#Ploutarchos

2025-07-02

Het complot tegen Caesar

Portret van een tijdgenoot van Caesar (Metropiltan Museum, New York)

In de zomer van 45 v.Chr. of, zoals de Romeinen het noemden, het jaar dat begon met Julius Caesar als enige consul, reisde Romes hoogste magistraat in het zuiden van het huidige Frankrijk. Op de vraag wat hij daar vandaag 2069 jaar geleden deed, luidt het antwoord dat hij koloniën stichtte voor zijn veteranen. Ik noemde ze al: in Narbonne vestigde hij legionairs van X Equestris, hij richtte de stad Arles in voor de mannen van VI Ferrata en organiseerde tevens de oorlogshaven Fréjus. Al eerder had hij wat verder stroomopwaarts langs de Rhône veteranenkolonies gesticht.

Het begin van een samenzwering

Het was in deze tijd dat de samenzwering begon te groeien die Caesar het leven zou kosten. De aanstichter was Gaius Trebonius en ik kan me voorstellen dat u even niet meer meteen paraat hebt wie dat ook alweer was. Het was een trouwe partijganger van Caesar, die zich had onderscheiden in de Gallische Oorlog. Hij had in het eerste jaar van de Tweede Burgeroorlog leiding gegeven aan de belegering van Marseille (een, twee, drie) en was daarna gouverneur geweest in Andalusië. Daar had hij echter de orde niet weten te handhaven en hij was zelfs verdreven uit zijn residentie Córdoba. Daarna was Gnaeus Pompeius Junior in het gebied geland.

Zoals u straks zult zien, was Gaius Trebonius zeker niet in ongenade gevallen. Zijn motief om zich tegen Caesar te keren, is dan ook onduidelijk. Feit is dat hij in de zomer van 45 v.Chr. in Zuid-Frankrijk was en daar een complot tegen Caesar begon te beramen. Hij zocht daartoe contact met Marcus Antonius. In de eerste fase van de burgeroorlog was dat Caesars rechterhand geweest, maar hij had noch aan de Afrikaanse noch aan de Spaanse Oorlog deelgenomen. Toen Caesar zich de dictatuur-voor-tien-jaar had laten toewijzen, had hij als rechterhand Lepidus geprefereerd boven Marcus Antonius. Die lijkt op een zijspoor te zijn beland en had, zo lijkt het, een motief om zich van Caesar te ontdoen. Althans, zo zag Trebonius het.

De bronnen

Uit de aard der zaak weten historici over samenzweringen doorgaans weinig. Van dit voorval weten we echter uit iets meer uit een (overigens nooit uitgesproken) redevoering van Cicero, die deze enkele maanden na de moord op Caesar schreef. Cicero geeft aan dat het op dat moment algemeen bekend was dat Marcus Antonius in Narbonne met Trebonius plannen had gemaakt, en dat de twee mannen, toen Caesar was gedood, samen hadden staan praten.noot Cicero, Tweede Philippica 34. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos bevestigt dit en citeert Trebonius zelf:

Toen ze Caesar bij diens terugkeer uit Spanje tegemoet reisden, had Marcus Antonius als reisgenoot Trebonius’ tent gedeeld, en die had toen voorzichtig zijn mening gepeild. Antonius had Trebonius begrepen, maar was niet op zijn woorden ingegaan. Hij had echter niets tegen Caesar gezegd en had trouw over het gesprek gezwegen.noot Ploutarchos, Marcus Antonius 13.

Misschien zijn ook andere vroege samenzweerders te identificeren: Aulus Hirtius, de man die als Caesars ghostwriter optrad en het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, en Decimus Junius Brutus, die met Trebonius Marseille had belegerd. Hun betrokkenheid valt niet te bewijzen, maar beiden waren op dat moment in Gallië en in elk geval Decimus Brutus zou een cruciale rol spelen bij de moordaanslag.

Hoe dit alles ook zij, Trebonius’ plan kwam tot niets: Marcus Antonius verlinkte Trebonius weliswaar niet maar weigerde ook zijn medewerking, en veel meer kwam er niet van. We weten niet met wie Trebonius nog meer contact heeft opgenomen en welke reacties er waren. Motieven kennen we evenmin. Maar dit staat vast: de samenzwering begon in Caesars inner circle.

De beloning van Trebonius

Ik schreef al dat Trebonius niet in ongenade was gevallen. Caesar zocht nog steeds naar vormen om zijn macht constitutioneel te laten lijken. Dat hij in z’n eentje consul was, was een affront voor elke republikeins denkende senator, dus vanaf 1 oktober zorgde hij ervoor dat de situatie weer zo normaal mogelijk was: vanaf die dag bekleedden Quintus Fabius Maximus en Gaius Trebonius het consulaat. Caesar zou in het najaar van 45 ook magistraten aanwijzen voor de komende tijd, en Trebonius kreeg Asia toegewezen. Van die provincie zou de Romeinse geschiedschrijver Tacitus later opmerken dat ze makkelijk viel uit te buiten. Anders gezegd: Caesar beloonde zijn partijganger.

Sterker nog, hij stelde vertrouwen in Trebonius. Asia zou namelijk heel belangrijk worden als Caesar eenmaal zou beginnen aan de inmiddels steeds waarschijnlijker wordende Parthische Oorlog. Kortom, Trebonius behoorde zeker nog tot Caesars vertrouwelingen toen hij een complot begon te beramen.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.] 

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Arles #AulusHirtius #Cicero #DecimusJuniusBrutus #Fréjus #GaiusTrebonius #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #MarcusAntonius #Narbonne #Ploutarchos #VIFerrata #XGemina

2024-02-07

Het einde van de slag bij Thapsus

Sinds de slag bij Thapsus had V Alausae een olifant op zijn munten (Teylers Museum, Haarlem)

Zoals ik in het vorige blogje al aangaf, begon de slag bij Thapsus niet werkelijk zoals Julius Caesar het had gepland, maar dreven de mannen die op zijn rechtervleugel stonden, hun tegenstanders terug. Op de andere vleugel had Scipio enig succes, maar de soldaten van het Vijfde Legioen Alaudae die hier stonden, bestookten de olifanten met hun speren en dreven ze terug. Vanaf toen had dit legioen een olifant als embleem. Zie boven.

Ook hier, op Scipio’s rechtervleugel, zetten zijn manschappen het dus op een lopen toen de olifanten zich tegen hen keerden.

Terwijl ze over de hele vlakte vluchtten, zaten Caesars legioenen dicht achter hen aan en gaven hun geen kans op adem te komen. Toen ze het legerkamp bereikten waarheen ze op weg waren, om zich daar te herstellen en weer te verdedigen, zochten ze een leider naar wie ze konden opzien en onder wiens gezag en commando ze oorlog konden voeren. Toen ze merkten dat het kamp door niemand werd beschermd, wierpen ze meteen hun wapens weg en vluchtten haastig naar het kamp van de koning. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat ook dat in bezit was van de Julianen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Hoe het kamp van Juba al door Caesars mannen ingenomen kon zijn, komen we niet te weten. De auteur van De Afrikaanse Oorlog stond blijkbaar niet op dit deel van het slagveld. In de tussentijd had Gaius Vergilius, de commandant van het belegerde Thapsus, zijn garnizoen een uitval laten doen, maar de twee door Caesar achtergelaten rekrutenlegioenen sloegen die af.

Misdaden

De strijd was voorbij maar dat was niet het einde van het geweld. De soldaten, vol van frustratie over de langdurige campagne, draaiden helemaal door.

Toen Scipio’s mannen alle hoop op redding hadden laten varen, gingen ze op een heuvel staan en brachten de militaire groet door hun wapens neer te leggen. Dit hielp de ongelukkigen niet veel. Want de veteranen, een en al woede en ergernis, waren er niet toe te brengen de vijand te sparen. Ze verwondden of doodden zelfs een aantal aanzienlijke Romeinen …

Hierop trokken heel wat Romeinse ridders en senatoren zich geschrokken uit het gevecht terug, om niet eveneens gedood te worden door de soldaten, die zich na zo’n grote overwinning de vrijheid permitteerden om alle grenzen te buiten te gaan, in de hoop dat hun geweldige prestaties hen voor straf zouden behoeden. En zo werden alle soldaten van Scipio, hoewel ze Caesar om bescherming smeekten, tot de laatste man gedood, terwijl Caesar toekeek en zijn troepen smeekte hen te sparen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Tot slot

Hoe lang het bloedvergieten is doorgegaan, we weten het niet. Maar het gevecht vormde het einde aan de Afrikaanse campagne. Sommige van Scipio’s officieren wisten te ontkomen en zouden de strijd voortzetten vanuit Andalusië. De Tweede Burgeroorlog was dus nog altijd niet voorbij. Ook had Caesar de provincie nog niet voldoende gepacificeerd. Maar hij had een moeizame campagne met succes afgerond en hij zal die dag opgelucht zijn geweest.

Ik rond af met nog twee kleine opmerkingen. Eén: Ploutarchos vertelt dat de veldslag chaotisch begon omdat Caesar een epileptische aanval had. Er is een theorie die dat uitlegt als een hart- en vaataandoening. Ik heb er al eens over geblogd: on n’a pas besoin de cette hypothèse. Ik voor mij vermoed dat de epileptische aanval is verzonnen ter verklaring van het rommelige begin van de veldslag.

Twee: ik heb hierboven de antieke bronnen centraal gesteld. We weten natuurlijk allemaal hoe het echt is geweest. Caesar aarzelde lang of hij de strijd moest beginnen, maar werd voor een voldongen feit gesteld toen Gallische legionairs de aanval op Scipio’s troepen inzetten.

Hoe de slag bij Thapsus eigenlijk begon

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Asterix #epilepsie #GaiusVergilius #JubaI #JuliusCaesar #olifant #Ploutarchos #QuintusCaeciliusMetellusPiusScipio #Thapsus #Tunesië #TweedeBurgeroorlog #VAlaudae

2022-06-29

De slag bij Farsalos (5)

Pompeius, die tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in een shock (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

[Vijfde deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

In het vorige stukje beschreef ik – of beter: gaf ik in Hetty van Rooijens vertaling weer wat Caesar beschreef – hoe bij Farsalos de legioenen van Caesar en Pompeius slaags waren geraakt en hoe het ruiterijgevecht in Caesars voordeel was beslist. Daarna hadden de legionairs waarmee Caesar zijn cavalerie had versterkt, om Pompeius’ slaglinie getrokken en hadden zijn legionairs in de rug aangevallen.

Caesar had nog een troefkaart. Zijn legionairs hadden opgesteld gestaan in drie linies. De twee eerste linies waren al actief, maar de derde linie stond er achter. (Vaak wordt over het hoofd gezien dat hier ook de hospikken stonden.) Caesar activeerde deze troepen. Pompeius zal het ook hebben gedaan, maar in zijn geval ging het vrijwel zeker om rekruten en niet om veteranen.

De beslissing bij Farsalos

Tegelijkertijd gaf Caesar zijn derde linie, die tot dat moment rustig op haar plaats was gebleven, bevel tot een stormaanval. Toen daarmee nieuwe, onverzwakte troepen de vermoeide strijders aflosten en anderen hen in de rug aanvielen, hielden de Pompeianen niet langer stand en sloeg de hele menigte op de vlucht.

Caesar had zich dus niet vergist: van de cohorten die tegenover de ruiterij in de vierde linie geplaatst waren ging de overwinning uit, zoals hij bij het aanvuren van de soldaten had voorspeld. Want door hen werd allereerst de ruiterij verjaagd, door hen werd ook een bloedbad aangericht onder de boogschutters en slingeraars, en door hen werd eveneens het leger van Pompeius aan de linkerkant omsingeld en begon de vlucht. (Burgeroorlog 3.94)

Het compliment dat Caesar zichzelf geeft, is op het moment van zijn triomf niet eens meer verborgen. Na deze constatering schakelt hij, om het in televisietaal te zeggen, over naar een andere locatie.

Pompeius’ lot

Toen Pompeius zag dat zijn ruiterij verslagen was en hij de paniek waarnam bij dat deel van zijn leger waarop hij het meest vertrouwde, verloor hij ook zijn vertrouwen in de overige troepen, verliet de slag en reed rechtstreeks terug naar het legerkamp. Tegen de centurio’s die hij bij de hoofdpoort op wacht had gezet, riep hij luid, zodat ook de soldaten het hoorden: “Bescherm het kamp en verdedig het krachtig als er moeilijkheden komen. Ik ga de andere poorten langs om de wachttroepen van het kamp moed in te spreken.” Hierop begaf hij zich naar de veldheerstent. (Burgeroorlog 3.95)

Ploutarchos beschrijft, misschien op gezag van een door Livius geciteerde auteur, hoe Pompeius tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in iets dat sterk lijkt op een shock.

Het was moeilijk te zeggen wat er in zijn hoofd omging. Hij leek het meest op een waanzinnige die aan verstandsverbijstering leed, en vergat zelfs dat hij Pompeius de Grote was. Zonder iemand iets te zeggen liep hij langzaam weg naar het kamp. … In zo’n toestand liep hij naar zijn tent en bleef daar sprakeloos zitten, totdat samen met de vluchtenden ook veel achtervolgers het legerkamp binnenvielen. Toen riep hij alleen maar uit: “Wat? Zelfs tot in het hoofdkwartier?” (Pompeius 72)

[Wordt vervolgd om half twee. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Appianus #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog

2022-06-06

De slag bij Dyrrhachion

Cato de Jongere (Archeologisch Museum van Rabat)

Als ik u zeg dat het 17 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 6 juni 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En als u deze reeks volgt, weet u dat we op weg zijn naar de climax in de stellingenoorlog bij Dyrrhachion.

Caesars aanval

Caesars legioenen blokkeerden bij Dyrrhachion de door Pompeius gecommandeerde troepen van de Senaat, maar Pompeius was uitgebroken. Met zijn vloot was hij achter zijn tegenstanders geland en hij had een kamp gebouwd. Caesar moest het initiatief zien te herwinnen. En er deed zich een mooie gelegenheid voor. Aanvankelijk had Caesars Negende Legioen gebivakkeerd tegenover Pompeius’ kamp, maar later had het dat kamp opgegeven om zich te voegen bij andere eenheden. Daarop had Pompeius de plek bezet en verder versterkt. Hij had er de veldtekens ondergebracht die zijn mannen enkele dagen eerder op Caesars legionairs hadden veroverd. Caesar besloot aan te vallen. Hij schrijft:

Zelf rukte Caesar langs een indirecte weg zo heimelijk mogelijk met de overige cohorten (het waren er drieëndertig, waaronder het Negende legioen, dat veel centurio’s verloren had en ook in aantal soldaten geslonken was) in een dubbele kolom op naar het legioen van Pompeius en het kleinere kamp. Aanvankelijk bleek zijn visie juist. Want hij kwam daar aan voordat Pompeius het kon bemerken en joeg ondanks de grote verdedigingswerken van het legerkamp door een snelle aanval met de linker kolom, waar hij zelf stond, de Pompeianen van de wal af. (Burgeroorlog 3.68; vert. Hetty van Rooijen)

Helaas ging het bij de andere kolom verkeerd: de mannen raakten de weg kwijt. Bovendien gaf Pompeius opdracht aan te vallen. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos vertelt dat de manschappen onverschillig en zwijgend toeluisterden.

Pas toen Cato vanuit een diepe overtuiging alle toepasselijke argumenten uit de filosofie behandelde over vrijheid, moed, dood en roem, en eindigde met een aanroeping van de goden als ooggetuigen van hun strijd voor hun vaderland, ging er een luid gejuich op en kwam het opgetogen leger zo krachtig in beweging dat alle aanvoerders het gevaar hoopvol tegemoet snelden. (Cato de Jongere 54; vert. Hetty van Rooijen)

Eerlijk gezegd geloof ik niet dat de filosofisch ingestelde senator Cato de mannen wist te overreden met een wijsgerige redenering. De anekdote verraadt echter wel iets over de demoralisering die zich inmiddels van Pompeius’ manschappen meester had gemaakt. Hun tegenstanders waren, zoals we zullen zien, de burgeroorlog inmiddels ook beu.

Caesars nederlaag bij Dyrrhachion

De manschappen waarmee Caesar het kamp had ingenomen, zagen niet alleen hun vijanden naderen. Ze lijken ook te hebben gezien dat de andere kolom op zijn schreden terugkeerde om te kunnen aanvallen op de juiste plek. Deze terugtrekking oogde echter als een vlucht en degenen die al in het kamp waren, zetten het nu ook op een lopen. Zelfs de mannen die de veldtekens droegen, sloegen op de vlucht. Ploutarchos noemt iets dat Caesar onvermeld laat:

Caesar snelde zijn vluchtende mannen tegemoet en probeerde ze tot omkeren te bewegen, maar zonder resultaat. Erger nog, wanneer hij een standaard wilde grijpen, gooide de drager die weg, zodat de vijanden er tweeëndertig in handen kregen. Ook zelf ontkwam hij op een haar na aan de dood. Toen hij een grote en sterke man die langs hem vluchtte beetpakte en hem beval te blijven staan en zich naar de vijanden om te keren, hief de man, een en al paniek tegenover het gevaar, zijn zwaard op om toe te stoten. Caesars schilddrager was hem echter voor en sloeg zijn arm bij de schouder af. (Caesar 39; vert. Hetty van Rooijen)

In de slag bij Dyrrhachion sneuvelden aan Caesars kant bijna duizend soldaten. Zevenendertig hoge officieren kwamen om het leven of raakten in krijgsgevangenschap.

Caesars beste vijand

Ook de Grieks-Romeinse historicus Appianus, die vermoedelijk Titus Livius als bron heeft, weet over de vlucht iets te dat Caesar zelf verzwijgt. Zijn mannen hadden het bijltje erbij neergegooid.

Toen de soldaten hun kamp binnengegaan waren, troffen ze geen veiligheidsmaatregelen: de omwalling bleef onbewaakt. Pompeius zou waarschijnlijk het kamp in zijn macht hebben kunnen krijgen en de hele oorlog alleen al daardoor zou hebben beëindigd. (Burgeroorlogen 2.62; vert. John Nagelkerken)

Aan het einde van de dag waren Caesars mannen even gedemoraliseerd als Pompeius’ mannen waren geweest aan het begin van de dag. Pompeius had de zege voor het oprapen maar aarzelde. Hij vermoedde een valstrik. Dat was Caesars redding. Bovendien liet Pompeius’ kolonel Titus Labienus, ooit Caesars wapenbroeder in Gallië, de krijgsgevangenen doden, zodat Caesar zijn mannen kon voorhouden dat ze niet aan capitulatie moesten denken en moesten doorvechten tot het bittere einde.

Zo eindigde de slag bij Dyrrhachion. Caesar erkende dat hij door het oog van de naald was gekropen: hij zou later zeggen dat hij alles zou hebben verloren als zijn tegenstander had geweten hoe hij moest winnen. Pompeius was de beste vijand die Caesar kon hebben.

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Albanië #Appianus #CatoDeJongere #Durrës #Dyrrhachion #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Ploutarchos #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog #VIIIIHispana

2022-08-16

De dood van Pompeius (1)

Pompeius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als ik u zeg dat het op de Romeinse kalender 28 september was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls waren, en als ik dat omreken naar 16 augustus 48 v.Chr. op onze kalender, en als ik u eraan herinner dat we afgelopen zaterdag zagen dat Pompeius was aangekomen in Egypte, dan weet u dat u vandaag zult lezen over zijn ondergang.

Een verslagen generaal en twee legers

Waarom hij na zijn nederlaag bij Farsalos vluchtte naar Egypte: dat is, zoals ik al vertelde, een onopgelost raadsel. Hij mocht er echter op vertrouwen dat hij door koning Ptolemaios XIII gesteund zou worden, aangezien die zijn troon had te danken aan de Romeinse generaal. Ook was het een geschikte plaats om een oorlog voort te zetten. Het land van de Nijl produceerde grote hoeveelheden graan en dreef handel op Oost-Afrika en India. Hoewel Egypte sinds de regering van Ptolemaios’ vader Ptolemaios XII de Fluitspeler een miljoenenschuld had opgebouwd, was het een in principe welvarend land. Bovendien lag er een Romeins garnizoen.

Wat Pompeius niet weten kon, was om te beginnen dat Egypte enkele misoogsten achter de rug had en dat de bevolking onrustig was. En verder: dat Kleopatra VII weliswaar was afgezet, maar dat ze werkte aan haar terugkeer. Haar leger lag bij de berg Kasios tegenover dat van haar broer, die zich liet bevoorraden vanuit Pelousion. Het is een van die curieuze toevalligheden uit de geschiedenis dat Pompeius precies aankwam op het moment dat de twee legers daar ook waren.

Of toch niet? Pompeius had een paar dagen doorgebracht in Pafos, de hoofdstad van Cyprus, en zal daar hebben vernomen van de Egyptische burgeroorlog. Vanuit Pafos waren Pelousion en Kasios simpel te bereiken: de schipper voer pal zuidwaarts, naar een opvallend punt op de kust, de berg Kasios. Misschien probeerde Pompeius, door zich aan te dienen als beschermer van de Egyptische dynastie, zijn positie te versterken.

Bronnen

Dat is overigens een hypothese. Het blijkt niet uit de bronnen – en we hebben er niet minder dan tien. Voor de liefhebbers:

  • Contemporain zijn Caesars Burgeroorlog en een toespraak van Cicero.
  • Verder hebben we de beschikking over een uittreksel uit het geschiedwerk van Titus Livius, de Geografie van Strabon, de Romeinse Geschiedenis van Velleius Paterculus en de Pharsalia van de dichter Lucanus.
  • Andere bronnen lijken terug te gaan op Livius (en andere vroege bronnen): de anekdotenbundel van Valerius Maximus en de serieuze geschiedwerken van Appianus van Alexandrië en Cassius Dio.
  • De biografie van Ploutarchos is het uitgebreidst en lijkt terug te gaan op ooggetuige Theofanes van Mytilene.

Lucanus is de enige die vermeldt dat een speculator eques, een verkenner te paard, over de kust aan kwam rijden met de mededeling dat Pompeius was aangekomen. Het uitzenden van een verkenner suggereert dat het hof van Ptolemaios XIII de aankomst van de Romein verwachtte. Dat komt overeen met wat Ploutarchos vermeldt, namelijk dat Pompeius een bode vooruit had gestuurd.

De bronnen maken verder duidelijk dat de hofhouding niet wist wat men met de situatie aan moest. Er zou zijn vergaderd. Dat is eigenlijk wat raar. Immers, de uitkomst van de slag bij Farsalos was ook in Egypte bekend en men zal hebben besproken wat te doen als de verslagen generaal naar Egypte zou komen. Dit toont hoeveel verdichting er is in onze bronnen.

[U raadt al wat er rond 11:00 uur 2069 jaar geleden is gebeurd.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Kasios #KleopatraVIIFilopator #MarcusAnnaeusLucanus #Pelousion #Ploutarchos #PtolemaiosXIII #TheofanesVanMytilene #TweedeBurgeroorlog

2022-09-28

Brand in Alexandrië

Reconstructie van een antieke bibliotheek zoals die in Alexandrië (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Als ik u zeg dat het 11 november was en daaraan toevoeg dat het was toen Julius Caesar en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dit omreken naar 28 september 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Vechten.

Scheepsbrand

Zoals we eergisteren zagen, had de Ptolemaïsche generaal Achillas de aanval gelast op het koninklijk paleis in Alexandrië, waar Caesar zich had verschanst, samen met de koninklijke familie. De bestorming had weinig opgeleverd maar in de haven, naast het paleis, lagen twee eskaders van samen tweeënzeventig schepen waarmee Caesar volledig viel af te sluiten van de buitenwereld. Een logisch gevechtsdoel.

Caesar zelf schrijft:

Er werd zo hevig gevochten als te verwachten was. De ene partij zag daarin de weg naar een snelle overwinning, de andere naar redding. Caesar kreeg de overhand. Hij stak al die schepen én de schepen op de werven in brand, omdat hij met zijn kleine troep niet zo’n uitgestrekt terrein kon beschermen. (Burgeroorlog 3.112; vert. Hetty van Rooijen)

Ook Ploutarchos beschrijft de gevechten:

In deze oorlog liep hij eerst gevaar van water te worden afgesloten, doordat zijn vijanden de waterkanalen afgedamd hadden. Vervolgens dreigde de vijand hem van zijn vloot af te snijden en werd hij gedwongen het gevaar af te wenden met vuur, dat vanuit de scheepswerven om zich heen greep en de grote bibliotheek verwoestte. (Caesar 49; vert. Hetty van Rooijen)

We zullen over drie weken zien dat de waterleidingen pas later werden afgesneden.

Bibliotheekbrand

De opmerking over de bibliotheek is aanleiding geweest voor een van de bekendste misverstanden over de oude wereld: dat de bibliotheek van Alexandrië tijdens deze oorlog zou zijn vernietigd. Cassius Dio vertelt het ook:

Veel plaatsen werden in brand gestoken, met als gevolg dat onder andere de dokken en de graanopslagplaatsen in vlammen opgingen, alsmede de bibliotheek, waarvan men zegt dat de boeken in aantal enorm en van de beste kwaliteit waren. (42.38.2)

Behalve dat het verhaal niet waar is. In Boek 112 van zijn grote geschiedwerk beschreef Titus Livius de gebeurtenissen in meer detail. Veertigduizend boekrollen brandden in dit verheven monument van goede koninklijke smaak en visie. We zouden meer willen weten, maar Boek 112 is verloren gegaan, op een uittreksel én dit door Seneca overgeleverde citaat na. Het genoemde aantal is voldoende om te weten dat dit een bijgebouw moet zijn geweest van de bibliotheek, die ergens anders in de stad stond. Over de feitelijke verdwijning schreef ik hier.

Stadsbrand

De dichter Lucanus weet meer: de Romeinse soldaten schoten ook fakkels af naar de huizen van de burgers. De noordenwind wakkerden de vlammen aan en het vuur verspreidde zich, schrijft Lucanus, over de daken zoals wanneer een meteoor langs de hemel scheert. De ramp die zich zo voltrok, dwong de menigte om de stad te redden vóór ze de aanval op het gebarricadeerde paleis voortzette. Zo was Caesar, althans volgens Lucanus, belegerde en belegeraar tegelijk.

In de daarop volgende dagen versterkten Caesars manschappen het paleis. Op nog wat slotopmerkingen na vormt dit het einde van Caesars Commentaar op de Burgeroorlog. Het vervolg staat bekend als De Alexandrijnse Oorlog. De auteur is onbekend. Men heeft wel gedacht aan Aulus Hirtius, die ook het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, maar dit recente artikel suggereert anders. In elk geval constateert de anonieme auteur dat er weinig hout zat in de huizen van Alexandrië, waardoor ze niet lekker branden wilden. De tegenspraak met de andere bronnen is evident.

Het laatste woord is vandaag aan onze anonymus, die vertelt dat Caesar, nu hij de toegang tot de zee had behouden,

alle vlooteskaders opriep uit Rhodos, Syrië en Cilicië. Hij liet boogschutters komen uit Kreta en ruiters van Malchus, de koning van de Nabateeërs. Hij gaf orders om van alle kanten geschut te verzamelen, graan te laten sturen en hulptroepen te laten komen.

De admiraal die van Rhodos kwam, heette Eufranor. We zullen hem in november nog tegenkomen bij een zeeslag in de Alexandrijnse haven en in december tijdens een gevecht bij Kanopos. De man die Caesars versterkingen uit Syrië en Cilicië haalde, heette Mithridates van Pergamon, en ook over hem zullen we in januari te spreken komen. Voor het moment constateren we dat Caesar zich voorbereidde op wat een lange belegering dreigde te gaan worden.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Achillas #Alexandrië #AlexandrijnseOorlog #AulusHirtius #bibliotheekVanAlexandrië #CassiusDio #Egypte #EufranorVanRhodos #JuliusCaesar #LuciusAnnaeusSeneca #MarcusAnnaeusLucanus #MithridatesVanPergamon #Ploutarchos #PtolemaïscheRijk #TitusLivius

2025-06-25

Titus Livius (1): biografie

Zomaar een jonge Romein, niet per se Titus Livius (Archeologisch museum, Thessaloniki)

Ooit, lang geleden, nog in de vorige eeuw, had ik een website over de Oudheid, die hing onder een Planet-account en een URL had die eindigde op /~lende045. Dat was onhandig en ik besloot een domeinnaam te registreren. Een vernoeming naar de geboren verhalenverteller Herodotos leek me wel wat. Herodotus.com dus. Maar die naam was al vergeven. Livius.com dan, vernoemd naar die andere geboren verteller van historische verhalen? Die naam was al in handen van een Roemeense tandarts. En dus koos ik voor Livius.org. Achteraf bedacht ik: ik had ook Herodotus.org kunnen kiezen. Of een variant met Herodotos.

Wie was Livius, behalve een geboren verteller van historische verhalen? Omdat ik op vakantie ben, heb ik zeven stukken voor u klaargezet over de Romeinse auteur. Belangrijk om te onthouden: hij is geen historicus in de normale zin des woords, dus iemand die aan de hand van een genuanceerd causaliteitsbegrip probeert het verleden te verklaren. (Verklaren is wat het verslag maakt tot meer dan een opsomming; het genuanceerde causaliteitsbegrip is een voorwaarde voor hedendaagse wetenschappelijkheid.) Eerder was Livius een voorloper van de geschiedvorsing, zoals de alchimist voorafgaat aan de chemicus en de astroloog an de astronoom.

Jeugd

Het is een gemeenplaats om te zeggen dat over het leven van Titus Livius, de auteur van een Geschiedenis van Rome sinds de stichting van de stad, vrijwel niets bekend is. Bijna alles wat we over de auteur weten, zo gemeenplaatsen we verder, moeten we afleiden uit zijn geschiedwerk zelf en een handvol anekdotes bij latere auteurs. Dat is frustrerend maar in elk geval meer dan we weten over pakweg Homeros.

De christelijke auteur Hieronymus, die belangstelling had voor chronologie, beweert dat Livius is geboren in 59 v.Chr. en overleden in 17 na Christus. Dit maakt Livius een bijna-tijdgenoot van de Romeinse politicus Octavianus, die in 63 werd geboren, de alleenheerschappij vestigde onder de naam Augustus in en overleed in 14 na Chr.

Dat Livius is geboren in Patavium, het huidige Padua, blijkt uit zijn eigen werk, maar dat is alles wat we weten. Verschillende inscripties uit die stad noemen leden van de Liviusfamilie, maar geen daarvan kan worden verbonden met de geschiedschrijver. Hij zal hebben behoord tot de provinciale elite; zijn familie was vermogend genoeg om de jonge Titus naar een bekwame leraar te sturen. Omgekeerd: Livius’ moeizame omgang met Griekse teksten suggereert dat hij geen vervolgonderwijs heeft genoten in bijvoorbeeld Athene, zoals een Romeinse jongen uit de allerrijkste families zou hebben gedaan.

Tijdens Livius’ jeugd was Julius Caesar gouverneur van Gallia Cisalpina, de provincie waarin Padua lag. Het is waarschijnlijk dat de jongen vaak verhalen heeft gehoord over de oorlog in Gallië. Hij is echter nooit gewend geraakt aan het militaire leven. Zijn geschiedwerk verraadt weinig kennis van oorlogvoering. Dit, in combinatie met zijn gebrek aan politieke ervaring, zou Livius normaal gesproken hebben gediskwalificeerd als geschiedschrijver, maar zoals we zullen zien, is hij een beter auteur dan weleens wordt beweerd.

Toen Livius ongeveer tien jaar oud was, brak de Tweede Burgeroorlog uit. In 48 v.Chr. streed Caesar tegen Pompeius bij Farsalos. De volwassen Livius herinnerde zich later een miraculeus voorval. Zijn eigen beschrijving is niet bekend, maar een eeuw later vertelde de Griekse auteur Ploutarchos het volgende:

In Patavium was er een bekende waarzegger, Gaius Cornelius, een stadgenoot en kennis van de geschiedschrijver Titus Livius. Op de dag van de veldslag was deze man toevallig aan het werk. Volgens Livius begreep hij eerst dat het gevecht op dat moment was begonnen, en verklaarde hij tegen de aanwezigen dat op dit tijdstip de zaken werden beslist omdat de troepen nu in actie kwamen. Toen hij de verdere tekens onderzocht, sprong hij op in een soort extase en riep: “Caesar, de overwinning is aan u!” De aanwezigen waren verbaasd, maar hij nam de krans van zijn hoofd en verklaarde plechtig dat hij die niet meer zou dragen totdat de feiten hadden bewezen wat zijn kunst hem had onthuld. Livius zegt zeer expliciet dat dit echt is gebeurd.noot Ploutarchos, Caesar 47.

Titus Livius, een serieuze geest

We kennen nog een verhaal over Livius’ jeugd. De Romeinse filosoof Seneca vertelt dat de latere geschiedschrijver als jonge man filosofische essays schreef. Het kan waar zijn, hoewel Livius’ geschriften geen diep filosofische geest verraden. Hoe dit ook zij, deze anekdotes suggereren een ernstige jonge man, en dat is ook de indruk die we krijgen bij het lezen van zijn geschiedwerk. Humor en ironie zijn afwezig. Wel heeft hij groot gevoel voor de menselijke psyche en opmerkelijk veel sympathie voor mensen die lijden; in citeerde het verhaal van Verginia al. Wij vinden zijn ernst misschien wat moeilijk te verdragen, maar Livius had een hart.

Misschien was hij getraumatiseerd. Na de gewelddadige dood van Julius Caesar volgde immers een nieuwe burgeroorlog, waarin Padua een rol speelde. Het is bepaald niet ondenkbaar dat de jonge Titus Livius in 44/43 een deel van de gevechten heeft meegemaakt. Pas rond 30 v.Chr. keerde de rust weer, toen Octavianus de monarchie stichtte.

[wordt vanmiddag vervolgd]

#antiekeGeschiedschrijving #Augustus #Hieronymus #JuliusCaesar #KlassiekeGeschiedschrijvers #LiviusOrg #LuciusAnnaeusSeneca #Octavianus #Padua #Patavium #Ploutarchos #TitusLivius

2022-06-29

De slag bij Farsalos (2)

Re-enactors, gekleed als legionairs in de slag bij Farsalos

[Tweede deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

Ik eindigde het vorige stukje met beschrijvingen, zoals te vinden bij Appianus, van de aarzelingen waarmee de troepen van Pompeius en Caesar zich bij Farsalos tegenover elkaar opstelden. Alle aanwezigen – althans de uit Italië afkomstige legionairs – waren zich ervan bewust dat men stond tegenover andere burgers. Appianus lijkt hier een bron te delen met Cassius Dio; misschien is dat Titus Livius.

Telepathie

Ik noem hem, omdat hij in een verloren deel van zijn werk een persoonlijke anekdote opnam over de slag bij Farsalos, die is overgeleverd bij Ploutarchos.

In Patavium (Padua) zat op die dag Gaius Cornelius, een bekend waarzegger, medeburger en bekende van de schrijver Livius, de vogeltekens te raadplegen. Volgens Livius zag hij eerst het tijdstip van de slag, en hij zei tegen de aanwezigen dat de gebeurtenis aan de gang was en dat de mannen in actie kwamen. Daarna ging hij door met observeren en bij het zien van de tekens sprong hij enthousiast op en riep: “U overwint, Caesar!” De omstanders waren verbijsterd, maar Cornelius nam de krans van zijn hoofd en verklaarde onder ede dat hij hem niet meer op zou zetten totdat het feit voor zijn kunst getuigd had. Livius verzekert in elk geval dat het zo gebeurde. (Caesar 47; vert. Hetty van Rooijen)

Dit is een standaardanekdote, zoals we kennen bij wel meer historische gebeurtenissen. Hier is een antieke parallel, maar ook de slag bij Waterloo is nogal eens telepathisch waargenomen. Ik geloof niet in telepathie maar wel in bepaalde patronen waarmee verhalen mondeling worden doorgegeven. Farsalos is geen uitzondering.

Farsalos als broederkrijg

Cassius Dio heeft nog een schokkend voorbeeld. Als hij een beschrijving geeft van de naderende broederkrijg, vermeldt hij nog een detail: dat sommige Romeinse burgers die vielen bij Farsalos, probeerden hun familie nog een laatste groet te geven door hun moordenaar te verzoeken het door te geven. Het is te makkelijk dit af te doen als pure fictie; zeker, zulke dingen kunnen niet zijn gebeurd tijdens het heetst van de strijd, maar het is wel mogelijk in de latere gevechten, toen verspreid op het veld vluchtelingen werden ingehaald.

Broederstrijd dus. De soldaten aarzelden. Tijd verstreek. Men dacht na. Cassius Dio schrijft dat Caesar en Pompeius het signaal voor de aanval lieten blazen om te verhinderen dat de soldaten zouden weigeren te vechten.

[Wordt om half elf vervolgd. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #CassiusDio #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Padua #Patavium #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog

2025-03-29

De Romeinse tempel voor Concordia

De schamele resten van de tempel van Concordia

Als ik aan de westelijke zijde van het Forum Romanum sta – en dat heb ik weleens gedaan – moet ik altijd denken aan de ontmoeting van Gregory Peck en Audrey Hepburn aan de voet van de Boog van Septimius Severus. Vlak daarbij liggen de schamele resten van de Romeinse tempel voor de godin van de Eendracht, Concordia.

De Standenstrijd

Dat heiligdom was in de jaren zestig van de vierde eeuw v.Chr. gebouwd om het einde te herdenken van het slepende sociale conflict tussen patriciërs en plebejers, de zogeheten Standenstrijd. De eerste groep, de Romeinse adel, monopoliseerde op dat moment consulaat en Senaat. Het plebs (letterlijk: het vulsel) was de rest van de bevolking, en daaronder waren ook rijke mannen die bestuursfuncties wilden bekleden. Hun voornaamste argument om toegelaten te worden tot de hoogste magistratuur, was dat zij in tijden van oorlog werden geacht in de voorste gelederen te strijden, maar dat zij geen invloed hadden op de beslissing over oorlog en vrede. Bovendien betaalden ze veel belasting zonder iets te mogen zeggen over de besteding daarvan.

Deze ambitieuze en rijke niet-aristocraten verbonden zich met de armen, die ook enkele grieven hadden. Velen hadden schulden gemaakt om de belasting te betalen waarmee de bouw van de  republikeinse stadsmuur werd gefinancierd. Ze eisten schuldsanering. Degenen die hun boerderij aan schuldeisers hadden moeten verkopen, verlangden nieuw land. Veel van het veroverde land was namelijk in handen gekomen van de allerrijksten, die best wat konden missen. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Titus Livius kanaliseerden de volkstribunen Sextius en Licinius de onvrede:

Ze stelden wetten voor die allemaal gericht waren tegen de invloed van de patriciërs en de belangen van de plebejers dienden. Een ervan betrof de schulden: wat er al aan rente was betaald zou in mindering moeten worden gebracht van de hoofdsom en het restant zou in drie gelijke jaarlijkse termijnen moeten worden afgelost. Een tweede wet bepaalde de omvang van het grondbezit: niemand zou meer mogen bezitten dan 125 hectare land. Volgens een derde wet … zou een van beide consuls uit de plebejers worden gekozen. Alle drie waren het reusachtige projecten, die niet dan met de grootste strijd verwezenlijkt konden worden. Hiermee werd alles wat door mensen mateloos begeerd wordt – land, geld, hoge posities – in één keer aan de orde gesteld.noot Titus Livius, Geschiedenis van Rome sinds de stichting van de stad 6.35.4-5; vert. Hetty van Rooijen.

Volgens het Romeinse staatsrecht van die tijd mochten volkstribunen geen wetten indienen, maar alleen zaken verbieden. Dat wapen was echter scherp genoeg: Licinius en Sextius verboden álles, zelfs magistratenverkiezingen. Een jaar lang heerste er anarchie. De impasse werd doorbroken toen er oorlog uitbrak en de senatoren een dictator aanwezen. Dat was het enige wat volkstribunen niet konden verbieden.

De eerste tempel voor Concordia

De man die de problemen moest oplossen, was Marcus Furius Camillus, de meest vooraanstaande senator van zijn tijd. Hij had zo’n veertig jaar daarvoor het gehate Veii veroverd en het Romeinse prestige in Latium na de Gallische inval hersteld. Ook ditmaal boekte hij een militaire zege, en toen de soldaten met buit naar de stad terugkeerden was er al iets van de spanning uit de lucht genomen. De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos vertelt dat de volkstribunen toen probeerden Camillus te laten arresteren:

Op het Forum brak een geschreeuw en tumult uit zoals nog nooit was vertoond. Het gevolg van Camillus probeerde de gerechtsdienaar van het podium af te duwen, terwijl de menigte daaronder hem aanspoorde Camillus mee te trekken. Deze wist niet goed raad met de situatie, maar legde zijn ambt niet neer. Hij verzocht de senatoren hem te volgen en begaf zich naar het Senaatsgebouw. Voordat hij naar binnen ging, draaide hij zich om naar het Capitool en smeekte de goden de toestand tot het best mogelijke einde te brengen. Verder deed hij de gelofte een tempel voor de Eendracht te bouwen als de onrust was bedaard.

In de Senaat ontstond een fel debat over de tegenover elkaar staande meningen, maar het mildere standpunt, dat aan het volk tegemoet kwam en het wilde toestaan één van de consuls uit hun midden te kiezen, kreeg de overhand. Toen Camillus dit aan het volk bekendmaakte als Senaatsbesluit, waren ze, zoals te verwachten viel, opgetogen en verzoenden zich onmiddellijk met de Senaat, en onder luide toejuichingen begeleidden ze Camillus naar huis.

De volgende dag kwamen ze bijeen en besloten om ter herdenking van het gebeurde het heiligdom van de Eendracht, dat Camillus had beloofd, te bouwen tegenover het Forum en het Comitium.noot Ploutarchos, Camillus 52.2-4.

Verschillende geleerden menen dat dit verhaal onwaar is en dat de tempel van Concordia in feite is gebouwd aan het einde van de vierde eeuw. Hoe dit ook zij, het gebouw onderging tijdens de Tweede Punische Oorlog een opknapbeurt. Weliswaar was de tempel niet beschadigd, maar de initiatiefnemer zocht naar een mogelijkheid het Romeinse volk ertoe te motiveren eensgezind de oorlogsinspanning aan te gaan.

Tweedracht en eendracht

De volgende constructiefase dateert uit 121 v.Chr. en diende om te gedenken dat consul Lucius Opimius in dat jaar Gaius Gracchus en zijn aanhangers had laten doden. Opimius bouwde naast de tempel van Concordia de Basilica Opimia, waarover Ploutarchos het volgende schrijft:

De bouw van de tempel van de Eendracht door Opimius zette kwaad bloed bij de bevolking. Zo wekte hij de indruk er trots op te zijn dat zoveel burgers waren gedood. Het leek wel een triomf. Daarom schreven sommigen ’s nachts onder de inscriptie op de tempel: ‘Krankzinnige tweedracht bouwt een tempel voor Eendracht.’noot Ploutarchos, Gaius Gracchus 17.6.

Concordia Augusta

Zijn definitieve vorm kreeg de tempel van de Eenheid ten tijde van keizer Augustus. Voortaan vond hier de cultus plaats voor Concordia Augusta, een naam die op drie manieren kon worden uitgelegd: als ‘verheven eendracht’, als ‘door de keizer verwezenlijkte eensgezindheid’ en als ‘harmonie binnen de keizerlijke familie’. De eerste betekenis was natuurlijk de beoogde en de meeste Romeinen stemden ermee in omdat er een einde was gekomen aan de burgeroorlogen. Maar er zullen bij de inwijding in 10 of 12 na Chr. ook mensen zijn geweest die voor een moment dachten aan de tweede interpretatie. Augustus had de oppositie immers de mond gesnoerd.

Ook de derde uitleg zal sommige aanwezigen door het hoofd hebben gespeeld, want de inwijding werd verricht door Augustus’ beoogde opvolger Tiberius. De verhouding tussen beide mannen was lange tijd gespannen geweest en de godin van de Eendracht had de Romeinen zelden zo gezegend als toen ze Augustus en Tiberius had verzoend.

De nieuwe tempel was dus gewijd aan de verheven eendracht, maar suggereerde tegelijk dat de bestuurders eensgezind en sterk waren en oppositie ongewenst was. Hetzelfde signaal werd afgegeven door de beelden aan weerszijden van de trap naar de tempel: Hercules en Mercurius, de kracht en het kapitaal van het regime. Bovenop de nok stonden Concordia en twee andere godinnen (vermoedelijk Vrede en Gezondheid), geflankeerd door beelden van soldaten.

Museum

De zaal van de T-vormige tempel was groter dan het Senaatsgebouw, en daarom vonden hier de vergaderingen van het hoge college plaats als de opkomst hoog was. De senatoren zaten dan in een indrukwekkende ruimte, want de tempel van de Eendracht diende tevens als museum van Griekse beeldhouw- en schilderkunst. De oudere Plinius noemt in zijn Natuurlijke historie elf kunstwerken van antieke topkunstenaars`, zoals vier olifanten van obsidiaan.

En dit was nog niet alles. Keizer Tiberius liet er een standbeeld van de Griekse godin Hestia opstellen dat hij had laten overbrengen van het eiland Paros. Flavia Domitilla, de dochter van keizer Vespasianus, overtrof echter alle schenkingen met een gouden zegelring waaraan een even beroemd als tragisch verhaal was verbonden. Hij zou namelijk hebben toebehoord aan Polykrates, de alleenheerser van Samos. Volgens de sage was hij de gelukkigste mens op aarde en had hij zich tijdig gerealiseerd dat de goden jaloers zouden worden op zijn voorspoed. Om toch enig verdriet te hebben en daarmee de goddelijke toorn af te wenden, had hij het sieraad in zee geworpen, maar een paar dagen later had zijn kok het voorwerp aangetroffen in de maag van een vis die hij bereidde voor zijn meester. Deze wist toen dat hij gedoemd was en kwam in 522 v.Chr. inderdaad onaangenaam aan zijn einde. Plinius de Oudere beschrijft het juweel:

Het staat vast dat de edelsteen een bruin-witte agaat was en we moeten maar geloven dat ze hem tentoonstellen in het heiligdom van de Eendracht, gevat in een gouden hoorn, een geschenk van de keizerin. In een collectie van veel kostbaarder voorwerpen neemt deze bijna de laatste plaats in.noot Plinius, Natuurlijke Historie 37.4.

#AudreyHepburn #Augustus #Concordia #ForumRomanum #GaiusSemproniusGracchus #GregoryPeck #LuciusOpimius #MarcusFuriusCamillus #patriciërs #plebs #PliniusDeOudere #Ploutarchos #PolykratesVanSamos #Rome #Standenstrijd #TitusLivius #TweedePunischeOorlog

2025-02-18

De slag aan de Granikos (2)

De Granikos

[Dit is het tweede van drie blogjes over de slag aan de Granikos. Het eerste was hier.]

Al onze bronnen vermelden dat het Macedonische en het Perzische leger laat op de middag contact maakten, maar de auteurs zijn het oneens over het vervolg. Arrianus en Ploutarchos vertellen dat Alexander en zijn rechterhand Parmenion kort met elkaar spraken over de te volgen tactiek. De oude generaal wees erop dat de hellingen van het riviertje te steil waren om snel te beklimmen. Als de Macedoniërs de rivier overstaken, zei hij, waren ze een makkelijke prooi voor de Perzen op de oostelijke oever. Het was beter de stroom over te steken onder dekking van de nacht. Alexander antwoordde dat hij zich zou schamen als dit beekje hem tegenhield terwijl hij zonder problemen de zee was overgestoken, en gaf daarop het bevel voor een aanval dwars door het dal.

Conflicterende bronnen

Tot zover Ploutarchos en Arrianus. Diodoros van Sicilië, de auteur over wie ik gisteren blogde, vertelt iets anders. Volgens hem staken de Macedoniërs de Granikos vlak voor dageraad over, precies zoals Parmenion volgens Arrianus en Ploutarchos had geadviseerd.

Het ligt voor de hand op dit punt Diodoros te geloven. De traag stromende Granikos vormt tegenwoordig een tien meter brede geul door betrekkelijk vlak terrein en aardwetenschappers zien geen reden om aan te nemen dat het landschap er in de Oudheid anders uitzag.

[Tussen haakjes nogmaals: ik erger me dus echt wild aan dat oudheidkundige “nieuws”. Het slagveld aan de Granikos is al lang en breed wetenschappelijk onderzocht.]

Het door Arrianus en Ploutarchos genoemde aanvalsbevel houdt in dat Alexanders ruiters eerst de geul in reden, vervolgens door het kniehoge water gingen, en daarna met paard en al een zeer steile, vaak vier meter hoge, met kreupelhout begroeide helling moesten beklimmen. Een onmogelijke taak. De cavalerie zou een weerloze prooi zijn geworden voor projectielen vanaf de andere oever.

Granikos of Granikosvlakte?

Een tweede reden om aan te nemen dat de slag op de vlakte ten oosten van de rivier is gestreden, is de opstelling van het Perzische leger, zoals Arrianus die beschrijft. De Perzen zouden twintigduizend man cavalerie vóór twintigduizend Griekse huurlingen hebben geplaatst. Dat is waanzin als er is gestreden op een oever, waar de paarden immers alleen maar in de weg zouden hebben gelopen; het is echter logisch als de Perzen moesten vechten op de vlakte áchter de Granikos. Ze hoopten met een snelle aanval met het onderdeel waarmee zij het sterkste waren, de cavalerie, de Macedonische ruiterij uit te schakelen. Vóór de gevaarlijke Macedonische falanx slaags zou zijn geraakt met de inferieure Perzische infanterie, zou ze in de rug zijn aangevallen door de vijandelijke cavalerie.

Het lijkt daarom beter Diodoros te volgen en een verklaring te zoeken voor de onjuiste informatie die we vinden bij Arrianus en Ploutarchos. Gelukkig ligt die voor de hand. Hun verslagen gaan namelijk terug op Alexanders hofbiograaf Kallisthenes, die in zijn boek Parmenion vaak presenteert als de voorzichtige adviseur die door de moed en scherpzinnigheid van de jonge heerser voortdurend in het ongelijk werd gesteld. Maar dat is dus propaganda.

[wordt vervolgd; een overzicht van alle Alexanderblogs is hier.]

#AlexanderDeGrote #Arrianus #DiodorosVanSicilië #falanx #Kallisthenes #Parmenion #Ploutarchos #slagAanDeGranikos #Turkije

2025-02-16

Echte en onechte brieven van Paulus

Paulus (Rome, Santa Prassede)

Een nieuwe zondag, een nieuw stukje over de wereld van het Nieuwe Testament. En we gaan het eens hebben over auteurschap. Meer in het bijzonder: wie schreef de dertien brieven van de apostel Paulus? Daar is nogal wat om te doen, namelijk. Voor degenen die de Bijbel als het woord van God nemen, is dit een non-probleem: ongeacht wie de pen in de hand had, zijn alle teksten uit het Nieuwe Testament door God geopenbaard, zodat elke tekst normatief is, wie ze ook schreef.

Desondanks is er al sinds mensenheugenis discussie over. De Alexandrijnse geleerde Origenes, die schreef in de eerste helft van de derde eeuw, betwijfelde al of Paulus de Brief aan de Hebreeën had geschreven. En Origenes was een scherpzinnig geleerde, die wist van de tekst- en bronkritische hoeden en randen. Sindsdien zijn er allerlei argumenten naar voren gebracht. Ik zal de uitkomst alvast verklappen: niemand trekt de authenticiteit in twijfel van Romeinen, 1 Korintiërs, 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, 1 Thessalonicenzen en Filemon. Over de rest is discussie.

Waarom discussie?

Eén van de redenen om te debatteren is dat antieke brieven met een levensbeschouwelijke inslag sowieso verdacht zijn. Classici voeren een vrolijke discussie over de brieven van de Atheense filosoof Plato en voeren geen discussie over de brieven van Apollonios van Tyana (allemaal vals). De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos citeert in zijn Leven van Alexander uit een fictieve correspondentie tussen Alexander en Aristoteles.noot Ik noem dit omdat het bewijs dat Alexander de leerling is geweest van Aristoteles minder sterk is dan wel wordt aangenomen. Dat geleerden vraagtekens plaatsen bij het auteurschap van Paulus, is dus heel normaal: het genre schreeuwt erom.

De aanleiding tot de vraag zit soms ook in de brief. Hebreeën vermeldt geen afzender en heeft sowieso een beetje de vorm van een essay. De authenticiteitsvraag dringt zich dan vanzelf op.

De complicaties

Het probleem is nu: we hebben eigenlijk wat weinig context. We hebben een algemeen verhaal over Paulus’ reizen, de Handelingen van de apostelen, maar dat is meer een roman dan een biografie. En hoewel het te ver zou gaan de tekst als historisch volslagen onbetrouwbaar neer te zetten, zijn er toch wel heel gekke discrepanties tussen de Paulus van de Handelingen en de Paulus van de authentieke brieven.

Volgens de brieven-Paulus konden niet-Joden toetreden tot het Verbond zonder dat er eisen werden gesteld, terwijl de Handelingen-Paulus akkoord gaat met de Noachitische geboden. In de brieven noemt Paulus zich te pas en te onpas “apostel”, Handelingen duidt hem één keer zo aan.noot Handelingen 14.4. Ook de biografie van de twee Paulussen is anders. Samenvattend: de auteur van de Handelingen schetst geen reële Paulus maar een ideale christen. Of beter: de auteur herkende allerlei spanningen tussen de diverse soorten christenen en paste zijn Paulus zó aan dat consensus mogelijk was. Dat is een duidelijk doel, maar maakt het lastig om de authenticiteit van de brieven te toetsen aan de hand van Handelingen.

Criteria

Theologie dan? Er zijn tussen de authentieke en bediscussieerde teksten overeenkomsten en verschillen. Er liggen nu twee problemen. Het eerste is: niet-authenticiteit is altijd makkelijker te beredeneren. Het is vrij simpel verschillen te benoemen die overtuigend ogen, terwijl het aanwijzen van overeenkomsten neerkomt op het opsommen van platitudes. Dat Paulus en iemand die deed alsof ’ie Paulus was, allebei geloofden in één god en aan Christus een speciale plek toewijzen: dat is allemaal zo logisch dat het niet overtuigt.

Het tweede probleem is dat denkende mensen van mening veranderen. Zoiets geldt zeker voor Paulus, die begon als farizee en zich ontwikkelde tot christen. We weten dus dat deze man niet over alles altijd hetzelfde dacht.

Nog iets: voor wie schreef iemand? Een Paulus die zich richtte tot mensen die hem al kenden zou hun andere dingen vertellen dan aan mensen die hem niet kenden. Elke auteur past zijn vorm aan zijn doelgroep aan: de Max Havelaar die zich richt tot de hoofden van Lebak hanteert islamitisch jargon, de Max Havelaar van “Over de verhouding der europesche ambtenaren tot de Regenten op Java” niet. Verschillen in vorm en stijl zijn dus te verwachten.

Woordkeuze is ook weleens genoemd. De auteur van de omstreden Brief aan de Efesiërs hanteert woorden die overeenkomen met de Eerste brief van Clemens, die een halve eeuw na Paulus geschreven moet zijn. Van diezelfde brief aan de Efesiërs is weleens opgemerkt dat ze een kerk-in-wording veronderstelt, die er in Paulus’ eigen tijd zeker nog niet was.

Tot slot: stylometrie? Helaas zijn de brieven wat kort, maar er is wel onderzoek gedaan. Logischerwijs nemen onderzoekers de zeven authentieke teksten als norm en vergelijken de andere teksten daarmee. Dan lijken de omstreden Efeziërs en Kolossenzen authentieker te zijn dan de twee brieven aan Timotheüs.

Ik komt tot een soort conclusie. Toen ik me voornam dit eens uit te zoeken, meende ik te weten dat zeven brieven echt waren en de rest omstreden. Dat is nog steeds mijn conclusie, want de consensus van de wetenschappers is zwaarwegend. Maar nu ik me er wat in verdiep, begrijp ik wel beter waarom geleerden verdeeld zijn over de andere brieven: het is heel lastig om authenticiteit en gebrek aan authenticiteit aan te tonen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier. En een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect van de oudheidkunde vindt u daar.]

#AlexanderDeGrote #ApolloniosVanTyana #Aristoteles #authenticiteitscriteria #BriefAanDeEfesiërs #BriefAanDeFilippenzen #BriefAanDeGalaten #BriefAanDeHebreeën #BriefAanDeKolossenzen #BriefAanDeRomeinen #BriefAanFilemon #briefliteratuur #EersteBriefAanDeKorintiërs #EersteBriefAanDeThessalonicenzen #EersteBriefAanTimotheüs #EersteBriefVanClemens #HandelingenVanDeApostelen #MaxHavelaar #NieuweTestament #Paulus #Plato #Ploutarchos #stylometrie #TweedeBriefAanDeKorintiërs #TweedeBriefAanTimotheüs

2024-10-25

Quintus Ligarius

Zomaar een Romein, dus niet per se Quintus Ligarius (Capitolijnse Musea, Rome)

Ik introduceer mijn stukjes over de laatste jaren van Julius Caesar meestal met het omrekenen van de republikeinse datum naar onze kalender. Vandaag sla ik die gimmick over. Evengoed gaan we het hebben over Caesar. Of beter, over een tijdgenoot: Quintus Ligarius, over wiens lot de rechtbank 2069 jaar geleden besliste.

Hij diende al jaren in het huidige Tunesië: in 50 v.Chr. als assistent van gouverneur Gaius Considius Longus; later als diens plaatsvervanger; weer later als adjudant van Pompeius’ bondgenoot Publius Attius Varus. Ligarius nam deel aan de slag bij Thapsus en werd na afloop gevangen genomen in Hadrumetum. Caesar liet hem in leven maar stond hem niet toe terug te reizen naar Italië.

Rechtszaak

Op verzoek van Ligarius’ familie besloot Cicero de kwestie bij Caesar aan te kaarten, maar juist toen die zich welwillend betoonde, kwam bericht dat Ligarius op een of andere manier had samengewerkt met koning Juba I van Numidië. Dat betekende dat de balling niet zomaar een verdediger was van de Romeinse Republiek, maar hoogverraad had gepleegd. Er kwam een rechtszaak. De aanklager schijnt de Quintus Aelius Tubero te zijn geweest die ook een geschiedenis van Rome heeft geschreven, benut door Titus Livius.

De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos vertelt dat Caesar de rechtszaak bijwoonde omdat hij zin had Cicero, die gold als een van de grootste redenaars van zijn tijd, weer eens te horen spreken.

Toen Quintus Ligarius werd aangeklaagd omdat hij tot Caesars vijanden had behoord en Cicero hem verdedigde, zei Caesar tegen zijn vrienden: “Wat belet ons Cicero weer eens te horen spreken, nu die man al lang veroordeeld is als een schurk en een vijand?”

Cicero maakte meteen vanaf zijn eerste woorden buitengewoon veel indruk en naarmate zijn betoog vorderde ontplooide het zo’n rijke scala aan emoties en zo’n ongelooflijke charme dat Caesar herhaaldelijk van kleur verschoot en duidelijk aan allerlei emoties ten prooi was. En toen de redenaar ten slotte de gevechten bij Farsalos aanroerde, raakte Caesar buiten zichzelf. Zijn lichaam schokte en hij liet enkele papieren uit zijn hand vallen. In elk geval sprak hij de man noodgedwongen vrij van schuld.noot Ploutarchos, Cicero 40; vert. Hetty van Rooijen.

Verzoening en moord

Ik sluit niet uit dat Caesar oprecht aangedaan was toen hij Cicero’s oproep tot verzoening hoorde. Zoals ik al vaker heb geschreven heeft ook iemand die met een putsch aan de macht komt, behoefte aan goede bestuurders. Zo ook Caesar. Niet hij had de burgeroorlog gewild – althans, zo zag hij het zelf – en hij streefde naar stabiliteit. Farsalos was een overwinning die hij niet had gezocht, zoals de moord op Pompeius hem ook slecht was uitgekomen. Dat hij geschokt reageerde toen Cicero de verschrikkingen van Farsalos evoceerde, wil ik geloven. Het was, zo lijkt me, ook voor de overwinnaar traumatisch geweest.

Enfin. Caesar was een van de juryleden die Quintus Ligarius vrijsprak. De man mocht terugkeren naar Rome. Heel dankbaar betoonde deze zich echter niet: hij was een van degenen die deelnam aan de samenzwering tegen en moord op Caesar. Ruim een jaar later, toen Octavianus, Marcus Antonius en Lepidus het Tweede Driemanschap hadden gesloten, werd Ligarius vogelvrij verklaard en uit de weg geruimd.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Cicero #GaiusConsidiusLongus #Hadrumetum #JubaI #Ploutarchos #PubliusAttiusVarus #QuintusAeliusTubero #QuintusLigarius #rechtbank #Thapsus #TweedeBurgeroorlog #TweedeDriemanschap

Client Info

Server: https://mastodon.social
Version: 2025.04
Repository: https://github.com/cyevgeniy/lmst