#NieuweTestament

2025-11-02

De jongeling van Naïn

Jezus en de jongeling van Naïn (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Ik heb het punt tot vervelens toe gemaakt – op deze blog, in boeken, in lezingen en Joost mag weten waar niet meer – en ik maak het nog eens: tekstuitleg zonder kennis van de archeologie is net zo zinloos als archeologie zonder begrip van de oude teksten. En om het punt ten overvloede te illustreren, is hier, op de dag van Allerzielen, het verhaal van de jongeling van Naïn:

Jezus ging naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een vrouw die ook al weduwe was. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen de heer haar zag, kreeg hij medelijden met haar en zei: “Weeklaag niet meer.”
Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: “Jongeman, ik zeg je: sta op!”
De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: “Een groot profeet is onder ons opgestaan,” en: “God heeft zich over zijn volk ontfermd!”
Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.noot Lukas 7.11-17; NBV21.

Is dit een waar gebeurd verhaal? Om zoiets vast te stellen, gebruiken oudheidkundigen een stuk of wat criteria, zoals het criterium van de gêne: informatie die geen goed licht werpt op de over te brengen boodschap was blijkbaar te algemeen bekend om te worden onderdrukt. Ook is er het criterium van de meervoudige attestatie: iets dat in meerdere bronnen staat, is plausibeler dan als het maar in één bron staat. Dit verhaal is maar één keer gedocumenteerd, alleen bij de evangelist Lukas, dus het heeft de schijn tegen. Gênant is het ook al niet, en ook aan de andere criteria voldoet het niet. Als we de tekst als tekst bekeken, zouden we concluderen dat we niet kunnen vaststellen dat dit verhaal echt is gebeurd.

Sterker nog, het opwekken van de dode zonen van weduwen is een literair motief. De profeet Elia wekte bijvoorbeeld het kind op van een dame uit Sarefat, een pottenbakkersdorpje halverwege Tyrus en Sidon.noot 1 Koningen 17.22. Elia’s opvolger Elisa deed hetzelfde voor een weduwe in Sunem.noot 2 Koningen 4.32-37. Voor de lezer die nog niet in de gaten mocht hebben dat Lukas zijn portret van Jezus modelleert op de grote profeten, maakt de evangelist het in de conclusie expliciet: “Een groot profeet is onder ons opgestaan.”

Kortom, een literaire compositie zonder veel historische betrouwbaarheid. Maar er is een detail dat een ander licht werpt op de zaak: de dode wordt bij de stadspoort naar buiten gedragen. Je leest er haast overheen, want het is gewoon logisch dat de doden buiten de bebouwde kom werden begraven. Het Romeins Recht schreef dat zelfs voor. Maar het leuke is: archeologen hebben die stadspoort opgegraven, ik meen ergens begin jaren tachtig. Het was zelfs een opvallend massief verdedigingswerk.

En nu is het leuke: stadsmuren waren in Herodiaans en Romeins Judea niet gebruikelijk. Echt grote steden, zoals Jeruzalem, hadden ze natuurlijk wel. Maar Naïn was een vlek op de landkaart. Het is ook geen detail dat Lukas, die een halve eeuw en een Joodse Opstand na de gebeurtenissen schreef, en vermoedelijk schreef in een stad als Antiochië of Efese, kan hebben geweten. (Probeer als hedendaagse Amsterdammer of Antwerpenaar eens te weten of Sint-Andries een stadspoort heeft.)

Kortom, dankzij de archeologie herkennen we een authentiek detail in Lukas’ verhaal. Dat wil niet zeggen dat dit echt is gebeurd. Zoiets valt niet te weten. Het wil alleen zeggen dat Lukas oudere informatie benutte. We mogen aannemen dat het verhaal al tijdens Jezus’ leven de ronde deed, en dat is, gegeven het weinige dat we over de oude wereld weten kunnen, eigenlijk al heel erg veel.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Allerzielen #criteriumVanDeGêne #Elia #Elisa #EvangelieVanLukas #historischeJezus #Judea #meervoudigeAttestatie #Naïn #NieuweTestament #stadspoort

2021-04-11

Lukas en de voorouders van Jezus

Zesde-eeuwse muurschildering van Lukas, gevonden in zijn zogenaamde graf in Efese (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

Jezus … was, zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef, die de zoon was van Eli, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Josef, de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai, de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josech, de zoon van Joda, de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri, de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er, de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Josef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David, de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Selach, de zoon van Nachson, de zoon van Amminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda, de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor, de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach, de zoon van Kenan, de zoon van Arpachsad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech, de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan, de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.  (Lukas 3.23-38)

Geef maar toe: u hebt dit niet allemaal gelezen. Lukas 3.23-38, de geslachtslijst van Jezus van Nazaret, is een van de saaiste delen uit het Nieuwe Testament. Er is echter meer te beleven dan op het eerste gezicht lijkt, en dan bedoel ik niet dat deze opsomming de basis vormt voor de fenomenale middeleeuwse kunstwerken die bekendstaan als Boom van Jesse. Ga er even voor zitten want ik heb twee stukjes en ruim 2000 woorden nodig.

De mantel der liefde

Eerst even dit. Grote delen van het evangelie van Lukas zijn overgeschreven uit dat van Marcus en we kunnen door vergelijking met die bron uitspraken doen over Lukas’ werkwijze. Het blijkt dan dat hij zijn best doet de in Marcus (latent) aanwezige conflicten tussen het farizese jodendom en het vroege christendom te verdoezelen. Dit is opmerkelijk, want toen Lukas aan het einde van de eerste eeuw zijn evangelie en de daarop aansluitende Handelingen van de apostelen schreef, stonden deze twee verwante religieuze groeperingen weinig vriendelijk tegenover elkaar. Lukas streeft er echter consistent naar het conflict te bedekken met de mantel der liefde.

We kunnen dit streven ook waarnemen in de door hem zelf aan het evangelie toegevoegde verhalen, waarin hij Jezus presenteert als een joodse profeet uit oude tijden. Wanneer hij bijvoorbeeld vertelt dat Jezus te Naïn de overleden zoon van een weduwe uit de dood heeft doen opstaan, is dat een verwijzing naar de profeet Elia, die zo’n wonder enkele eeuwen eerder had verricht.

De familie van Jezus

Aan het begin van zijn evangelie doet Lukas meer pogingen. Het verhaal begint in de tempel; in het Lied van Zacharia (het Benedictus) en het Lied van Maria (het Magnificat) worden veertig passages uit de joodse Bijbel geciteerd; Jezus wordt geboren in hetzelfde dorp als koning David; we vernemen van Jezus’ besnijdenis; en als Jezus twaalf is, loopt hij weg van zijn ouders om in de tempel te studeren.

Verder lezen we aan het begin van het Lukasevangelie over de ouders van Johannes de Doper, die afstammen van Aäron en betrokken zijn bij de joodse tempelcultus. Ze zijn familie van Maria, de moeder van Jezus, die dus in moederlijke lijn afstamt van de eerste joodse hogepriester. De hierboven geciteerde geslachtslijst volgt iets later in Lukas’ verhaal, en bewijst dat Jezus afstamt van koning David. Kortom, Lukas presenteert een Jezus die met beide benen staat binnen het jodendom, en zo heeft hij andermaal de harmonie tussen deze religie en het christendom benadrukt.

Had het echter, bij die Ahnengalerie, niet wat minder eentonig gekund? Loop even mee naar het volgende stukje.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#BoomVanJesse #Eindtijd #EvangelieVanLukas #geslachtslijst #JezusVanNazaret #Jozef #Lukas #NieuweTestament #zoonVanDavid

2021-03-14

De beproeving in de woestijn (2)

De “high place of worship” in Petra

In het vorige stukje presenteerde ik de twee uitwerkingen die Matteüs en Lukas gaven van het simpele zinnetje in Marcus, die had geschreven dat Jezus door de Satan op de proef werd gesteld in de woestijn. De uitwerkingen tonen allebei een gesprek dat bijna lijkt op een spelletje: de duivel daagt Jezus drie keer uit, Jezus geeft lik op stuk met een citaat uit Deuteronomium.

Challenge and riposte

Dit soort gesprekken staat bekend als challenge and riposte. We kennen het goed uit de oude wereld, waarin iemands eer belangrijk was. Dat was iets heel concreets. Een mens had recht op een bepaalde hoeveelheid respect, dat hij in bepaalde situaties kon verliezen. (“Respect” is dus anders dan bij ons, waarin respect iets is dat je verwerft.) Een voorbeeld dat u morgen mooi kunt citeren is het gesprek tussen Julius Caesar en een ziener, die hem had gewaarschuwd op zijn hoede te zijn voor de vijftiende maart. Op die vijftiende maart sneerde Caesar “Nou, die vijftiende maart van je is mooi aangebroken.” Dit is de uitdaging (challenge) van de eer van de ziener. Die is niet uit het veld geslagen: de riposte is “Gekomen maar niet voorbij”. Eer hersteld. De rest is geschiedenis.

Twee volgordes

De twee evangelisten hebben dezelfde stof, afkomstig uit de Q-bron met uitspraken van Jezus. Dat de duivel Jezus drie keer uitdaagt, is normaal in een samenleving waarin vrijwel alle informatie in verhaalvorm werd overgedragen: alles gebeurt drie keer. De volgorde waarin de twee evangelisten de stof presenteren, is echter anders. Bij Matteüs is het woestijn-tempel-berg: toon dat je je je kunt voeden, toon dat engelen je redden, accepteer de macht. Bij Lukas is de volgorde woestijn-berg-tempel.

Welke vorm de oorspronkelijke is, valt hier feitelijk niet uit te maken, al nemen onderzoekers aan dat Matteüs meestal letterlijk citeert en dat Lukas de structuur van Q beter volgt. Als Lukas’ volgorde inderdaad de juiste is, is er een opbouw: eerst het dagelijks brood, dan de aardse heerschappij en tot slot bovennatuurlijke macht, waarbij de tempel een ereplaats krijgt aan het einde van de climax. Matteüs kiest voor een andere opbouw: de plekken worden steeds hoger en de ultieme riposte is “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem”, een variant op het joodse gebed dat bekendstaat als Sjema.

En verder

Dan nog wat andere punten. Matteüs presenteert het alsof de geest van God Jezus naar de woestijn brengt, alsof het in feite God is die Jezus op de proef gaat stellen. Voor Lukas is dit maar moeilijk omdat het afbreuk doet aan Jezus’ eigen regie. Hij laat Jezus dus vervuld zijn door de geest, waarmee het allemaal wat minder scherp is.

Het verhaal is verder gebaseerd op dat van Abraham, die volgens Jubileeën 17.17 ook drie keer werd verleid: met honger, met heerschappij en met de onmogelijkheid kinderen te krijgen. Er zijn parallellen met messiaanse voorlopers als Mozes en Elia, die ook de woestijn introkken en vastten. Het aantal van veertig dagen verwijst naar de Zondvloed, waarin alles wat slecht was verdween en het goede uiteindelijk overleefde.

De verering van de duivel op de top van een berg is een nauwelijks te missen verwijzen naar de high places of worship die in de hele Levant bestonden. Zou ik eigenlijk ook eens over moeten bloggen.

De beproeving in de woestijn; tegeltje uit het Ottomaanse Bardo-paleis in Algiers

De heerser van deze wereld

En tot slot: de duivel – op zich een interessant figuur, maar daarover later nog eens – kan Jezus de macht geven over alle koninkrijken op aarde. Dit is een belangrijk thema, dat we ook elders vinden. In het Johannes-evangelie vat Jezus zijn taak op aarde samen: “nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden” (12.31). In feite betekent dit beeld dat mensen zich niet moeten richten op deze gevallen wereld, die al sinds het begin der tijden niet in orde is, en dat ze zich moeten richten op het eeuwige en onaantastbare. Plato zou het hebben begrepen. Maar of keizer Tiberius er evenveel begrip voor zou hebben gehad dat de aardse heerschappij gold als duivelsgeschenk, dat staat te bezien.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#beproeving #challengeAndRiposte #dagelijksBrood #duivel #EvangelieVanJohannes #EvangelieVanLukas #EvangelieVanMatteüs #highPlaceOfWorship #JezusVanNazaret #JohannesDeEvangelist #Jubileeën #Lukas #Matteüs #NieuweTestament #QBron

2023-03-19

De lijdende dienstknecht

Petrus (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Zoals er discussie is over het auteurschap van de Brief van Jakobus, zo is er onenigheid over de Eerste brief van Petrus. De argumenten zijn grotendeels dezelfde. Vroege christelijke schrijvers meenden dat Simon Petrus de tekst had geschreven; moderne geleerden vinden het Grieks te goed voor een visser, waarbij de onuitgesproken hypothese is dat Galilese vissers alleen maar Aramees zouden spreken en geen talen zouden kunnen leren; andere moderne geleerden introduceren de hypothese dat de Silvanus die in 5.12 staat vermeld, de vertaler is geweest. Ik zal de kwestie laten rusten.

Plaatsvervangend lijden

Er is zoveel interessanters te vertellen, al zal het citaat u misschien treffen als wat zalverig. De auteur, die we maar Petrus zullen noemen, troost vervolgde christenen en schrijft:

Ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt. (1 Petrus 2.22-25; NBV21)

Dit gaat over het plaatsvervangend lijden: dat iemand sterft voor de zonden van anderen. Dat was geen nieuw idee. Een joodse parallel is de aqedah, “het binden van Isaak”, die bereid is om te sterven als offer tot verzoening van de zonden van anderen.

Lijdende Dienstknecht

Petrus verwijst echter naar een andere passage uit de joodse Bijbel: het lied van de Lijdende Dienstknecht. Om dit blogje niet excessief lang te maken, citeer ik het niet; u kunt het vinden in Jesaja 53 en het is een van de aangrijpendste stukken poëzie uit de antieke literatuur. Ook andere nieuwtestamentische auteurs gebruiken Jesaja 53 als model om de dood van Jezus te duiden: Matteüs 8.17 bijvoorbeeld of Handelingen 8.32-35.

De joodse commentatoren wisten niet zeker wie Jesaja op het oog had gehad. De Aramese vertaler van de Profeten-targum, meestal aangeduid als Jonathan, meent in zijn weergave van deze passage dat de messias zal lijden. Dat is ook de interpretatie die we vinden in de Zelfverheerlijkingshymne, een van de Dode-Zee-rollen (4Q491, fr.11). Tot slot vinden we deze uitleg ook in het traktaat Sanhedrin 98b van de Babylonische Talmoed.

Omdat de christenen deze interpretatie steeds meer naar zich toetrokken, komen we haar in de latere joodse literatuur niet meer tegen. Maar dit staat vast: Petrus’ interpretatie van Jezus’ kruisdood als het plaatsvervangend lijden van de Lijdende Dienstknecht zou geen van zijn tijdgenoten hebben verbaasd.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#aqedah #EersteBriefVanPetrus #Jesaja #joodseBijbel #LijdendeDienstknecht #NieuweTestament #Petrus #TargumJonathan #verzoeningTheologie_ #Zelfverheerlijkingshymne

2023-03-26

Het vroegste christendom als greedy institution

De gemeenschappelijke maaltijd was een van de momenten waarop de leden van de greedy institution zich uitverkoren konden weten (Catacomben van Domitilla, Rome).

Het idee dat alle vroege christenen elkaar lief hadden als broeders en zusters was meer ideaal dan waarheid. Er waren vaak ruzies. Het bekendste voorbeeld is Paulus, die in Galaten 2.11-14 weinig goeds heeft te zeggen over Petrus. De auteur van de Openbaring spreekt vol afschuw van christenen in Pergamon en Tyatira die van het heidense offervlees aten (2.14, 2.20; overigens met vermelding van een vrouwelijke leraar). De auteur van de Eerste brief van Johannes maakt zijn opponenten uit voor antichristen. Ik heb er onlangs op gewezen dat de Brief van Jakobus te lezen is als correctie op Paulus’ opvattingen over de Wet.

Het geruzie hoeft ons niet te verbazen. Het vroegste christendom was immers een greedy institution, dat wil zeggen een instelling die haar leden voorhoudt te zijn uitverkoren en in ruil volledige toewijding eist. (Sparta is een ander antiek voorbeeld.) Die volledig toewijding kwam als vanzelf. Wie een terechtgestelde crimineel begint te vereren – en daar leek het natuurlijk wel op – sneed nogal wat banden af met de rest van de samenleving. En in een greedy institution kan alles wat duidt op minder dan volledige toewijding, leiden tot explosieve situaties. Ruzie was te verwachten.

Diotrefes

Dat lijkt ook te zijn gebeurd in de groep waarvoor de Derde brief van Johannes is geschreven.

Ik heb al aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes, die daar de dienst wil uitmaken, trekt zich niets van ons aan. Als ik kom, zal ik zijn gedrag ter sprake brengen. Die man verspreidt laster over ons, en daar laat hij het niet bij: hij weigert de broeders te ontvangen, en houdt degenen tegen die dat wel willen en verjaagt hen uit de gemeente. (9-10; NBV21)

De auteur van deze superkorte brief (219 woorden), een “oudste” die met gezag kan schrijven naar de gemeente, heeft blijkbaar moeite met een Diotrefes. We krijgen de indruk dat die de auteur van de brief heeft belasterd, dat deze mensen heeft gestuurd om de zaak uit te praten, dat Diotrefes de dialoog heeft geweigerd en dat hij mensen die wél wilden overleggen, heeft verstoten. Het Griekse woord is ἐκβάλλει: de mensen zijn eruit geworpen. Misschien met enig lichamelijk geweld, maar in elk geval deelden de uitgestotenen niet meer in de gezamenlijke maaltijden.

Parallellen

Uniek is het niet. Paulus beschrijft in 1 Korintiërs 5.1-5 dat een man die samenwoont met zijn stiefmoeder maar beter aan de Satan kan worden uitgeleverd. Een mooie parallel vinden we in de Dode-Zee-rol die bekendstaat als de Gemeenschapsregel (1QS):

Wie heeft gevloekt … terwijl hij in de Schrift las of een zegen uitsprak, moet men uitstoten. Hij kan nooit meer naar de raad terugkeren.

Hierop volgen nog enkele lichtere straffen, tijdelijk, voor andere vergrijpen. Ook de sekte van de Dode-Zee-rollen was een greedy institution.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#DerdeBriefVanJohannes #Gemeenschapsregel #greedyInstitution #NieuweTestament #offervlees

2025-10-26

Wie schreef de Brief van Jakobus?

Jakobus (met brief)

Ik ben in zoverre een gezegend mens dat ik, als ik voor deze dagelijkse blogjes advies nodig heb, kan terugvallen op een stuk of wat mensen. Er is een speciale dank-je-wel-pagina, die ik bij dezen eens onder uw aandacht breng. Ik vraag de daar genoemde mensen regelmatig advies. Vorige week blogde ik bijvoorbeeld over Jakobus de Rechtvaardige, de broer van Jezus, en dus was het onvermijdelijk dat ik moest ingaan op de vraag of Jakobus ook de auteur was van de aan hem toegeschreven Brief van Jakobus. Dat is een onderwerp waarover ik goede raad wil hebben.

Het onderwerp op zich is typisch zo’n kwestie die wetenschappers meer bezighoudt dan gelovigen. Als God de Bijbel senkrecht von oben heeft afgegeven, is het eigenlijk niet zo belangrijk of dat via de broer van Jezus, een naamgenoot of iemand anders is gegaan. Voor de gelovige zijn andere zaken belangrijker.

Aannames, aannames

Het is ook zo’n onderwerp waarbij de discussie is gebaseerd op moeilijk bewijsbare aannames. Zo is er de aanname dat een timmermanszoon uit Galilea nooit zo goed Grieks zou kunnen als de auteur van de Jakobusbrief. Ik zou echter niet weten waarom mensen op het platteland, antiek of modern, minder taalvaardig zouden zijn dan anderen. (En trouwens, Jakobus woonde een groot deel van zijn leven in Jeruzalem.) Bedenk bovendien dat op een timmermanswerkplaats behoorlijk wat geld rondging, zodat het prima denkbaar is dat een Jakobus een behoorlijke scholing kreeg. Begrijp me niet verkeerd: dat ik niet overtuigd ben van de geldigheid van het taal-argument, wil niet zeggen dat ik denk dat de Brief van Jakobus wél door de broer van Jezus is geschreven. Ik weet het gewoon niet.

Maar goed. Ik kan dan wel benadrukken dat het slechts een aanname is dat men op het platteland slecht Grieks beheerste, maar dat is net zo goed een aanname. En ik ben geen taalkundige. Tijd om een van de zojuist aangekondigde kenners te vragen: de Gert Knepper die ook wel eens op deze blog schrijft. Hij noemde een reeks argumenten voor een andere auteur dan Jakobus de Rechtvaardige.

Auteurschap

Om te beginnen veronderstelt de brief een soort christendom dat pas na de dood van Jakobus (zoals gezegd: in 62 na Chr.) is ontstaan. Zo is er sprake van “oudsten” en “leraren”, en zij gaan pas later een rol spelen in de nog jonge kerk. Een ander argument is dat je van een Jakobus, van wie we meestal aannemen (!) dat hij zijn broer bleef zien als grondlegger van een eigen stroming bij de uitleg van de Wet van Mozes, andere thema’s zouden hebben verwacht: denk aan de sabbat, de reinheidswetten, de besnijdenis, het belang van de Tempel.

Je zou ook verwachten dat een Jakobus zich zou laten voorstaan op het feit dat hij een broer van Jezus was, maar daar blijkt niet zo veel van. Terwijl dat voor Jakobus de Rechtvaardige toch zijn bron van autoriteit was. Nog zoiets: de auteur benadrukt dat niet het geloof alléén mensen redt, maar dat het geloof moet blijken uit goede daden. Dat is een reactie op Paulus, wat opnieuw een wat latere datering suggereert. De auteur van de Brief van Jakobus lijkt ook de Eerste Brief van Petrus te kennen – opnieuw een aanwijzing dat de tekst wat jonger is.

En dan is er nog het simpele gegeven dat men de vraag wie de Brief van Jakobus heeft geschreven, al in de Oudheid stelde. Het stond dus ook destijds niet in steen gehouwen welke Jakobus de auteur was van deze brief. Kortom: hoewel menig argument is gebaseerd op moeilijk bewijsbare aannames, pleit er nogal wat tegen Jakobus de Rechtvaardige als de schrijver van deze brief. Het was een naamgenoot.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#BriefVanJakobus #GertKnepper #JakobusDeRechtvaardige #NieuweTestament

2025-10-19

Jakobus de Rechtvaardige

De dood van Jakobus de Rechtvaardige (San Marco, Venetië)

Het leiderschap van de sicariërs, een stroming binnen het jodendom, was in handen van de afstammelingen van Judas de Galileeër; als leiders van de farizeeën komen we de familie van Gamaliël tegen; je zou van de op Jezus van Nazaret teruggaande stroming dus eveneens verwachten dat zijn verwanten er grote invloed hadden. En zo is het inderdaad. Het Nieuwe Testament noemt Jezus’ broer Jakobus als een leider van de vroege christelijke gemeenschap . Mogelijk oefende ook een broer Judas gezag uit. Op gezag van de tweede-eeuwse auteur Hegesippos weten we dat ook Judas’ kleinzonen nog een rol speelden. Ik blogde daar al eens over en ik laat het nu rusten.

Ik wil het hebben over Jakobus, die in de vroegchristelijke literatuur bijnamen heeft als “broer van de Heer” en “de Rechtvaardige”. Hij wordt ook wel “de Mindere” genoemd, misschien om hem te onderscheiden van de Jakobus die een van de Twaalf was (en die wordt vereerd in Santiago de Compostela). In elk geval: Jezus had een broer die Jakobus heet en die in het Marcus-citaat waarover ik vorige week blogde, in één adem wordt genoemd met Joses, Judas, Simon en een onbepaald aantal zussen.noot Marcus 6.3.

Deze Jakobus zou dus een leider zijn geweest van de vroege kerk, en meer in het bijzonder: in Jeruzalem. Dat is opmerkelijk, want de familie kwam uit Galilea. De verklaring zou kunnen zijn dat men op de naderende Jongste Dag in de heilige stad wilde zijn, maar dat is hypothetiscj. De apostel Paulus ontmoette Jakobus daar enkele keren. In de Brief aan de Galaten vertelt Paulus dat hij drie jaar na zijn bekering Petrus ging opzoeken en toen ook de apostel Jakobus, de broer van de Heer, ontmoette.noot Galaten 1.17. “Apostel” betekent hier niet “een van de Twaalf”, maar verwijst naar één van de velen die door Jezus waren uitgezonden om zijn leer ook elders te verkondigen. Logisch dus dat Paulus toevoegt dat hij geen van hen was tegengekomen in Jeruzalem.

Paulus noemt in dezelfde Galatenbrief Jakobus met Petrus en Johannes “de drie zuilen van de kerk”.noot Galaten 2.9. Met hen zou hij later zijn overeengekomen dat zij de leer van Jezus zouden verkondigen aan de Joden en dat Paulus en Barnabas het zouden doen bij andere volken. Dit wordt in iets andere termen bevestigd door de Handelingen van de Apostelen, waar we lezen over een vergadering van de vroege christenen, die tot dezelfde beslissing komt.noot Handelingen 15.

Dat Jakobus zeer hoog in aanzien stond bij de eerste gelovigen, blijkt ook uit het zogeheten Evangelie van de Hebreeën, waarin de opgestane Christus als eerste verschijnt aan zijn broer. Deze tekst is weliswaar vrij jong, maar documenteert de blijvende herinnering aan het leiderschap van Jakobus.

Rechtvaardiging

De Handelingen en de brieven van Paulus hebben vooral betrekking op de prediking onder de andere volken, maar we beschikken over een Brief van Jakobus die lijkt weer te geven wat Jezus’ broer dacht over precies datgene waar Paulus iets nieuws introduceerde, namelijk de rechtvaardiging door het geloof in Christus. Volgens de auteur is dat onvoldoende – echt geloof blijkt uit goede werken. Daar laat ik het verder even bij, want ik heb het er al eens over gehad.

Ik leg in dat eerdere blogje trouwens ook uit dat een van de argumenten tegen authenticiteit veronderstelt dat iemand uit Galilea niet zulk goed Grieks zou kennen. Wat een onbewezen aanname is en bovendien een tikkeltje hovaardig – alsof wij de oude taal beter zouden kennen dan de mensen uit de Oudheid. Taalkundigen kunnen héél veel, en dat schrijf ik zonder ironie, maar ik zou zelf toch niet zo stellig zijn. In elk geval: er is dus discussie over de authenticiteit van de Brief van Jakobus, en volgende week kom ik daar nog eens op terug.

Dood

De Joodse geschiedschrijvers Flavius Josephus vertelt over de dood van Jakobus in het jaar 62. Josephus zijnde Josephus gaat het verhaal natuurlijk vooral over de officiële leiders van de Joodse gemeenschap, en dus over de relatie tussen gouverneur en hogepriester. De gouverneur, Lucceius Albinus, kreeg een conflict met  hogepriester Ananos II.

Deze Ananos meende handig te kunnen profiteren van de situatie dat [de oude gouverneur Porcius] Festus dood was en [de nieuwe gouverneur] Albinus nog onderweg was. Hij riep een vergadering van rechters bijeen en liet daar de broer van de Jezus die Christus genoemd wordt — de man heette Jakobus — alsmede enkele anderen voorleiden. Hij beschuldigde hen ervan dat ze de Wet hadden overtreden en leverde hen uit om gestenigd te worden. De groepering echter van degenen van wie iedereen in de stad vond dat ze zich precies aan de Wet hielden en die op grond daarvan zeer goed aangeschreven stonden [de farizeeën], nam de zaak hoog op. Ze stuurden in het geheim een vertegenwoordiging naar de koning [Herodes Agrippa II] om er bij hem op aan te dringen Ananos te gelasten zich voortaan van dergelijke acties te onthouden. Het was namelijk niet de eerste keer dat hij over de schreef was gegaan. … Voor koning Agrippa vormde de zaak aanleiding Ananos als hogepriester te ontslaan – hij is drie maanden in functie geweest.noot Josephus, Joodse Oudheden 20.200-203; vert. Wes/Meijer.

Een latere auteur, Clemens van Alexandrië, meende dat Jakobus van de tempelmuur af was gegooid, en daarna was gedood. Dit hoeft niet per se in strijd te zijn met wat Josephus schrijft, omdat de beulen bij een steniging willen dat het slachtoffer stil blijft liggen: de ongelukkige wordt dus ingegraven of men breekt hem de benen – door hem van een tempelmuur te werpen. Ik denk overigens dat we de latere bronnen beter allemaal kunnen negeren, al heb ik, zoals u al merkte, een zwak voor Hegesippos.

Terug naar de anekdote van Josephus. Die is waanzinnig interessant. Om te beginnen vertelt ze iets over de problemen in het dagelijks bestuur van een provincie, waarin lokale gezagdragers niet altijd deden wat Rome wou. De anekdote identificeert verder de enige sadducee die we kennen, namelijk Ananos, die tijdens de Joodse Opstand leiding zou geven aan de provisorische regering in Jeruzalem. Het is verder opvallend dat Josephus, die een hekel had aan de farizeeën, weigert hen te noemen. En tot slot: de passage bewijst dat Jakobus gold als jood en dat andere joden verontwaardigd waren over de wijze waarop hij was aangepakt. In het jaar 62 was er nog geen sprake van dat de wegen van joden en christenen uiteen zouden gaan.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AnanosII #Barnabas #BriefAanDeGalaten #BriefVanJakobus #ClemensVanAlexandrië #EvangelieVanDeHebreeën #farizeeën #FlaviusJosephus #HandelingenVanDeApostelen #Hegesippos #HerodesAgrippaII #JakobusDeRechtvaardige #Jeruzalem #LucceiusAlbinus #NieuweTestament #Paulus #Petrus #PorciusFestus #steniging

2025-10-12

De familie van Jezus

Nazaret

Vorige week schreef ik dat het een feit was dat Jezus enkele broers en minimaal twee zussen had, en ik had moeten zien aankomen dat mensen zouden vragen hoe ik dat wist. Nou, gewoon: dat staat in de Bijbel. De evangelist Marcus vermeldt ze

Toen de sabbat was aangebroken, gaf Jezus onderricht in de synagoge [van Nazaret], en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: “Waar haalt hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zussen niet hier bij ons?”noot Marcus 6.2-3; NBV21.

Waar is Jozef?

C’est ça: een moeder, vier broers en minimaal twee zussen. Moeilijker is het niet. Wat opvallender is, is de afwezigheid van Jozef. We weten niet waarom; hij zal op de sabbat niet op zijn werkplaats zijn geweest. Maar enig hoofdrekenwerk en de informatie uit andere evangeliën kunnen helpen. Matteüs geeft duidelijk aan dat Jezus is geboren rond 5 v.Chr., vóór de dood van koning Herodes de Grote, en die traditie wordt bevestigd door Lukas, die aangeeft dat Jezus rond het jaar 28 na Chr. zo’n dertig jaar oud was. (Ik weet dat het rekensommetje niet perfect klopt, maar leeftijdsbewustzijn was destijds niet heel precies: lees maar hier.) Lukas kent ook een andere traditie, dat Jezus pas in 6 na Chr. is geboren, maar dat lijkt gebaseerd op een misverstand dat ik hier behandelde.

Een man trouwde destijds rond zijn twintigste, vijfentwintigste. Als Jezus Jozefs oudste zoon was, was Jozef dus geboren rond 30 of 25 v.Chr. En dan zou hij, op het moment dat Jezus’ optreden begon, dus in 28, al behoorlijk op leeftijd zijn geweest. Anders gezegd: er is niets onwaarschijnlijks aan de aanname dat Jezus’ vader al was overleden.

Wat is een adelfos?

Er is een eindeloze – en mijns inziens overbodige – discussie geweest over de relatie tussen Jezus en zijn broers en zussen. Al in de tweede eeuw na Chr. bestond het idee dat Maria altijd maagd is gebleven, en de auteur van het Proto-evangelie van Jakobus opperde daarom dat Jakobus, Joses, Judas, Simon en de zussen dus halfbroers en halfzussen waren uit Jozefs eerdere huwelijk. (Wat hem nog ouder maakt en de kans op overlijden dus verder vergroot.) Onmogelijk is dit zeker niet, want Marcus gebruikt het woord adelfos, “broer”, ook om de relatie tussen Herodes Antipas en zijn halfbroer Filippos te typeren. Anders gezegd: Marcus’ taaleigen sluit niet uit dat Jezus het kind is uit Jozefs tweede huwelijk.

In de late vierde eeuw na Chr. stelde Hieronymus, een van de meest geleerde vroegchristelijke auteurs, dat het feitelijk neven en nichten waren. Ook Luther en Calvijn zagen het zo; pas met de Verlichting kwam het idee op dat het gewone broers en zussen waren. En dat is logisch, want geen enkele auteur van het Nieuwe Testament gebruikt adelfos in de betekenis van “neef”, en ook hun tijdgenoot Flavius Josephus kent die betekenis niet.

Er is ook een argument vóór de interpretatie dat Jakobus, Joses, Judas, Simon en de zussen echte broers en zussen waren, namelijk dat ze vaak worden genoemd in verband met Maria. Dat suggereert dat zij hun moeder was. Los daarvan kan worden gewezen op Flavius Josephus, die geen theologische bijbedoelingen had en Jakobus aanduidt als de broer van Jezus. Kortom, de meest logische lezing is dat Jezus kwam uit een groot gezin en dat rond 28 zijn moeder nog in leven was, dat zijn vader was overleden, en dat hij vier broers en minstens twee zussen had. In het Romeinse Rijk een heel gewoon gezin.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#EvangelieVanLukas #EvangelieVanMarcus #EvangelieVanMatteüs #FilipposHerodiaan_ #FlaviusJosephus #HerodesAntipas #Hieronymus #JakobusDeRechtvaardige #JezusVanNazaret #Jozef #Maria #NieuweTestament #ProtoEvangelieVanJakobus

2025-09-28

Jezus in de Tempel

Schriftgeleerden in debat met een jonge Jezus (Acheologisch museum, Córdoba)

Een nieuwe zondag, een nieuw blogje over het Nieuwe Testament, en vandaag gaat het over een bekend verhaal. Hier is het.noot Lukas 2.41-51; NBV21.

Jezus’ ouders gingen jaarlijks voor het pesachfeest naar Jeruzalem. Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten.

Dat vinden wij wat raar, want ouders hebben meestal een zesde zintuig waarmee ze precies weten waar Junior zich bevindt. De evangelist Lukas anticipeert op vragen door het uit te leggen:

In de veronderstelling dat hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een hele dag voordat ze hem overal onder hun verwanten en bekenden begonnen te zoeken.

Dit is interessante informatie. Hoewel we weten dat alle volken in de oude wereld pelgrimsfeesten hadden, weten we eigenlijk niet zo heel veel over de gang van zaken. Maar hier lezen we dus dat Joden met grote groepen op reis waren en dat het niet vreemd was als een kind meeliep met de familieleden, ja dat dit zó normaal was dat ouders niet eens controleerden of hun eigen zoon of dochter wel aanwezig was. Tijdens zo’n tocht lette iedereen een beetje op elkaar.

Toen ze hem niet vonden, keerden ze terug naar Jeruzalem om hem daar te zoeken.

Ambiguïteiten

Ik geef het u te doen: een kind vinden in een stad waar tienduizenden mensen wonen. Het duurde dus even.

Na drie dagen vonden ze hem in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisterde en hun vragen stelde. Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: “Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.”
Maar hij zei tegen hen: “Waarom hebt u naar me gezocht? Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”
Maar ze begrepen niet wat hij tegen hen zei.

Observatie één: volgens Lukas was Jozef dus nog in leven toen Jezus twaalf was, dus zeg maar in het voorjaar van het jaar 8 of misschien 9. Dat maakt het des te vreemder dat Jezus wordt aangeduid als zoon van Maria en niet, zoals je zou hebben verwacht in een patriarchale samenleving, als zoon van Jozef.noot Marcus 6.3.

Observatie twee: ambiguïteiten als “je vader heeft je gezocht want we moeten naar huis” en “ik moet in het huis van mijn vader zijn” komen wel vaker voor in de antieke literatuur. In feite vallen alle verhalen over verkeerd begrepen orakels in deze categorie. En ook in dit verhaal begrijpen de mensen, in dit geval Jezus’ ouders, niet wat wordt gezegd. De eerste christenen hadden een abonnement op ambiguïteit, bijvoorbeeld door in een rechtszaak te verklaren dat ze op de rechter vertrouwden.

Hij reisde met hen terug naar Nazaret en was hun gehoorzaam. Zijn moeder bewaarde alles wat er met hem gebeurd was in haar hart.

Dit is een lief detail, en het is niet zo heel ver gezocht dat Maria een informant is geweest van de evangelist. Het wordt dan ook al eeuwen beweerd, maar er is natuurlijk weinig werkelijk bewijs.

Karakterkwesties

Een laatste punt nog. In de antieke literatuur hebben we allerlei anekdotes over de bijzondere jeugd van deze of gene. De jonge Alexander stelde goede vragen aan Perzische gezanten en temde een paard; de baby Herakles wurgde al een paar slangen; Theseus reinigde de istmus van Korinthe van een batterij rovers; Cyrus gedroeg zich als kind al als koning; de kleine Caligula stond enthousiast te kijken naar de martelingen en executies van terdoodveroordeelden en ook Nero gaf al vroeg blijk van zijn wrede karakter.

Karakter: in de Oudheid was men ervan overtuigd dat dat een leven lang hetzelfde bleef. Hieruit volgde dat als iemand later erg intelligent zou zijn, of een krachtpatser, of opvallend wreed, hij dat ook als kind al moest zijn geweest. Een twaalfjarige Jezus die intelligent discussieerde met de leraren, paste goed bij de man die hij later zou zijn.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#EvangelieVanLukas #Jeruzalem #JezusVanNazaret #Jozef #Lukas #Maria #NieuweTestament #tempel

2025-08-31

De onbekende god

Altaar voor een onbekende god (Antiquarium van het Palatijn, Rome)

We zullen vermoedelijk nooit weten wie Gaius Sestius Calvinius was, behalve dat hij in Rome het bovenstaande altaar oprichtte. Het is gevonden op de plek die bekendstaat als Velabrum, dat wil zeggen de doorgang tussen Palatijn en Capitool die het Forum Romanum verbond met het Forum Boarium, de veemarkt. De tekst, die bekendstaat als EDCS-17200112, is eenvoudig:

Sei deo sei deivae sac(rum)
C(aius) Sextius C(ai) f(ilius) Calvinus pr(aetor)
de senatinoot Je zou senatus hebben verwacht. sententia
restituit

Dat wil zoiets zeggen als

Aan hetzij een god, hetzij een godin
Door Gaius’ zoon praetor Gaius Sestius Calvinius
Op last van de Senaat
Heeft hij dit vernieuwd.

Er waren destijds vele goden, en het kon goed verkeerd gaan als je er een vergat. Gelukkig gaven de goden hun wensen door middel van voortekens te kennen, en dan waren er priesters die de zogeheten Sibillijnse Boeken raadpleegden. Die vertelden dan welke godheid wenste te worden toegevoegd aan het pantheon. Maar soms werd het voorteken niet begrepen en dan waren de rampen niet te overzien. Zo liet in 387 v.Chr. een onbekende godheid weten dat hij verering wenste door expliciet te spreken, maar de Senaat sloeg geen acht op de mysterieuze sprekende stem, en binnen de kortste keren leed het leger aan het riviertje Allia een nederlaag tegen de Galliërs, die vervolgens de stad bezetten en het Capitool belegerden. Kortom, je kon beter een altaar hebben waar je offerde aan goden die je ongewild was vergeten.

Zo’n altaar hebben we dus ook hierboven. Het dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. Het werkwoord “heeft dit vernieuwd” bewijst dat dit soort altaren zorgvuldig werd gecontroleerd en op gezette tijden aangepast aan de eisen van de tijd. (Er is overigens een theorie dat de formulering “aan hetzij een god, hetzij een godin” diende om de naam van de beschermgoden van Rome niet te hoeven noteren, zodat vijanden die niet konden ontdekken, maar ik geloof die theorie niet omdat die namen algemeen bekend waren.)

Zo’n altaar was natuurlijk ideaal voor religieuze vernieuwers. De Handelingen van de apostelen vertellen dat de apostel Paulus verwees naar zo’n monumentje toen hij in Athene een nieuwe tak van jodendom kwam uitleggen:

“Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: ‘Aan de onbekende god’. Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.”noot Handelingen 17.22b-23; NBV21.

En daarmee rond ik mijn zondagse blogje over het Nieuwe Testament af.

[Dit was het 505e voorwerp in mijn reeks museumstukken. Een overzicht van de reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Athene #HandelingenVanDeApostelen #inscriptie #NieuweTestament #onbekendeGod #Paulus #priesterschap #Rome #SibillijnseBoeken #voortekens

2025-08-17

Storm op zee

Papyrus 𝔓45

Een van de allerbekendste verhalen uit het Nieuwe Testament, het onderwerp waarover ik op zondag graag blog, is dat over de storm op zee. Of beter: het Meer van Galilea, een plas zoet water van 166 vierkante kilometer, zo groot als de gemeente Amsterdam. Hier is de versie van de evangelist Marcus.

Toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: “Laten we het meer oversteken.” Ze lieten de menigte achter en namen hem mee in de boot waarin hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op.noot Marcus 4.35-36; NBV21.

Dit is meteen interessant. In de eerste vier hoofdstukken van het Marcusevangelie hebben we alleen gelezen over Johannes de Doper en over Jezus’ prediking in Galilea. Jezus verlaat Galilea nu en zal aankomen bij Gadara, en daarmee is hij weg uit het land van Israël. Hij verlaat als het ware zijn vaderland. Het zal geen enkele antieke luisteraar hebben verbaasd dat er een storm opstak: een gangbaar literair motief. Neem Herodotos: als de Perzische koning Kambyses een leger stuurt naar de vreemde wereld der Libiërs, verdwijnt het in een storm; als zijn opvolger Darius een vloot stuurt naar de wereld van de Grieken, zinkt die in een storm; en als Xerxes een brug bouwt van Azië naar Europa, wordt ook die verwoest.

Dat het een literair motief is, wil overigens niet meteen zeggen dat het verhaal onwaar is. Op het door bergen omgeven Meer van Galilea kan het behoorlijk spoken.

Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en riepen: “Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?”
Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei tegen het water: “Zwijg! Wees stil!”
De wind ging liggen en het water kwam helemaal tot rust.noot Marcus 4.37-39.

Parallellen

Een logisch verhaal, althans in de Oudheid. Mensen met gezag hadden het vermogen wonderlijke dingen tot stand te brengen. Hier is een parallel:

Toen hij Egypte naderde, brak er plotseling een storm uit. Het was onmogelijk te zien waar ze zich bevonden en daarom zochten de opvarenden hun toevlucht bij het standbeeld van Afrodite en smeekten haar om hen te redden. De godin, die de mensen van Naukratis goed gezind was, zorgde er plotseling voor dat alles rondom haar werd bedekt met groene, verse mirte, waardoor het schip, hoewel de opvarenden wanhopig zochten naar veiligheid, gevuld werd met een aangename geur. En toen ineens scheen de zon en konden ze hun ankerplaats zien.noot Athenaios, Geleerden aan tafel 15.576a-b.

Hier doet een enkel gebed tot Afrodite wonderen. Diodoros van Sicilië weet dat Orfeus, door de goddelijke Tweelingen aan te roepen, een storm tot bedaren wist te brengen.noot Diodoros van Sicilië, Wereldgeschiedenis 4.43.1-2. Apuleius meldt dat een gebed tot Isis voldoende is, en er zijn volop inscripties van zeevarenden die goden bedanken voor hun redding.

Het interessante in Marcus’ verhaal is dat de opvarenden in het bootje zich richten tot Jezus. Die is, in dit type verhaal, dus de reddende god. En dat wringt een beetje met de theologie van het Marcusevangelie, waarin Jezus niet à la Johannesevangelie een god is, maar diens lijdende zoon. Om die reden wordt wel aangenomen dat het verhaal over het stillen van de storm ouder is dan het Marcusevangelie. Wat niet bewijst dat het historisch waar is, maar wel suggereert dat de “hoge christologie” oud is. Dat maakt dit een belangrijk evangelieverhaal.

Papyrus 45

Tot slot: wat is die papyrussnipper hierboven? Dat is een stukje van 𝔓45, ofwel Papyrus 45, ofwel P. Chester Beatty I, ofwel de eerste papyrus uit de collectie van de Amerikaanse verzamelaar Alfred Chester Beatty, ofwel de vijfenveertigste in een verzameling vroeg gedateerde papyri. Dit keer: rond het jaar 250, dus vóór het christendom een toegestane religie werd. Het is niet veel tekst, maar het gaat zeker om het hierboven vertelde verhaal en de snipper bewijst dat er rond 250 al manuscripten waren met de standaardtekst van dit deel van het Nieuwe Testament. Ik zeg er overigens wel bij dat de datering paleografisch en dus wat losjes is. Niettemin: een belangrijk fragment over een belangrijk evangelieverhaal.

#ChesterBeattyPapyri #christologie #EvangelieVanMarcus #HerodotosVanHalikarnassos #MeerVanGalilea #NieuweTestament #storm

Willems Woelige Wereld 🌍Willems
2025-07-23

Chrrrristen Unie, Chrrrristen Democratische Appel en de Chrrrristenen van de SGP zijn de farizeeërs in de tempel der Tweede Kamer.

2025-07-20

Apollos

Een Egyptenaar (Staatliches Museum Ägyptischer Kunst, München)

Ik stipte gisteren aan dat het een raadsel is hoe het christendom in Egypte is aangekomen. Een van de allergrootste kenners van de materie, Adolf von Harnack, typeerde ons vrijwel volledige gebrek aan informatie als de ergste lacune in onze kennis van het vroege christendom. De kwestie is belangrijk omdat Egypte in de tweede eeuw een ware fabriek van nieuwe ideeën was. Grappig genoeg weten we wél dat er al heel vroeg volgelingen van Jezus leefden in Alexandrië: we kennen er een bij naam, hij heette Apollos en dat is een naam die vooral in Egypte is gedocumenteerd.

Apollos van Alexandrië

De auteur van de Handelingen van de apostelen vertelt:

Intussen arriveerde er in Efese een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften. Hij had [in zijn vaderland] onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht. In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren.noot Handelingen 18.24-26a; NBV21.

We kennen deze Apollos ook uit de door Paulus geschreven Eerste Brief aan de Korintiërs en weten daarom dat Apollos rond 50 aankwam in Efese. Dus hier ontmoeten we een Egyptische Jood die niet alleen de relevante literatuur kende, maar ook het zelfvertrouwen had om op pad te gaan om in de synagogen van Klein-Azië onderricht te gaan geven.

Waar hij zijn kennis had opgedaan, is onduidelijk; de in het citaat hierboven tussen […] geplaatste woorden “in zijn vaderland” staan niet in alle handschriften. Maar we hebben hier wel een christen uit Alexandrië, heel erg vroeg. Overigens waren er op dat moment ook al christenen in Antiochië, dus zó vreemd is het nou ook weer niet.

Handelingen

We lezen in de Handelingen verder dat Paulus’ Efesische leerlingen bedenkingen hadden bij Apollos’ verkondiging, en hem terzijde namen om hem bij te praten.noot Handelingen 18.26b. Vervolgens reisde Apollos door naar Korinthe, waar hij opnieuw kennis maakte met een door Paulus gestichte gemeente.

Hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de messias is.noot Handelingen 18.28.

Terwijl Apollos dus in Korinthe was, arriveerde Paulus in Efese, waar hij Apollos’ leerlingen opnieuw doopte, omdat die van Apollos de doop hadden ontvangen zoals Johannes die had toegediend. Dat was vooral een manier om ritueel rein aan een nieuw leven te beginnen, en ze hadden niet meegekregen dat ze (althans volgens Paulus) ook nog moesten geloven in de Heilige Geest en in Jezus. Je zou dit laatste de Paulinische verschuiving kunnen noemen: het gaat hem niet om het geloof van Jezus, maar om het geloof in Jezus.

1 Korintiërs

Uit het bovenstaande valt af te leiden dat Apollos mensen doopte en geloofde dat Jezus de messias was, maar dat hij met Paulus van mening verschilde over de vraag wat dit laatste betekende. De auteur van Handelingen noemt verder geen conflicten of ruzies. Dat die er wel waren, blijkt uit Paulus’ eigen woorden.

Door Chloë’s huisgenoten is mij verteld dat er verdeeldheid onder u heerst. Ik bedoel dat de een zegt: “Ik ben van Paulus,” een ander: “Ik van Apollos,” een derde: “Ik van Kefas,” en een vierde: “Ik van Christus.” Is Christus dan verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of is het in de naam van Paulus dat u bent gedoopt?noot 1 Korintiërs 1.11-13.

Even verderop bakent Paulus zijn eigen positie af:

De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. Er staat namelijk geschreven: “Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen, het verstand van de verstandigen zal ik tenietdoen.”noot 1 Korintiërs 1.18-19, met citaat uit Jesaja 29.14.

In de vertaling valt een woordspeling weg: het werkwoord “vernietigen” (apollynai in de Septuaginta) lijkt als twee druppels op de naam Apollos. Paulus lijkt geërgerd te zijn. Dat blijkt ook uit de metaforen die hij even verderop gebruikt, waarin hij zich presenteert als belangrijker dan Apollos.

Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven…noot 1 Korintiërs 3.6.

Ik heb als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort…noot 1 Korintiërs 3.10.

Paulus zijnde Paulus vallen deze verwijten eigenlijk wel mee. Over Petrus oordeelt hij veel giftiger.noot “Zijn gedrag was verwerpelijk”: Galaten 2.12. Paulus lijkt niet te hebben willen toestaan dat een meningsverschil de eenheid verstoorde. Zo keek ook de auteur van de Brief aan Titus er tegenaan, die aan de geadresseerde vraagt om Apollos te voorzien van reisbenodigdheden.noot Titus 3.13. Apollos was en bleef dus aanvaard in de Paulinische gemeenschappen, maar er is wel iets aan de hand.

Egyptisch christendom?

Wat was het verschilpunt? Handelingen noemt de doop, de Heilige Geest en het geloof in Jezus, maar 1 Korintiërs noemt die zaken niet. Ik speculeer dat het ging om “de boodschap over het kruis” die een dwaasheid was “voor wie verloren gaan” en die “de kracht van God” was voor degenen die op de Jongste Dag zouden worden gered. Dit is vertrouwd Paulus-materiaal: volgens hem verzoende de kruisdood de zondige mensheid met God.noot Romeinen 5.6-11; Galaten 1.4, 3.13.

Het is goed mogelijk dat Apollos, die immers niet Paulus was, hier anders over dacht. Misschien was in zijn visie Jezus wel een wijsheidsleraar, ongeveer zoals ook Josephus hem typeert, en is Paulus’ opmerking dat “de wijsheid van de wijzen zal worden vernietigd” meer dan een woordspeling. Paulus plaatst dan de wereldse wijsheid van Apollos tegenover zijn eigen, paradoxale dwaasheid. Ik noem dit punt omdat in het latere Egyptische christendom de door Jezus gepredikte wijsheid/inzicht/kennis centraal staat. Dat wordt weleens aangeduid als gnostisch en in navolging van latere orthodoxe auteurs als Eusebios gelden de gnostici als valse christenen. Zo hebben ze dat zelf niet gezien.

Enfin. Ik was aan het speculeren over een niet-Paulinische joodse christen. Er is echter geen bewijs, zelfs geen aanwijzing, dat Apollos een proto-gnosticus was. Het laatste woord moet echt dat zijn van Von Harnack: hoe het christendom in Egypte is gekomen, is de ergste lacune in onze kennis van de geschiedenis van het nieuwe geloof. Maar we weten dus wél dat het er al is geweest vóór 50.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AdolfVonHarnack #Alexandrië #Apollos #BriefAanTitus #EersteBriefAanDeKorintiërs #Efese #HandelingenVanDeApostelen #JohannesDeDoper #Korinthe #NieuweTestament #Paulus

2025-07-06

De barmhartige samaritaan

Barmhartige samaritaan (Rossano-codex)

Dat je zorg draagt voor mensen die in de problemen zijn geraakt, is elementair fatsoen. En omdat dat fatsoen weleens ontbreekt, hebben we een en ander tevens vastgelegd in wetten en verdragen. Zo simpel is het. Je hebt geen antieke tekst nodig om medemenselijkheid te begrijpen. Desondanks komt, sinds de Nederlandse Tweede Kamer besloot hulp aan illegaal in ons land verblijvende mensen strafbaar te stellen, de parabel van de barmhartige samaritaannoot Ik spel natuurlijk samaritaan, want de samaritanen waren (en zijn) een antieke geloofsgemeenschap en de namen van religieuze groepen spellen we in onderkast. De burger wordt geacht de wet te kennen, dus u schudt moeiteloos Spellingsbesluit 1995, artikel 16.7, onder S uit uw mouw, en u schrijft ook jood, christen en moslim. tot vervelens toe langs.

Ik houd er niet van de antieke literatuur te leggen in het procrustesbed der actualiteit. De Oudheid is in zichzelf voldoende interessant. Maar nu de barmhartige samaritaan ineens overal wordt geciteerd, bied ik toch wat losse aantekeningen, die ik baseer op het onvolprezen The Jewish Annotated New Testament, waarover ik al eerder schreef. (Er is een uitgebreide Nederlandse vertaling, maar die heb ik even niet bij de hand.)

Medemenselijkheid

De evangelist Lukas leidt het verhaal in met twee aan Jezus gestelde vragen. De eerste luidt wat iemand moet doen om het eeuwig leven te verwerven. Het antwoord is simpel:

Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.noot Lukas 10.27; NBV21.

Dit is een combinatie van Deuteronium 6.5 en Leviticus 19.18b en is een standaardantwoord. We vinden het eveneens in Lukas’ bron Marcus; de argumentatie is gebaseerd op een farizese redenatiefiguur die bekendstaat als Gezerah Shavah; we kennen deze conclusie ook uit de rabbijnse literatuur; de Romeinse auteur Plinius de Oudere zag het eveneens zo. Kortom, tot hier is er niets bijzonders aan de hand.

Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: “Wie is mijn naaste?”

Toen vertelde Jezus hem het volgende: “Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen.”noot Lukas 10.29-32.

Je hoort regelmatig dat deze mensen geen EHBO verleenden omdat ze hun rituele reinheid moesten bewaren: het waren immers mensen die werkten in de tempel, en rituele reinheid was belangrijk. Dan raak je geen stervende aan. Alleen: het staat er simpelweg niet.

Op en neer naar Jeruzalem

Nu staan er wel meer dingen niet in het Nieuwe Testament. Je kunt zeggen dat onuitgesproken kon blijven wat elke toehoorder begreep. Maar het Grieks bevat een duidelijke tegenaanwijzing. In die taal, afkomstig uit een land met nogal wat bergen en dalen, loop je zelden zomaar van A naar B, maar je klimt of daalt van A naar B. En in de parabel is echt sprake van afdalen, κατέβαινεν. Het werk in de tempel zit erop en de rituele reinheid doet er dus niet langer toe.

Waar komt dat idee van de rituele reinheid vandaan? Ik vermoed dat het samenhangt met het christelijke vooroordeel dat joden geen genadige god hadden, maar een god die hen dwong “punten te scoren” om een plaats te verwerven in de wereld die nog zou komen. Daarom, zo wilde het vooroordeel, hadden de joden eindeloos veel regeltjes. En dus een obsessie met rituele reinheid. Die veronderstelde obsessie hebben christelijke lezers in dit verhaal gelezen.

Aäron, Levi, Israël

De reden waarom de priester en de leviet de ongelukkige negeren, vernemen we dus niet, en is voor het verhaal ook niet belangrijk. Het priesterschap was erfelijk en een joodse priester stamde af van Mozes’ broer Aäron. Het levietschap was eveneens erfelijk: de levieten stamden af van Levi, een van de twaalf zonen van de aartsvader Jakob. De rest van de bevolking (de afstammelingen van de andere zonen van Jakob dus) staat bekend onder de verzamelnaam Israël. Na Aäron en Levi zou Israël moeten komen: de toehoorder verwachtte dat de derde passant een gewone jood zou zijn die deed wat gods grondpersoneel naliet. De schok in de parabel is dat degene die de zaken netjes afhandelt, niet de verwachte gewone jood is, maar iemand die geen deel uitmaakt van het verbondsvolk.

Wie zich werkelijk wil verdiepen in de materie, moet ook nog even kijken naar 2 Kronieken 28.15, maar ik ga snel verder naar het einde van de vertelling. Jezus vervolgt:

“Een samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: ‘Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.’ Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?”

De wetgeleerde zei: “De man die medelijden met hem heeft getoond.”

Toen zei Jezus tegen hem: “Doet u dan voortaan net zo.”noot Lukas 10.33-37.

Het antwoord van de wetgeleerde is ronduit grappig: “de man die medelijden heeft getoond”. De wetgeleerde kan het woord “samaritaan” niet eens over z’n lippen krijgen.

#barmhartigeSamaritaan #EvangelieVanLukas #GezerahShavah #Jeruzalem #leviet #NieuweTestament #priesterschap #ritueleReinheid #samaritaanseGeloofsgemeenschap

2021-09-12

De werken van Barmhartigheid

Adam Elsheimer, Philemon en Baucis

Afgelopen week ging ik naar Gent om het gerestaureerde Lam Gods te bekijken. Tijdens de uitleg die men gaf, viel me op hoe men uitlegde wat het christendom was. Die vraag houdt me eerlijk gezegd nogal bezig, aangezien in mijn omgeving, seculier als die is, kinderen opgroeien en ik eigenlijk wel zou willen weten hoe je hun iets kunt vertellen over oude kunstwerken. Zo’n kruisiging kan nog zo mooi geschilderd zijn, het blijft een naar gezicht, zo’n verminkt menselijk lichaam. Kun je niet-christelijke mensen uitleggen wat dat is? Trouwens, wat is überhaupt een god?

De Sint-Baafs-kathedraal koos ervoor het christendom niet uitsluitend te presenteren met zijn wonderlijke verhaal over zondeval, kruisdood en het verzoenend bloed van het Lam Gods, maar benadrukte dat het christendom ook stond voor concrete sociale actie: vluchtelingen herbergen en hongerigen voeden. We zijn hier op het terrein van de werken van barmhartigheid.

Eerst even het Bijbelcitaat waar het om te doen is: Matteüs 25, een toespraak waarin de evangelist het heeft over de wereld die zal komen. De scène is het Laatste Oordeel – hoe leg je dát uit aan kinderen? – en de Mensenzoon beloont de rechtvaardige mensen. Hij zegt:

Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe. (Matteüs 25.34-36; Nieuwe Bijbelvertaling)

De rechtvaardige mensen blijken het zó vanzelfsprekend te hebben gevonden, dat ze zich niet eens herinneren dat ze dit hebben gedaan. Dat past goed bij de antieke opvatting dat de goden – of, in een joodse context: de engelen – weleens op aarde rondwandelden om te zien hoe de mensen zich gedroegen. “Sommigen hebben zonder het te weten engelen ontvangen”, zoals de auteur van de Brief aan de Hebreeën het formuleert. Uit de Grieks-Romeinse wereld kunt u het verhaal van Filemon en Baukis toevoegen: twee oude mensen die Hermes en Zeus verwelkomen.

Het idee van concrete zorg voor degenen die het minder hebben getroffen, kwam niet uit de lucht vallen. In de zesde eeuw v.Chr. definieerde Ezechiël rechtvaardigheid al als je houden aan de geboden van de Wet van Mozes, waaraan hij het delen van je brood en het verstrekken van kleding toevoegt (Ezechiël 18.7). Een eeuw later geeft de auteur die bekendstaat als Trito-Jesaja hetzelfde advies en hij voegt toe dat je ook arme mensen in je huis kunt opnemen (Jesaja 58.7). Weer iets later vermeldt de auteur van de hellenistische tekst Tobit het uitdelen van voedsel en kleren (Tobit 4.16) terwijl zijn tijdgenoot Jezus Sirach vrijgevigheid, grafgiften en ziekenbezoek adviseert (Sirach 7.32-35). Hij voegt toe: klaag met degenen die klagen. Wij zouden het empathie noemen. Overigens zijn het bij Sirach nogal utilitaire deugden, want hij wijst erop dat je je zo populair maakt.

Weer een andere parallel vinden we in de al genoemde Brief aan de Hebreeën 13.3, die ook licht werpt op de martelingen in de Romeinse gevangenissen.

Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangenzat, en om de mishandelden als om mensen die net zo’n lichaam hebben als u.

Kortom, nieuw is het idee van de werken van barmhartigheid niet. Matteüs noemt er zes: hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken verzorgen, gevangenen bezoeken. Voor die dorstigen zie ik zo snel geen parallel. De middeleeuwse kerk heeft een extra advies toegevoegd, namelijk het begraven van de doden. Daarmee kwam het aantal werken van barmhartigheid op zeven. En nogmaals: zoals het verhaal van Filemon en Baukis toont, is dit alles niet specifiek voor de joods-christelijke traditie.

Er is echter wel een stevig verschil tussen de adviezen uit Ezechiël, Jesaja, Tobit en Sirach enerzijds en Matteüs 25 anderzijds: de verwachting van de Eindtijd. Bij het eerste viertal is er geen sprake van een Laatste Oordeel, terwijl dat bij Matteüs de crux is. Daarmee is het, geloof ik, overigens niet heel erg anders dan diverse Dode-Zee-rollen en de Henochitische literatuur.

En een ander punt: als Filemon en Baukis twee vreemdelingen herbergen, laven en spijzen, doen ze dat om de doodeenvoudige reden dat het zo hoort. In de joodse wereld, waar ook de auteur van het Matteüs-evangelie bij hoort, ligt dat iets anders: een Jood behoort tot het uitverkoren volk en reageert op die genade door zich te houden aan de Wet. Je kunt het beschouwen als een vorm van noblesse oblige.

In elk geval: de Werken van Barmhartigheid behoren tot de joods-christelijke traditie en het staat de Sint-Baafs-kathedraal vrij het christendom hiermee te typeren. Maar ik hecht eraan op te merken dat het bepaald niet specifiek is voor het christendom.

[Een overzicht van deze reeks is hier.]

#EvangelieVanMatteüs #FilemonEnBaukis #LamGods #Matteüs #NieuweTestament #verzoeningTheologie_ #werkenVanBarmhartigheid

2013-06-17

Een nieuwe Paulus

In Damascus wordt deze stadspoort aangewezen als de plaats waar Paulus ooit over de muur wist te ontsnappen. Weererkers en mezekouwen zijn middeleeuwse uitvindingen en deze poort stond er niet in de eerste eeuw.

In twee eerdere stukjes heb ik uiteengezet dat de leer van de apostel Paulus de laatste jaren ter discussie is gesteld. De oorzaak is dat het traditionele beeld van het antieke jodendom, dat een starre, op de Wet gerichte godsdienst zou zijn geweest, onhoudbaar is gebleken. De oude visie dat christenen zich onderscheidden van de joden doordat in het nieuwe geloof Gods genade centraal stond en in het oude geloof de Wet, blijkt niet te kloppen. Zo komt de vraag op waar het verschil dan zit – of, iets preciezer gezegd, wat het verschil is volgens Paulus.

Ik beken dat ik op dit moment moeite heb met de materie, die betrekkelijk nieuw is voor me. Wat ik begrijp is dat in de diverse stromingen van het jodendom, waaronder de stroming die later bekend kwam te staan als het christendom, de goede werken waarmee de gelovige een zonde kan compenseren, mogelijk zijn doordat God deze weg in Zijn genade heeft getoond, en dat die genade niet door de werken wordt verworven. Anders gezegd, dat een jood goede werken kan doen, bewijst dat hij al is gered – hij maakt deel uit van het Verbond – en ze zijn voor die redding geen voorwaarde.

Omdat Gods genade – en niet: je houden aan de Wet – dus de kern van het jodendom was, kon Paulus geen stelling nemen tegen het legalisme. Toch polemiseert hij tegen de “werken der Wet”, zoals in deze passage uit de Brief aan de Galaten.

Omdat we weten dat de mens niet wordt gerechtvaardigd door de werken der Wet maar door het geloof in Jezus Christus, hebben wij in hem geloofd, opdat wij zouden worden gerechtvaardigd uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der Wet. Door de werken der Wet zal immers geen mens worden gerechtvaardigd. (Galaten 2.16)

Hier lijkt het geloof in Christus (en dus de genade van God) toch echt te worden geplaatst tegenover een jodendom waarin mensen zich redden door het doen van goede werken. Dat is althans de traditionele uitleg. De ontdekking van de Dode Zee-rollen maakte deze echter moeilijk houdbaar, omdat de uitdrukking “werken der Wet” daarin – zoals de Britse theoloog James Dunn in 1983 aantoonde – vaak verwijst naar de eigen gewoontes van de sekte die deze teksten vervaardigde. “Werken der Wet” is dus geen term uit de verlossingsleer, zoals lange tijd werd aangenomen, maar een sociologische term, die de gebruiken aanduidt waarmee de ene groep zich van de andere afbakende. In het geval van Paulus’ Galatenbrief is met “werken der Wet” dus niets anders bedoeld dan het jood-zijn, en we zouden de regel kunnen lezen als:

Omdat we weten dat joods-zijn ons slechts rechtvaardigt als we geloven in Jezus Christus, hebben wij in hem geloofd, opdat wij zouden worden gerechtvaardigd uit het geloof van Christus, en niet uit het joods-zijn. Daardoor zal immers geen mens worden gerechtvaardigd.

Paulus polemiseert dus niet tegen een jodendom dat alleen redding biedt door scrupuleus wettisch gedrag, maar tegen degenen die het heil willen beperken tot de joden. Een heiden die in Christus gelooft, mag dan buiten het Verbond staan, hij kan worden gered. Als ik de lezing van Dunn goed begrijp, althans.

Dit roept echter weer nieuwe vragen op. De belangrijkste daarvan is: is er in het denken van Paulus wel sprake van een breuk met het jodendom, zoals steeds weer wordt aangenomen? De breuk zit in elk geval niet in het idee dat God in Zijn genade een weg tot verzoening opent, want dat idee was standaard aanwezig in het jodendom. Niemand trekt deze interpretatie in twijfel.

Evenmin is de breuk gelegen in een afwijzing van het doen van goede werken, want Paulus heeft geen reden daartegen te polemiseren en doet het (althans volgens Dunn) ook niet. Tot slot kan de breuk ook niet hebben gelegen in het openstellen van het heil voor niet-joden, want de gedachte dat ook degenen die geen deel hadden aan het Verbond, mochten hopen op Gods genade, was bepaald niet nieuw. De tempel in Jeruzalem moest een huis zijn voor alle volken, had Jesaja al gezegd, en de opvatting dat je alleen joods kunt zijn met een joodse moeder, moest nog populair worden. (Dat dit gebeurde, zou wel eens een reactie kunnen zijn op het enthousiasme waarmee het christendom vreemdelingen accepteerde, maar dat terzijde.)

Wat bij Paulus wel nieuw lijkt te zijn, is een aanvulling op de traditionele opvattingen, namelijk het idee dat Jezus de messias was. Maar zulke aanvullingen waren niet ongebruikelijk. De farizeeën aanvaardden de opinies van de wetgeleerden als aanvulling op de Wet en sekte van de Dode Zee-rollen lijkt de Bijbel te hebben aangevuld met eigen geschriften. Kortom, waar de breuk tussen joden en christenen ook moge zijn ontstaan, in elk geval niet met Paulus (vergelijk ook dit stukje).

Uiteraard zijn er uitzonderingen. De tekst die bekendstaat als 4 Ezra lijkt in elk geval wél te veronderstellen dat joden alleen gered kunnen worden door zich stipt aan de Wet te houden, en de auteur is oprecht depressief dat dit te moeilijk is. Bovendien is het maar de vraag of Dunns interpretatie van “werken der Wet” de juiste is. Over deze discussie gaat Kent Yingers onlangs verschenen The New Perspective on Paul.

Het ligt niet aan Yinger dat ik niet het gevoel heb de stof echt te begrijpen: zijn boek is kristalhelder van opzet en ik begrijp elke stap. Toch komt de discussie voor mij niet tot leven, wat er heel goed mee kan samenhangen dat ik op dit moment wél ben geïnteresseerd in Paulus maar niet in zijn betekenis. Dat komt later. Voorlopig vind ik het interessant als Paulus de goede werken niet afwees en noteer ik dat er continuïteit is van het farizeïsme via de apostel naar de vroege kerk. Dat het voor moderne gelovigen actualiteit bezit, is voor het boek dat ik aan het schrijven ben, niet interessant. Relevantie is de vijand van de geschiedenis.

Yinger geeft kristalhelder aan dat de discussie over het verleden wordt beïnvloed doordat mensen bepaalde posities in het heden niet willen opgeven. Argumenten als zouden de verworvenheden van de Reformatie op het spel staan, of dat het nieuwe perspectief op Paulus wegen opent naar oecumene, zijn voor de historicus echter onbelangrijk. Yinger gaat wel in op de theologische argumenten, maar markeert ze als voor de historische analyse oneigenlijk, en dat siert hem.

Er is meer dat hem siert. Hij realiseert zich tenminste dat het accent moet liggen op Paulus’ brieven, en dat de auteur van de Handelingen van de apostelen niet per se Paulus’ eigen meningen weergeeft. Het doel van die tekst is immers aan te tonen hoe het heil van Jeruzalem, dat in 70 werd verwoest, al was verplaatst naar Rome, een perspectief dat de apostel zelf zeker niet zal hebben gehad. De Handelingen zijn een door vrijwel alle historici erkend dwaalspoor.

Yinger realiseert zich ook dat je niet zonder meer mag aannemen dat Paulus een consistente denker is geweest. Niemand kijkt ervan op als we van Aristoteles’ opvattingen over de ziel zeggen dat hij zichzelf tegenspreekt of dat er ontwikkeling in zit, dus waarom zou er in Paulus’ brieven géén ontwikkeling zijn te zien? Uiteindelijk meent Yinger dat die inconsistentie wel meevalt, maar hij overweegt het tenminste.

Kortom, ook al heb ik niet het gevoel de discussie werkelijk in de vingers te hebben gekregen, en al zal een professioneel “paulinist” wel wat aan te merken hebben op mijn drie stukjes, ik beschouw de uren met Kent Yingers The New Perspective on Paul als buitengewoon waardevol. Het is een prima boek, dat me in elk geval heeft gewezen op een hoop valkuilen.

PS

Een goede website over “de nieuwe Paulus” is daar.

#4QMMT #apostel #BriefAanDeGalaten #genade #goedeWerken #NieuwePerspectiefOpPaulus #NieuweTestament #Paulus #theologie #verzoeningTheologie_ #WerkenDerWet #WetVanMozes

In Damascus wordt deze stadspoort aangewezen als de plaats waar Paulus ooit over de muur wist te ontsnappen. Weererkers zijn een middeleeuwse uitvinding en deze poort stond er niet in de eerste eeuw.
2020-11-29

Messias (3)

Een van de Dode-Zee-rollen: 4QTestimonia, met teksten over de messias (Jordan Museum, Amman)

Ik heb in de twee eerste stukjes (één, twee) verteld hoe het messianisme is ontstaan als een droom over een betere koning, afkomstig uit het huis van David. De eindtijdverwachtingen die in het christendom een rol zijn gaan spelen, ontbraken in het jodendom aanvankelijk, maar zijn wel gedocumenteerd. Misschien is dit een latere ontwikkeling. De combinatie van een koning die én eschatologisch is én de Mensenzoon is die het Laatste Oordeel velt, zo normaal in het christendom, is in het antieke Jodendom volstrekt marginaal. Uit de meer gangbare teksten, zoals Psalm van Salomo 17, valt eigenlijk vooral een compleet seculiere profielschets af te leiden.

Twee messiassen

Er schuilt echter een tegenstrijdigheid in het takenpakket van de ideale vorst uit de zeventiende Psalm van Salomo. Enerzijds is de messias een krijger, maar anderzijds verricht hij taken die rituele reinheid vereisen. Misschien is dit de reden waarom er ook teksten zijn waarin naast de koninklijke messias een tweede messias voorkomt met een minder krijgszuchtig karakter. Het is ook mogelijk dat het idee van een dubbele messias een reactie is geweest op de Hasmonese leiders, die én hogepriester waren én de wereldlijke macht uitoefenden. De dubbele messianologie kan een uiting zijn van correct constitutioneel gedrag: de functies van krijger-koning en hogepriester dienden gescheiden te blijven.

Wat de herkomst van het idee ook zij, het bestond. De samensteller van een bloemlezing van messiaanse schriftpassages, de hierboven afgebelde 4QTestimonia, weet bijvoorbeeld dat de loot van David zal verschijnen met de “onderzoeker van de Wet”. Het Damascusgeschrift, zeg maar de grondwet van de sekte van de Dode-Zee-rollen, spreekt enkele keren de verwachting uit dat in de Eindtijd naast de messias van Israël ook een messias van Aäron zal verschijnen.

Een ander voorbeeld is de beschrijving van de eschatologische maaltijd, waarin de priesterlijke messias gaat aanzitten op een betere plek dan zijn koninklijke collega. “Zoals de hemel boven de aarde is,” observeerde de auteur van de Testamenten van de twaalf aartsvaders, “zo is Gods priesterschap verheven boven de aardse heerschappij”. Het is denkbaar het idee van de dubbele messias ook in de praktijk is toegepast. In 132 na Chr. kwamen de Joden tegen Rome in opstand onder leiding van de messias Bar Kochba, het “sterrenkind”. Een rabbijnse bron, Klaagzangen Rabbah, vermeldt naast Bar Kochba nog een priester, Eleazar, en we weten dat in diens naam munten zijn geslagen. Het is een aantrekkelijke gedachte dat hij Bar Kochba’s priesterlijke messias was.

De priesterlijke messias

Er zijn enkele teksten waarin de priesterlijke messias alleen optreedt, zonder collega, wat niet zo vreemd is omdat hogepriesters vanouds werden gezalfd en dus als het ware een eigen mandaat hadden. Het Dode-Zee-rolfragment dat bekendstaat als Aäronidische tekst A vertelt hoe de toekomstige hogepriester zijn tijdgenoten zal laten delen in zijn wijsheid en dat hij

verzoening zal doen ten behoeve van de kinderen van zijn generatie en gezonden zal worden naar alle kinderen van zijn volk.

Helaas, zo vervolgt de tekst, het onderricht mag dan zijn zoals God het wil en mag de duisternis dan verdrijven tot aan de einden de aarde, uiteindelijk zullen tegenstanders de priesterlijke messias belasteren, zodat zijn tijdgenoten zullen dwalen en verstrikt raken. In de tekst die bekendstaat als 11Q13 draait het om Melchisedek, de hogepriester die ooit Abraham had gezegend en die zou terugkeren om een einde te maken aan de heerschappij van Belial.

Hoe invloedrijk het idee van een priesterlijke messias was, is moeilijk uit te maken. De Aäronidische tekst was vermoedelijk niet sektarisch en kan in bredere kring bekend zijn geweest, zodat ze een model kan zijn geweest dat de volgelingen van Jezus van Nazaret gebruikten om de dood van hun meester een plaats te geven. Zij kenden zeker de ideeën over Melchisedek, want ze worden aangehaald in de Brief aan de Hebreeën, waarin Jezus geldt als de perfecte hogepriester.

Overigens: deze priesterlijke messias is onmiskenbaar eschatologisch van aard, maar hij is dus niet dezelfde als de Mensenzoon die het Laatste Oordeel zal vellen. De priesterlijke messias is een menselijk figuur.

Profeet zoals Mozes

Er zijn nog meer messianologieën gedocumenteerd, zoals de “profeet zoals Mozes”. Deuteronomium kondigt aan dat God profeten zou doen opstaan als Mozes, die men moest gehoorzamen. Deze regel was niet zonder weerklank gebleven. Hosea en Jesaja hadden al gespeeld met de gedachte van een nieuwe Uittocht en de Joodse historicus Josephus noemt verschillende mannen die zich in de eerste eeuw aandienden als nieuwe Mozes.

  • In 36 kondigde een profeet aan dat hij op de berg Gerizim, waar volgens de samaritanen de tempel diende te staan, vaatwerk zou tonen dat Mozes daar had begraven. Toen de aanhangers van de samaritaanse profeet bewapend bleken te arriveren, stuurde prefect Pontius Pilatus de cavalerie eropaf.
  • In de jaren vijftig nodigde een anonieme profeet zijn volgelingen uit met hem de woestijn in te trekken.
  • Niet veel later kwam een Egyptenaar, ongetwijfeld met aanhang, de andere kant op en rukte op naar Jeruzalem.
  • Theudas modelleerde zijn optreden niet op dat van Mozes, maar op dat van diens opvolger Jozua: hij voorspelde dat de Jordaan in tweeën zou splijten om hem en zijn aanhangers doortocht te verlenen naar het Beloofde Land.

Al deze profeten werden om het leven gebracht, maar dat was niet voldoende om het idee te doen verdwijnen: nog in 448 na Chr. volgden de Joden van Kreta een nieuwe Mozes, die hun beloofde dat hij de zee zou splijten om een weg naar Jeruzalem te openen. Sommigen betaalden voor hun geloof met de verdrinkingsdood.

De profeet als Elia

Een ander figuur lijkt als taak te hebben gehad de koninklijke messias aan te kondigen en wordt wel vergeleken met de profeet Elia. Van deze profeet werd verteld dat hij zijn leerling Elisa tot profeet zalfde en dat hij met zijn gebed God had kunnen overreden een overleden kind te laten herleven. Het eerste maakte associaties mogelijk met de messias en het tweede maakte Elia bij uitstek geschikt om het aanbreken van de Eindtijd aan te kondigen: dan zouden, althans volgens sommige joodse groepen, de doden immers opstaan.

Een fragment uit de Dode Zee-rollen, 4Q521, vermeldt dat een Elia-achtig personage de gevangenen zal bevrijden, blinden zal doen zien, gebogenen zal oprichten, gewonden zal genezen, “de doden zal doen herleven en de ootmoedigen de blijde boodschap zal brengen”. Het is denkbaar dat Jezus van Nazaret zijn optreden naar Elia modelleerde en dat zijn leerlingen deze rol toekenden aan Johannes de Doper.

[Wordt vervolgd.]

#4QTestimonia #DodeZeeRollen #Eindtijd #eschatologie #messianisme #messias #NieuweTestament #Theudas #verzoeningTheologie_

2021-12-05

De Bergrede (12): De andere wang

Sint-Nikolaas in actie als ketterpletter: hij slaat op de linkerwang.

De Bergrede, dat is toch een verdraaid aardige tekst. Ik schreef er al elf keer over. Even samenvatten: de redevoering is door de auteur van het Matteüs-evangelie samengesteld uit uitspraken uit de bron Q. Verder is de tekst geschreven tegen een achtergrond van lokale vervolgingen, in de tijd waarin keizer Domitianus de verhouding tussen joden en christenen op scherp zette. De Bergrede begint met de Zaligsprekingen – overigens een prachtvoorbeeld van het attentum facere dat de klassieke redenaars adviseren – en gaat dan over op de behandeling van een reeks halachische kwesties die qua vorm doet denken aan 4QMMT.

De strekking is vaak een radicalisering: wees volmaakt zoals God volmaakt is, want jullie zijn het licht van de wereld en het zout der aarde. Voorbeelden van deze radicaliseringen zijn smaad en overspel. Dat dit niet het oordeel is van Matteüs maar van Jezus zelf, is alleszins goed denkbaar, want bijvoorbeeld het advies geen eden af te leggen is meervoudig geattesteerd.

De canon

Ook het gebruik van een canon die lijkt af te wijken van wat later gangbaar is geworden, suggereert dat althans sommige uitspraken zijn opgetekend vóór de standaardcanon van de joodse Bijbel ontstond. Dat zien we ook in Matteüs 5.43.

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.”

De NBV21 verwijst hier behulpzaam naar Leviticus 19.18:

Blijf geen wraakzucht of wrok koesteren, maar heb je naaste lief als jezelf.

Daar staat dus niets over het haten van vijanden en voor zover ik weet staat dat ook nergens in de joodse Bijbel. Dat wil niet zeggen dat het advies in de joodse religieuze literatuur ontbreekt. Buiten de latere canon valt wel wat te vinden. De Gemeenschapsregel adviseert verstandige mensen in de Eindtijd (1QS ix.21-22)

de mannen van het verderf eeuwig te haten. Laat hun hun bezit en laat hun het profijt van hun handel, zoals een slaaf zijn mening over zijn meester en een onderdrukte zijn mening over de onderdrukker voor zich houdt.

Hierop volgen nog wat andere adviezen om onrecht te aanvaarden omdat de dag van de wraak toch wel komt. De vergeldingsgedachte dus.

Vergelding

Dit werpt een grimmig licht op een andere passage uit de Bergrede, die meteen aan het hierboven geciteerde voorafgaat.

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” Dit zeg ik daarover: verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar keer degene die je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe.

De meeste mensen zijn rechtshandig en kunnen alleen met hun linkerhand of met omgekeerde hand iemand op de rechterwang slaan. Het is dus een vrij krachteloze pets. Degene die de andere wang toekeert, vraagt niet alleen om een tweede maar  ook om een hardere klap. Ook in de volgende regels laat iemand zichzelf extra schade toebrengen.

Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op.

Dit laatste verwijst vermoedelijk naar de praktijk dat een Romeinse officier iemand bij wijze van corvée een lading konden laten dragen (zoals Simon van Kyrene Jezus’ kruis moest dragen).

Een bovenmenselijk moeilijk advies

De strekking van de drie voorbeelden lijkt te zijn dat degenen die zich laten slaan, zich geheel uitkleden en voor een soldaat een last torst, het onrecht explicieter toont. Als de parallel met de Gemeenschapsregel klopt, zal Gods vergelding in de Eindtijd des te harder zijn.

De Bergrede recyclet deze voorbeelden. Ze passen prima in een discours waarin de zelfbeschadiging dient om de onderdrukker een extra hak te zetten en zullen daar ook wel uit voortkomen. Jezus gebruikt ze om te tonen hoe je je vijanden lief kunt hebben. Dat is een bovenmenselijk moeilijk advies.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Bergrede #EvangelieVanMatteüs #Gemeenschapsregel #Matteüs #NieuweTestament #QBron #ressentiment #vergelding

2021-12-12

De Bergrede (13): Heb je vijanden lief

Christus als wetgever. Sarcofaag uit de catacombe van S. Sebastiano, Rome

De Bergrede, waarover ik al een enkele keren heb geblogd, bestaat uit pakweg vijf delen: de Zaligsprekingen, een reeks aanwijzingen, de oproep tot volmaaktheid, meer aanwijzingen (waaronder het Onze Vader), en een epiloog. De oproep tot volmaaktheid is dus ruwweg het midden van deze tekst. Matteüs 5.43-48 in de NBV21:

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” Dit zeg ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.

Heb je vijanden lief

Dat “heb je vijanden lief” is nogal een lastig advies. Het staat haaks op het goed-antieke idee dat je je vrienden moet bevoordelen en je vijanden moet benadelen. Het staat ook haaks op de ressentimenten die bestonden bij de ontrechte onderste lagen in de oude wereld. Daar waren gedachten over vergelding nooit ver. Toch is het nu ook weer niet zo dat Jezus dit als eerste zei. Het boek Spreuken bevat bijvoorbeeld het advies je niet teveel te verheugen over de val van je vijand en niet te juichen over diens ondergang (24.17). Ook is er het advies je vijand te eten en drinken te geven (25.21). Dit laatste wordt ook in andere oosterse teksten geadviseerd en het is interessant dat sji’ieten het beschouwen als een van de heilige daden van imam Huseyn.

Desondanks is het niet het alles rozengeur en maneschijn. Juich niet zomaar om de ondergang van je vijanden, zeker. Maar: één regel verder lezen we de motivatie, namelijk dat je niet wil dat God zijn woede richt op jou. En geef je vijanden te drinken en te eten, want “dan stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd”. Dit is wat we ook vorige keer zagen: dat je je vijanden een extra hak kunt zetten op de dag van de vergelding.

Het liefdesgebod

Jezus’ motivatie voor hetzelfde advies is daarentegen anders: je moet het doen om even volmaakt te zijn als God, die de zon voor goede en slechte mensen laat opkomen. Hij gebruikt dus, net zoals we vorige week zagen, het bestaande joodse discours over vergelding om een ander punt te maken.

Het is een interessante vraag of het advies “heb je vijanden lief” teruggaat op de auteur die de redactie voerde over deze tekst – laten we hem maar Matteüs noemen – of op Jezus van Nazaret zelf. Er zijn wel wat passages in de andere evangeliën die dat suggereren, maar over dit liefdesgebod is discussie mogelijk. We zullen er in deze reeks over het Nieuwe Testament nog weleens op terugkomen. Punt is natuurlijk dat de erkenning dat je vijand ook een mens is, gewoon een elementaire vorm van beschaving is. Homo hominibus homo.

***

Dat was het voor vandaag. Volgende week een stukje over plaats in de herberg, want de kerst nadert. De zondag erna mijn traditionele stuk krijgsgeschiedenis-op-kerstmis. (Die rare gewoonte heeft overigens een logische verklaring.) In het nieuwe jaar meer Bergrede en Nieuw Testament.

Voor journalisten die dit lezen: probeer je eens te onthouden van de voorspelbare stukjes over dat kerstmis eigenlijk een Mithrasfeest was (nee) . Of dat de ster van Betlehem valt te identificeren met een hemelverschijnsel (ook niet). Ik ruim op deze pagina wat misverstanden op.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Bergrede #EvangelieVanMatteüs #HebJeVijandenLief #liefdesgebod #Matteüs #NieuweTestament #ressentiment

2022-02-20

De Bergrede (16): de Mammon

Het is zondag en u bevindt zich weer in de reeks over het Nieuwe Testament, meer in het bijzonder in het deel over de Bergrede. De samensteller daarvan wijdt, na zijn behandeling van het vasten, enkele opmerkingen aan rijkdom en bezit. Het is een beetje een rommelig stukje.

De Mammon

Hier is het begin:

Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. (Matteüs 6.19-21; vgl. Lukas 12.33-34; NBV21)

Het vervolg:

Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de Mammon. (Matteüs 6.24; vgl. Lukas 16.13)

Mammon is de verpersoonlijking van het kapitaal. Het verband tussen deze zinnen is dus duidelijk. Wat ik niet snap is het zinnetje er tussenin.

Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis! (Matteüs 6.22-23)

Rijkdom en armoede

We zullen die lamp verder laten wat ’ie is want de opmerkingen over de Mammon zijn interessant genoeg. Voor ons eenentwintigste-eeuwers is het vanzelfsprekend dat er zoiets is als economische groei. Wij zijn welvarender dan onze ouders, die weer rijker waren dan onze grootouders. In de Oudheid was men zich daar niet zo van bewust: de machthebbers sneden de koek en als de een rijker was, was de ander armer. Het inzicht dat de koek als geheel kon groeien, ontstond pas in de zeventiende eeuw.

Jezus en zijn volgelingen, peasants aan de onderkant van de samenleving, hadden een alleszins begrijpelijke afkeer van rijkdom. Niet omdat ze in armoede een deugd herkenden, maar omdat ze meenden dat de rijken per definitie anderen in armoede hielden. Ongeveer zoals de vrijheid van de meester mogelijk was door de onvrijheid van de slaaf. In dit opzicht zijn Jezus’ uitspraken tegen de rijken precies wat we zouden verwachten. Er zijn dan ook volop parallellen.

Henoch over geld

Neem de Gelijkenissen van Henoch, een tekst uit het begin van onze jaartelling. Op het Laatste Oordeel worden de heersers, koningen en landbezitters bestraft. Weliswaar pleiten ze, min of meer zoals de rijke man in Lukas’ gelijkenis over de arme Lazarus, voor respijt, maar de Mensenzoon gunt het ze niet. “Onze zielen waren vervuld van het onderdrukkende geld,” erkennen ze, “maar dat zal ons niet redden nu we in de Sheol worden geworpen.” (1 Henoch 63.10).

Een andere tekst, de Brief van Henoch uit de tweede eeuw v.Chr., adviseert de mensen gerechtigheid te beoefenen en haalt uit naar degenen die door middel van zonde – lees: woeker – het kapitaal verwerven om huizen te bouwen, want die zullen tot op de funderingen worden gesloopt. “Wee jullie, rijke mensen, die jullie vertrouwen in geld stellen” gaat de auteur verder, “jullie zullen je rijkdommen uitzweten.” En: “toen jullie rijk waren, waren jullie onderdrukkend en nu zijn jullie voorbestemd voor de dood”.

Andere parallellen

De Henochitische literatuur is niet de enige parallel. Het Damascusgeschrift (een van de Dode-Zee-Rollen) noemt rijkdom als een van de drie netten waarmee de duivel de mensen verstrikt. De twee andere zijn ontucht en de ontering van de tempel (4.17). Het zijn allemaal uitwerkingen van een oeroude, joodse gedachte, die we ook vinden in Spreuken 11.7: “Wanneer een goddeloze sterft, gaat al zijn hoop verloren, van zijn rijkdom hoeft hij niets te verwachten.”

Er zijn talloze andere parallellen. Voor een rijke was er, in het denken van de arme Joden, maar één hoop: alles verkopen en de opbrengst geven aan de armen. Dat is – Jezus erkent het in Matteüs 19.24 – voor rijke mensen niet eenvoudig. Het was nu eenmaal gemakkelijker voor een dromedaris om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om een plaats te hebben in de wereld die zou komen.

[Een overzicht van de reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#armoede #Bergrede #Mammon #NieuweTestament #peasants #ressentiment #rijkdom

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.07
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst