAlexander #Titus #Vespasianus

2024-12-31

Vragen rond de jaarwisseling (2)

Een Romeinse dodecaëder (Archeologisch Museum, Zagreb)

Ik nodigde u onlangs uit om vragen te stellen voor het lijstje “Vragen rond de jaarwisseling” van 2024. De eerste zes vragen beantwoordde ik daar; hier zijn er nog eens zes.

7. Is er meer bekend over hoe bijv. Caesar een grote troepenmacht met alle ondersteuning over grote (zee) afstanden kon sturen?

Ik denk dat u dit stuk moet lezen.

8. Was er in de oude wereld een sociale status vereist om deel te nemen aan de eredienst? Kijkend naar de meest populaire godheden in de antieke culturen, zie ik elitaire prioriteiten zoals autoriteit, oorlog en wijsheid. Verraadt dat een bepaalde maatschappelijke structuur?

De cultus draaide doorgaans om het offer en niet iedereen kon dat betalen. Dit betekent dat de maatschappelijke gemarginaliseerden waren uitgesloten van althans een deel van de eredienst. Een bekende anekdote gaat over Simeon, de zoon van Gamaliël, die protesteerde toen in de joodse tempel in Jeruzalem de prijs van een duif was verhoogd. Hij bereikte een normalisering van het tarief en daarmee was het heil opnieuw betaalbaar. Niet voor de bedelarmen, maar wel voor mensen die enige inkomsten hadden.

Dat de meest populaire goden zich bezighielden met autoriteit, oorlog en gecontroleerde kennis, is gezichtsbedrog. De populariteit van een god is af te meten aan inscripties en tempels en afbeeldingen, maar alle drie waren uitingen van de elite-cultuur. We weten feitelijk niet wie, maatschappijbreed, de populairste goden waren.

We kunnen wel nadenken over wat de gemarginaliseerden, zoals de herders uit het Lukas-evangelie, hebben gedacht. In voorindustriële werelden, waarin alles draaide om patronage en dus tussenpersonen, verlangen de machtelozen vooral naar rechtstreeks contact met degenen die de beslissingen nemen (“brokerless kingdom”). En de tempel, waar het offer zo duur was, was zo’n tussenpersoon tussen de gemarginaliseerde gelovige en zijn god. Acties tegen de officiële eredienst, zoals Jezus’ tempelreiniging, passen heel goed in dit beeld.

Ik focus in dit antwoord op het jodendom omdat het Nieuwe Testament zo verdraaid interessant is. Hier discussiëren vissers, prostituees en tollenaars over de zaken die zij belangrijk vonden en dat maakt het Nieuwe Testament tot een uniek sociologisch document. Ik heb het vaker geschreven, al weet ik even niet meer waar, maar alleen al om deze reden zou op de gymnasia wat meer gelezen moeten worden in het Lukasevangelie en de Handelingen van de apostelen.

9. Wat was het doel en de betekenis van de Romeinse dodecaëders?

Als ik het wist, doceerde ik nu aan de Sorbonne.

10. Ik heb weleens gehoord dat tussen ca 500 v.Chr. en 1000 na Chr. het terpengebied tot de dichtst bewoonde gebieden in Europa hoorde.

Dat lijkt me kras. Steden zijn echt dichter bevolkt dan welk platteland ook. En in een deel van de genoemde periode, tussen pakweg 250 en 450, was het kustgebied zelfs verlaten. Misschien is er een misverstand: West-Friesland was in de Bronstijd heel erg dichtbevolkt. Een mooi boek daarover is Landschap vol Leven. De archeologie van de Westfrisiaweg van Jolanda Bos en Sigrid van Roode.

11. Ik hoop op een overzicht “wijzigende inzichten van 2000 tot 2024 m.b.t. tot het tijdvak “einde Romeinse Rijk en Vroege Middeleeuwen”.

Dat is moeilijk samen te vatten, maar een paar dingen zijn wel duidelijk. Eén, we begrijpen beter dat rond het midden van de zesde eeuw er een paar verschrikkelijke dingen zijn gebeurd: drie snel op elkaar volgende vulkaanuitbarstingen, een epidemie die we nu met Pest kunnen identificeren en hongersnood. De demografische instorting was al langer bekend, maar we begrijpen nu de oorzaken beter. Dit is de feitelijke breuk tussen de laatantieke en vroegmiddeleeuwse samenleving. Het vacuüm werd gevuld door de Arabieren; hun wereld begrijpen we beter dankzij de ontdekking van duizenden en duizenden inscripties. Het ontstaan van de islam is ook beter begrepen.

Voor onze eigen contreien zou ik de muntschat van Lienden willen noemen, die bewees dat de macht van Rome zich rond 460 nog tot de Betuwe uitstrekte. Ze bewees ook dat het netwerk van het vroege Frankische Rijk is ontstaan binnen het Romeinse Rijk.

12. Wat is er waar van het verhaal over de goede grond in de Betuwe (bat ouwe) en de slechte van de Veluwe (vale ouwe)?

De beste etymologie van “Betuwe” is *bat-agwio, “het goede waterland”; u leest er hier meer over. Een moderne etymologie van “Veluwe” legt een verband met het Germaanse *felwa, dat zoiets als bleekgeel betekent; vgl. vaal en het Engelse woord fallow. Ook het Germaanse *felw- wordt wel genoemd, een woord dat zou verwijzen naar een moerasbos; vgl. ons woord wilg.

[wordt vervolgd]

#bedelarmoede #Betuwe #brokerlessKingdom #DodeZeeRollen #etymologie #Friezen #JolandaBos #JuliusCaesar #Lienden #NieuweTestament #patronage #SigridVanRoode #SimeonBenGamaliël #terpen #Veluwe #vikingen #vragenRondDeJaarwisseling #WestFriesland

2024-12-12

Faits divers (31)

Het amulet uit Frankfurt (© Leibniz-Institut für Archäologie in Mainz)

Een nieuwe aflevering van de onregelmatig verschijnende reeks faits divers, met deze keer: boeken & vondsten. Want wat is oudheidkunde anders dan boeken & vondsten?

***

Boeken

Ik noem nog één keer het boek De wereld van Clovis van Jeroen Wijnendaele, waarover ik al een paar keer eerder blogde. Omdat ik meelezer ben geweest, kan ik het niet geloofwaardig recenseren. Als ik het prijs, prijs ik mezelf; als ik iets bekritiseer, steek ik een dolk in Wijnendaeles rug. Maar ik kan wel zeggen: dit is een belangrijk boek. Daarom schreef ik al dat de musea eens moeten nadenken over een expositie over de Late Oudheid en over de reden waarom de Germaanse volken de afgelopen kwart eeuw uit ’s Neêrlands collectieve geheugen zijn verwijderd.

Ik was uitgenodigd daarover iets te komen vertellen bij Wijnendaeles boekpresentatie, maar zoals u misschien weet, moet ik revalideren. Daarom maakte ik bovenstaand filmpje, waarin ik vertel wat een museum u in tien zalen zou kunnen laten zien. Wijnendaele vertelde me dat na afloop iemand had gezegd dat een elfde zaal à la Gouden Vrouwen aandacht zou hebben kunnen besteden aan de vrouwelijk helft van de geschiedenis. Goed punt.

Het andere goede boek van 2024 was vanzelfsprekend het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen. Eigenlijk zit ook daar een tentoonstelling in, bedenk ik, want hoe oudheidkundigen nu kijken naar het vroege christendom is heel anders dan veertig jaar geleden. En dat mag best eens museaal worden uitgelegd.

Vondsten

Ik wil niet elke maand mopperen over de manier waarop de Nederlandse archeologie zichzelf steeds te kijk zet als gesubsidieerd hobbyisme, maar als u onlangs een raar, repeterend dreunend geluid hoorde, dan was ik het, bonkend met mijn hoofd op tafel. Voor de goede orde: archeologie is een belangrijke sociale wetenschap en haar belang ligt in het feit dat ze – u raadt het al – sociaalwetenschappelijke theorieën helpt toetsen. Niets meer, niets minder. Dus dat kun je als archeoloog gewoon vertellen. Daar ben je immers voor.

Maar nee.

In Utrecht is een weg ontdekt die in de Romeinse tijd uitkwam op de plaats van het huidige Domplein.

Ja, dat kan. Dat doen wetenschappers nu eenmaal. Ze ontdekken dingen, verzamelen data. Die data hebben echter op zichzelf geen betekenis. Ze hebben dus geen nieuwswaarde. De betekenis krijgen ze in een toetsbare theorie. Maar daarover horen we niets: we horen alleen dat de vondst van groot belang is voor de kennis van het Romeinse Utrecht en het landschap eromheen. Wat het belang van die kennis is, vernemen we niet.

Toevallig weet ik waarom archeologie belangrijk is, maar voor de zoveelste keer wordt het vak weer neergezet als een soort zeventiende-eeuws antiquarisme: kennis verzamelen. Ongeveer zoals andere mensen sigarenbandjes, postzegels, suikerzakjes of flippo’s verzamelen. Er is niks tegen hobbyisme, maar als het betaald wordt vanuit de collectieve middelen, mogen we vertrouwen op een beter antwoord op de vraag naar het belang.

En bij wijze van afronding:

De ontdekking van deze aftakking – in combinatie met de gedane vondsten – laat opnieuw zien dat het belangrijk is om in een vroeg stadium van ruimtelijke ontwikkeling archeologisch onderzoek te doen”, zegt Rachel Streefland, de Utrechtse wethouder die erfgoed in haar portefeuille heeft.

Dat is natuurlijk héél anders dan dat je in een vroeg stadium van ruimtelijke ontwikkeling denkt aan elektriciteitsdraden, waterleidingen, rioleringen en glasvezelkabels. Als iemand me vertelt dat Rachel Streefland niet bestaat en dat het persbericht is geschreven door AI, dan geloof ik het.

Nog een vondst

Ik wil niet in mineur eindigen. Een vondst waar we wél iets aan hebben, komt uit Frankfurt am Main, het Romeinse Nida. Die stad heeft tot pakweg 270 bestaan en is vooral bekend om een half dozijn mithraea. In een van de jongere graven – laten we zeggen ergens tussen 230 en 270 – is nu een zilveren amulet gevonden met een puur christelijke tekst. De overledene droeg het om de nek. En er is veel interessants te noteren.

  • De tekst is orthodox. Oké, ze is kort, maar orthodoxie was in de derde eeuw, toen de proto-orthodoxie slechts een stroming onder meerdere, niet vanzelfsprekend. Het Duitse artikel formuleert het iets anders, door erop te wijzen dat we eigenlijk “eine Mischung verschiedener Glaubensrichtungen” zouden hebben verwacht.
  • Het was destijds dus niet vreemd om je als christen te identificeren. Voor degenen die anno 2024 nog denken dat christenen permanent werden vervolgd, is dit het zoveelste tegenbewijs. Al denk ik dat degenen die anno 2024 nog denken dat christenen permanent werden vervolgd, niet anders willen dan denken dat christenen permanent werden vervolgd, dus honderden tegenbewijzen zullen hen er ook anno 2025 niet van overtuigen dat christenen niet permanent werden vervolgd.
  • De tekst is in het Latijn. Het Duitse bericht maakt duidelijk dat dit een rol gaat spelen bij de toetsing van de theorie dat het christendom zich vooral in het Grieks verspreidde.

Verder is er nog de nodige hype over “oudste christelijke getuigenis benoorden de Alpen”, maar daar leest u maar overheen. Dit was interessant. Het is immers archeologie, het is immers de Oudheid.

#Clovis #FaitsDivers #FrankfurtAmMain #GoudenVrouwen #JeroenWijnendaele #NieuweTestament #Utrecht

2024-12-01

Aretas IV, koning in Petra

De Bab Kisan in Damascus

Het leuke van schrijven over het Nieuwe Testament, zoals ik op zondag doe, is dat altijd wel iemand het oneens met je is. Als je schrijft dat Matteüs’ verhaal over de geboorte van Jezus tjokvol zit met verwijzingen naar de joodse religieuze literatuur, zijn er mensen die zeggen dat dat niet wil zeggen dat het historisch onbetrouwbaar is. Daar zit wat in. Als je schrijft dat een verhaal dat tjokvol literaire verwijzingen zit, daarom nog niet volledig verzonnen hoeft te zijn, zijn er weer andere mensen die het daarmee oneens zijn. Ook daar zit wat in. De een neemt de Bijbel letterlijk, de ander denkt dat alles een literair spel is, en daartussen ligt het veld waar een historicus hypothesen formuleert.

Paulus in Damascus

Vandaag echter een stukje waar vermoedelijk niemand bezwaar tegen kan maken: ik heb het over Aretas IV Filopatris. Die wordt één keer in het Nieuwe Testament genoemd, namelijk in de Tweede Brief aan de Korinthiërs. De apostel Paulus heeft zich weer eens in een wespennest gestoken en vertelt:

Toen ik in Damascus was, liet de etnarch van koning Aretas de stad afsluiten om mij gevangen te nemen; ik kon alleen aan hem ontkomen doordat ik in een mand door een venster in de muur werd neergelaten.noot 2 Korinthiërs 11.32-33.

De Damascener stadspoort hierboven, de Bab Kisan, wordt tegenwoordig aangewezen als de plek waar Paulus de stad verliet, maar de mezekouw bewijst vanzelfsprekend dat het feitelijk een middeleeuwse constructie is. Ik ga snel verder met koning Aretas, die dus een functionaris in dienst had die het had gemunt op Paulus.

Aretas IV

Aretas – een Griekse weergave van de Arabische naam Harid – regeerde van 9 v.Chr. tot en met 40 na Chr. over de Nabateeërs, en had als hoofdstad Petra. Hij was dus de buurman van koning Herodes en aangezien burenruzie in de Oudheid vrij gewoon was, is het niet zo vreemd dat hij zich aansloot bij het Romeinse leger waarmee Publius Quinctilius Varus in 4 v.Chr. enkele Joodse opstanden onderdrukte.

Koning Aretas is vermoedelijk het beroemdste om zijn dochter Fasaelis, die was getrouwd met Herodes Antipas – en werd verstoten. Antipas wilde namelijk trouwen met Herodias, de moeder van het meisje Salome. Ik blogde daar al eens over en laat die materie nu rusten. Vandaag noem ik slechts dat Aretas des duivels was om de echtscheiding en met leger en al oprukte tegen Antipas, bijgestaan door wat hulptroepen. Dat kunnen de soldaten geweest van Antipas’ broer Filippos, maar de Armeense geschiedschrijver Mozes van Chorene identificeert ze als het leger van koning Abgar V van Edessa. Dat is allerminst uitgesloten.

Herodes Antipas riep nu de hulp in van de gouverneur van Syrië, Lucius Vitellius (vader van de latere keizer), die inderdaad oprukte naar het zuiden. De operatie werd voortijdig afgebroken en het gebied van de Nabateeërs werd nooit aangevallen.

Damascus?

Hoe Aretas ooit de macht kan hebben uitgeoefend in Damascus, zoals op het eerste gezicht verondersteld in het verhaal over de ontsnapping van de apostel Paulus, is een onopgelost mysterie. Maar feitelijk staat in de tekst alleen dat een Nabatese functionaris verbleef in Damascus. Nergens staat dat de stad in handen van Aretas was. Misschien was die gezagdrager wel op bezoek. We weten het weer eens niet.

En o ja: het zou zomaar eens kunnen zijn dat het Schathuis in Petra feitelijk het graf is van koning Aretas IV.

Het Schathuis in Petra

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AbgarV #AretasIV #Damascus #FilipposHerodiaan_ #HerodesAntipas #Herodias #Jordanië #LuciusVitellius #MozesVanChorene #Nabateeërs #NieuweTestament #Paulus #Petra #PubliusQuinctiliusVarus #Salome #TweedeBriefAanDeKorintiërs

2024-11-24

Het joodse Nieuwe Testament

Twee keer het Joodse Nieuwe Testament

Ik zal niet snel zeggen dat de Oudheid belangrijk is. Misschien is ze dat, maar dat kunnen we maar zelden vaststellen. Weliswaar beweren oudheidkundigen regelmatig dat de toenmalige samenleving de onze beïnvloedt (een recent boek van de Belgische classicus Patrick De Rynck heeft bijvoorbeeld als ondertitel “Hoe de oude Grieken en Romeinen ons leven nog altijd bepalen”) maar zulke sociaalwetenschappelijke claims zijn doorgaans lastig te staven. Er zijn maar een stuk of wat uitzonderingen, en één daarvan is het christendom. Van die antieke religie is vormende werking uitgegaan op alle daarop volgende eeuwen en op velerlei terrein. Die agency, om de jargonterm te gebruiken, is wetenschappelijk en overtuigend bewijsbaar. Het antieke christendom heeft daarom niet alleen grote betekenis voor onze hedendaagse samenleving, want het vormde haar, maar heeft tevens wetenschappelijk belang, want dit is waar oudheidkunde haar belang toont.

Het antieke christendom is bovendien interessant omdat er veel misverstanden over bestaan. Allerlei verouderde visies blijven maar herhaald worden, ook door wetenschappers. Ze negeren het belang van de in 1994 gepubliceerde Dode-Zee-rol die bekendstaat als 4QMMT. En dat is jammer. 4QMMT (“Enige werken der Wet”) plaatst het ontstaan van het christendom in een geheel nieuw licht.

Nieuw Perspectief

Om het te begrijpen, moeten we terug naar Luthers visie op een passage uit Paulus’ Brief aan de Galaten. Daarin schrijft de apostel dat niemand wordt gered door de “werken van de Wet”, wat Luther uitlegde als de “goede werken” waarmee volgens de katholieke kerk iemand invloed kan hebben op zijn plaats in het hiernamaals. Luther meende dat daartoe alleen het geloof in Christus relevant was. Feitelijk gaat het hier om Gods genade: Luther beweerde dat het jodendom, dat iemands plaats in de wereld die zou komen afhankelijk zou hebben gemaakt van het voldoen aan allerlei wetjes en regeltjes, niet de genade zou hebben gekend die het christendom wel bood. Luthers visie is natuurlijk een wonderlijke vertekening van de religie van mensen die geloven door God te zijn uitverkoren.

4QMMT bewees nu dat de “werken van de Wet” niet dezelfde waren als “goede werken”. Het bleek een manier te zijn om aan te geven dat iemand de Wet van Mozes volgde en dus Joods was. Paulus wilde zeggen dat een Joodse achtergrond geen betekenis had voor de redding van de gelovige op de Jongste Dag. Paulus breidde daarmee de definitie van het uitverkoren verbondsvolk uit. Deze herinterpretatie van Paulus staat bekend als het Nieuwe Perspectief op Paulus. Het maakt hem normaler, want dit was destijds geen ongebruikelijk Joods standpunt.

Een nog nieuwer perspectief

De discussie over het Nieuwe Perspectief ligt alweer een tijdje achter ons. Inmiddels gaat het over zaken als de plaats van Paulus binnen het jodendom. Wie bang was voor de Jongste Dag, hoefde, volgens Paulus, geen Jood te worden, want volgens de profetieën zouden Joden én andere volken gered worden. Zijn verzet tegen Wetsnaleving bij niet-Joodse christenen was dus geen breuk met het jodendom.

Dat Paulus staat binnen het jodendom, is nogal een omslag, zeker als je bedenkt dat hij lang gepresenteerd is geweest als feitelijk de eerste christen. Deze omslag is maar één van de vele voorbeelden van de wijze waarop de auteurs van het Nieuwe Testament binnen de sfeer van het jodendom bleven. Waar het op neerkomt, is dat het Nieuwe Testament niet alleen een christelijk boek is, maar ook een joods boek. De wegen gingen pas uiteen toen keizer Domitianus ongekend harde maatregelen nam om de Fiscus Judaicus (een Romeinse belasting) te innen, maatregelen die joodse en niet-joodse christenen anders troffen.

Het joodse Nieuwe Testament

Het Nieuwe Testament is een joods boek. Het christendom begon niet met Paulus. Die bleef joods. Domitianus deed de wegen uiteen gaan. Dat zijn, ietwat scherp geformuleerd, vier inzichten die er dertig jaar geleden nog niet waren. De term “wetenschappelijke revolutie” is voor minder gebruikt. We zouden kunnen zeggen dat christenen moeten ophouden zich het Nieuwe Testament toe te eigenen, want het is niet alleen van hen. De joods-christelijke relaties zijn de laatste jaren opnieuw geformuleerd en het veranderde perspectief werpt nieuw licht op een aspect van de oude wereld waarvan, zoals gezegd, vormende werking uitgaat op onze samenleving.

Ik schreef zojuist dat de op 4QMMT gefundeerde uitleg van de Brief aan de Galaten slechts één voorbeeld was. Voor andere voorbeelden kunt u daar terecht. Maar u kunt nog beter het anderhalve week geleden verschenen boek raadplegen dat ik al enkele keren noemde: het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen. Het is een vertaling van het commentaar dat in The Jewish Annotated New Testament was toegevoegd aan een Engelse vertaling, overgeheveld naar de NBV21-vertaling, geactualiseerd en voorzien van aanvullingen.

Eigenlijk zou iedereen met belangstelling voor de Oudheid (en de betekenis van de Oudheid voor ons) dit boek moeten raadplegen. U vindt er veel informatie die belangrijk maar onvoldoende bekend is. Simpel gezegd: zoals dit jaar Kerstmis samenvalt met Chanoeka, zo vallen christendom en jodendom veel meer samen dan wetenschappers tot voor kort dachten.

Ik houd er wel van de dingen af en toe scherp te zeggen om mensen wat te prikkelen. Maar ik overdrijf oprecht niet als ik zeg dat in ons taalgebied het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen de belangrijkste oudheidkundige publicatie is in jaren.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#agency #NBV21 #NieuwePerspectiefOpPaulus #NieuweTestament #Paulus #vormendeWerking

2024-11-17

Geweld bij Paulus

Een gewelddadige scène (Archeologisch Museum, Korinthe)

De wekelijkse stukjes over het Nieuwe Testament schrijf ik meestal op vrijdag of zaterdag. Vaak heb ik er wat boeken bij, regelmatig laat ik het nog even door iemand lezen. De afgelopen week had ik echter iets te veel dingen tegelijk aan mijn hoofd. Vandaag dus geen blogje met een kop en een staart, maar een vraag.

Geweld bij Paulus

Het gaat om een beroemde passage uit Paulus’ Tweede Brief aan de Korintiërs, waarin de apostel opsomt hoe hij omwille van zijn missie heeft geleden.

Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangengezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest. Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, ik ben driemaal met stokslagen gestraft en ik ben eenmaal met stenen bekogeld.noot 2 Korintiërs 11.24-25; NBV21.

In het Romeinse Rijk bracht de beul lijfstraffen in het openbaar toe. De overheid toonde op die manier haar macht. Paulus alludeert in de Eerste Brief aan de Korintiërs aan zo’n schouwspel. Weliswaar staat er “alsof”, maar de bovenstaande lijfstraffen waren zeker niet alsof.

Maar volgens mij heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toegewezen, alsof we ter dood veroordeeld zijn. We zijn voor heel de wereld, zowel voor engelen als mensen, een schouwspel geworden.noot 1 Korintiërs 4.9; NBV21.

Ik probeer te begrijpen hoe degenen die deze brief lazen of beluisterden, deze woorden hebben ervaren. Ze kenden de wrede straffen in de arena, waar misdadigers de meest afschuwelijke straffen ondergingen. Ze kenden ook de gewelddadige afbeeldingen waar men in de oude wereld zo verzot op was: de wandschilderingen, de standbeelden, de olielampjes. Een meester kon zijn slaaf mishandelen. Op het toneel waren verkrachtingen en executies bloedige ernst.

Wij kunnen ons geen voorstelling maken van zo’n wereld – en dat is maar goed ook. Ik probeer me desondanks voor te stellen hoe de Korintiërs reageerden op Paulus’ claim dat hij omwille van het Koninkrijk had gediend als gewelddadig schouwspel. Het lukt me niet. Dit was een van die vele passages uit een antieke tekst die me doet beseffen hoezeer we door ein garstiger, breiter Graben van de Oudheid zijn gescheiden.

***

Nu ik het toch heb over die garstiger, breiter Graben: om die reden heeft het weinig zin een antieke tekst te lezen zonder commentaar. Afgelopen week is het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen verschenen, een van oorsprong Amerikaans project waarover ik al eens schreef, maar nu verbeterd met ook Duits commentaar, en dat alles dan weer in onze eigen, mooie taal. Ik denk, zonder valse overdrijving, dat dit de belangrijkste oudheidkundige publicatie in ons taalgebied is in tien jaar.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect, vindt u daar.]

#geweld #Korinthe #NieuweTestament #Paulus #TweedeBriefAanDeKorintiërs

2024-11-10

De verwachte messias

Kindermoord te Betlehem (Codex Egberti)

Ik blogde twee weken geleden over de vlucht naar Egypte na de Kindermoord in Betlehem. Het hartverscheurende verhaal over de vermoorde baby’s en peuters veronderstelt dat koning Herodes wist dat er een kind geboren zou worden dat ooit als koning zou regeren over de Joden. Volgens de evangelist Matteüs vernam Herodes dat van de oosterse wijzen, die een wonderbaarlijke ster hadden gevolgd.noot Matteüs 2.2-3.

Omdat het schokkende verhaal een bovennatuurlijk teken bevat en bovendien aan elkaar hangt van de citaten uit de oudere joodse religieuze literatuur, kun je redeneren dat het allemaal is verzonnen. Misschien is dat ook wel zo. Van de andere kant: het uitmoorden van alle baby’s en peuters uit een klein stadje was niet beneden koning Herodes, die ook zijn eigen zoon uit de weg liet ruimen. Hij was volkomen scrupuleloos. De Kindermoord mag dan niet zijn vermeld in een andere bron, de gebeurtenis past verdraaid goed bij wat we weten over de paranoïde heerser.

De voorspelde messias

En er is nog iets. We weten dat er destijds voorspellingen circuleerden over het einde der tijden, messiassen, afstammelingen van David, herstel van Israël en meer eschatologisch fraais. Eén zo’n voorspelling is te vinden in de Henochitische literatuur, een destijds – vóór de joodse Bijbel in de tweede eeuw na Chr. werd samengesteld – belangrijk joods literair genre. De auteur schrijft dat het einde der tijden zal plaatsvinden in de zeventigste generatie na Henoch. Aangezien die zelf behoorde tot de zevende menselijke generatie, wisten joodse lezers dat de beslissende wending in de wereldgeschiedenis zou plaatsvinden in de zevenenzeventigste generatie. U mag in het evangelie van Lukas het aantal namen in de geslachtslijst van Jezus nalezen om te zien hoe de auteur het rekensommetje toepaste op de door hem gebiografeerde messias.noot Lukas 3.23-38.

Toen Herodes overleed – vermoedelijk in het najaar van 5 v.Chr., misschien in de eerste weken van 4 v.Chr. – waren er enkele opstanden. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus besteedt er veel aandacht aan, omdat deze opstanden in zijn analyse het begin vormden van een traditie van opstandigheid die uiteindelijk leidde tot het einde van het dagelijks offer in de tempel, de tempelcultus en de Verbondsrelatie tussen de joden en hun God. Als die rebellen de toon niet hadden gezet, aldus Josephus, zou iedereen netjes zijn blijven luisteren naar de Joodse leiders en had iedereen deel kunnen nemen aan de Pax Romana. (Voor het goede begrip: moderne historici delen deze analyse niet omdat de Romeinse annexatie het begin vormde van zo’n veertig jaar betrekkelijke rust.)

Flavius Josephus noemt een Judas, zoon van Hizkia, die opereerde rond Sepforis. Josephus noemt ook een Simon van Peraia, die zichzelf kroonde met een diadeem. Hij noemt Athronges, die als herder nogal leek op koning David. Het gevaarlijkst was Judas de Galileeër, de grondlegger van de sicariërs. Rationeel als Josephus is, en rationeel als hij het jodendom wil presenteren aan zijn heidense lezers, houdt hij zich op de vlakte voor wat betreft de eschatologische ideeën die circuleerden. Maar ze waren er. En koning Herodes moet dat hebben geweten.

De historische kern?

Wat ik zelf denk dat er is gebeurd: Herodes wist van de smeulende onrust, kende de profetieën over de messias en wist dat zijn dood de vonk in een kruitvat zou zijn. Hij regelde zijn opvolging zó als het hem het beste leek. Hij maakte een nieuw testament. Hij ruimde een zoon uit de weg die hij incompetent achtte. En hij gaf zijn Germaanse lijfwacht, wellicht Bataven, opdracht de baby’s en peuters in de Davidsstad Betlehem uit de weg te ruimen. Matteüs hoorde ervan en betrok het op zijn eigen messias. Hij sloeg de plank niet ver mis.

Zulke preventieve moorden waren in de oude wereld niet uniek. Kort voor zijn dood liet keizer Hadrianus enkele senatoren uit de weg ruimen die de troonsbestijging van Antoninus Pius zouden hebben kunnen belemmeren. Hadrianus deed dus gewoon alvast het vuile werk van Antoninus Pius. Misschien niet sympathiek, maar zo werkte het in de oude wereld.

In het geval van koning Herodes pakte het echter verkeerd uit. Bij zijn overlijden ontplofte het kruitvat. Er waren opstanden en uiteindelijk moest de gouverneur van Syrië, Publius Quinctilius Varus (die van de slag in het Teutoburgerwoud), met de legioenen interveniëren.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AntoninusPius #Athronges #diadeem #EvangelieVanLukas #EvangelieVanMatteüs #FlaviusJosephus #geslachtslijstVanJezus #Hadrianus #HenochitischeLiteratuur #HerodesDeGrote #JudasDeGalileeër #JudasZoonVanHizkia #KindermoordVanBetlehem #messias #NieuweTestament #sicariërs #SimonVanPeraia #SterVanBetlehem

2024-11-03

Gallio, Seneca en Mela

Een voorname Romein, midden eerste eeuw (Museo civico, Milaan)

Het was 52 na Chr., het was in Korinthe en Paulus had het weer eens aan de stok met mensen die niet op nieuwlichterij zaten te wachten. Ik heb het incident al eens beschreven: joodse burgers sleepten de apostel voor het gerecht, waar de Romeinse gouverneur, Gallio, zei dat hij niet kon oordelen over joodse rechtsregels.noot Handelingen 18.

Lucius Junius Gallio Annaeanus

Die Gallio, die kennen we. Hij heette voluit Lucius Junius Gallio Annaeanus en was de broer van Seneca. Dat Paulus, om zo te zeggen, slechts één handdruk was verwijderd van de beroemde senator-filosoof, was voor vrome vervalsers een onweerstaanbaar aantrekkelijk gegeven, en zo komt het dat in de Late Oudheid een onechte briefwisseling tussen de twee auteurs circuleerde. Gallio zelf is echter ook een interessante man.

Zijn vader was Lucius Annaeus Seneca uit Córdoba, de auteur van een boek over welsprekendheid en een verloren geschiedwerk over de Romeinse burgeroorlogen. (Er is een exemplaar aanwezig geweest in de Villa van de Papyri – dus wie weet lezen we nog eens meer.) De schrijver had tenminste drie zonen

  • Lucius Annaeus Seneca Junior, de filosoof,
  • Annaeus Mela, over wie straks meer,
  • Annaeus Novatus, die met Paulus sprak.

Omdat de jongste op zeker moment werd geadopteerd door een hoogleraar in de welsprekendheid, Lucius Junius Gallio, nam hij ook diens naam over: Lucius Junius Gallio dus, waaraan wij “Annaeanus” toevoegen om aan te geven dat hij uit de familie Annaeus kwam.

Toen keizerin Agrippina Gallio’s oudere broer aanwees als mentor voor haar zoon Nero, was ook Gallio’s carrière gemaakt. We kennen niet alle stappen, maar als hij in 52 na Chr. gouverneur was in Griekenland, had hij al een reeks ambten bekleed. Een zwaar beschadigde inscriptie uit Delfi documenteert zijn aanwezigheid; keizer Claudius noemt de gouverneur zelfs “mijn vriend”. Omdat dit gouverneurschap precies te dateren valt, is ook zijn ontmoeting met Paulus precies te dateren, en deze gebeurtenis vormt een van de voornaamste ijkpunten van de nieuwtestamentische chronologie.

De inscriptie uit Delfi

Niet lang na zijn terugkeer volgde Nero zijn stief- en adoptiefvader Claudius op als keizer. Seneca was nu een van de invloedrijkste bestuurders in de Romeinse wereld en bezorgde zijn broer in 58 het consulaat, de hoogst denkbare functie. In die hoedanigheid was Gallio spreekstalmeester toen Nero een songfestival organiseerde, de Juvenalia, waaraan de vorst ook zelf deelnam.noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 62.19-20.

Ondergang

De val van Seneca, die in 65 werd gedwongen tot zelfmoord, luidde echter ook de ondergang in van zijn broers. Tijdens een Senaatsvergadering viel Gallio voor Nero op de knieën, smekend om zijn leven. Senatoren, zo observeerde de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, hadden weleens de neiging “zich uit te putten in het kruiperigste gevlei, vooral degenen die vooral redenen hadden om te rouwen”.noot Tacitus, Annalen 15.73. Dat was niet alleen een verwijt aan Gallio, maar ook aan een senator die wist uit welke hoek de wind waaide en Gallio uitschold voor staatsvijand en moordenaar. En het was ook een verwijt aan de andere senatoren, die Gallio’s leven redden door hem en zijn criticus voor te houden dat Nero, clement als hij was, boven dit soort gedoe verheven was. Hielenlikkerij die mensenlevens redde, maar evengoed kruiperig was.

Gallio overleefde het incident niet lang. De middelste broer, Annaeus Mela behartigde Nero’s financiële belangen. Zijn zoon was de dichter Lucanus, die betrokken raakte bij een complot tegen Nero en uit de weg werd geruimd. (Om die reden bleef zijn gedicht over de Tweede Burgeroorlog onvoltooid.) Toen het onderzoek naar dit complot zich uitbreidde naar Mela, opende die zich de aderen, en daarna lijkt ook Gallio zich van het leven te hebben beroofd.noot Tacitus, Annalen 16.17.

Dat was in 66. We weten dat Paulus vóór dat jaar in Rome is geweest – de Handelingen van de apostelen eindigen met zijn aankomst – en je vraagt je af of de twee mannen elkaar nog een tweede keer hebben gesproken. Waarschijnlijk niet, maar het contact tussen de apostel en de hoge Romeinse bestuurskringen blijft fascinerend, en je begrijpt waarom het voor de vervalsers van de Paulus-Seneca-correspondentie onweerstaanbaar was.

#AgrippinaMinor #Claudius #HandelingenVanDeApostelen #LuciusAnnaeusSeneca #LuciusAnnaeusSenecaSenior #LuciusJuniusGallioAnnaeanus #MarcusAnnaeusLucanus #Nero #NieuweTestament

Jona lenderingJonaLendering
2024-10-20

Een van de joodse religieuze leiders die we zowel uit het las uit de joodse literatuur kennen, is Gamaliël. Die wist ook iets over hagedissen.

mainzerbeobachter.com/2024/10/

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst